Chopins nocturnes ontstijgen nationalisme, iedereen kan erin ‘thuiskomen’. Een gesprek met filosoof en schrijver Alicja Gescinska over thuis zijn in muziek – en in Europa.
Het Skype-scherm toont een uitsnede van een werkkamer. Rechts een flardje boekenkast, links een stukje muur dat is behangen met een plantenmotief. Op de achtergrond klinken spelende kinderen.
Filosoof en schrijfster Alicja Gescinska zit achter haar bureau, thuis in het Vlaamse Beerse, gekleed in een blauwe trui met gele sterren erop. Een associatie met de Europese vlag dringt zich op, aangezien Gescinska kandidaat-Europarlementariër is voor de Vlaamse liberaal-democratische partij Open Vld. Bij het ter perse gaan van dit blad is nog onbekend of ze een zetel krijgt na de verkiezingen van eind mei. ‘Zelfs op een verkiesbare plek is het mogelijk dat je niet verkozen wordt,’ relativeert ze. ‘Voorbeelden genoeg.’
Tekst loopt door onder afbeelding.
Beeld: De Beeldredaktie / Tim Dirven
Drie jaar geleden won Gescinska de Vlaamse Debuutprijs voor haar roman Een soort van liefde, vorig jaar verscheen haar jongste essay Thuis in muziek. In haar werk pleit ze vóór socratische twijfel en tégen hokjesgeest.
Door haar liberale Europese kandidatuur krijgt Gescinska nu regelmatig het verwijt dat ze zichzelf in een hokje heeft geduwd. Dat is een misvatting, benadrukt ze: ‘De Europese liberale familie is zeer uitgebreid. Ze biedt onderdak aan een breed scala van politici, van links-emancipatoir tot rechts-economisch. Nu ik vaker met politici praat, valt me op dat je bij de liberalen het meest je authenticiteit kunt bewaren. Bij andere stromingen overheerst het groepsdenken. Van liberalen wordt soms laatdunkend gezegd dat ze slechts voor zichzelf denken, maar dat is volgens mij precies wat je als mens moet doen. Zelfstandig denken.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
In campagnetijd komt Gescinska nauwelijks toe aan het luisteren naar muziek. Vooruit, er was vandaag wel muziek, maar ‘niet zulke goede’, geeft ze enigszins beschroomd toe: ‘Ik heb een playlist opgezet van populaire klassiekers, die ik vaak afspeel als ik sta te koken of als ik met de kinderen bezig ben. Vooral Poolse hits uit mijn jeugdjaren.’
In Thuis in muziek haalt Gescinska de Russische componist Igor Stravinsky aan: ‘Horen kan iedereen (…), een eend kan horen. Maar luisteren, daar is niet iedereen toe in staat.’ Met een playlist vol soepel klinkende hits kun je ontspannen na een dag hard werken, maar volgens Gescinska dreig je daarmee wel in één van Stravinsky’s eenden te veranderen. Je verleert de kunst om te luisteren naar muziek die meer van je vergt, zoals die van Chopin, Schubert of Stravinsky zelf. Muziek die je uitnodigt om ‘de subjectieve ruimte van een ander ik’ te betreden en met de componist in dialoog te gaan. Maar ook: muziek om in thuis te komen.
Bestemming
Gescinska, geboren in 1981 te Warschau, vluchtte op haar zevende met haar ouders uit het communistische Polen naar België. Na een studie moraalwetenschappen in Gent voerde haar academische carrière haar onder andere naar Princeton University en Amherst College in de Verenigde Staten.
Ze schrijft: ‘Als ik in België ben, mis ik Polen, maar wanneer ik terug in Polen ben, blijk ik daar ook iets wezenlijks te ontberen, en niet enkel België. Zelfs wanneer ik in Warschau ben, mis ik Warschau. Stilaan begin ik te aanvaarden dat het gevoel van onbestemdheid mijn belangrijkste bestemming is.’ Dit gevoel herkent Gescinska onder andere in het lied Der Wanderer (1816) van Franz Schubert: ‘Ich bin ein Fremdling überall. Wo bist du, wo bist du, mein geliebtes Land?’
‘In mijn tienerjaren zocht ik naar een plek waarmee ik volledig kon samenvallen’, vertelt Gescinska. ‘Dat verlangen heb ik losgelaten. Ik zou in Parijs kunnen wonen, in Londen, Warschau of Amsterdam. Overal vind ik mensen bij wie ik me snel thuis voel, maar ik heb aanvaard dat ik tegelijkertijd een buitenbeentje blijf. Dingen die je niet kunt veranderen, kun je maar beter omarmen. Het vermogen om onbestemdheid te aanvaarden heb ik ook aan muziek te danken. Waar ik ook ben ter wereld, of het nu in New York is of hier in Beerse, ik kan me altijd wenden tot Chopin of Schubert. En dan is alles goed. Dan ben ik weer thuis in de wereld.’
Tekst loopt door onder afbeelding.
Beeld: De Beeldredaktie / Tim Dirven
Vaak wordt de muziek van de Poolse balling Frédéric Chopin geïnterpreteerd als een hunkering naar het thuisland, en ontegenzeglijk heeft zijn muziek veel voor Polen betekend. Maar Chopins nocturnes ontstijgen nationalisme, meent Gescinska: ‘Je kan je door zijn muziek verbonden voelen met ándere mensen die verlangen naar een thuis. Zelf voel ik mij intens verbonden met fado, het Portugese levenslied. Ik heb geen enkele link met de Portugese geschiedenis, ik versta zelfs geen Portugees, maar als ik fado luister, voel ik mij toch begrepen. Dan ben ik verbonden met de zangers in hun hunkering naar een verloren land. Voor een Portugees zal het makkelijker zijn om fado te begrijpen; vanuit een gedeeld verleden vind je sneller poortjes en bruggetjes naar zaken die jou verbinden met die ander. Maar je hoeft ook niet Pools te zijn om je door Chopin begrepen te voelen en je deel te voelen van een groter geheel.’
Waarom zijn de gevoelens die u noemt, zo belangrijk?
‘Zonder het gevoel thuis te zijn in je bestaan, zal je jezelf als gevangene van dat bestaan ervaren. Een soort zelfvervreemding. Dat kan weer leiden tot frustratie, jaloezie, ressentiment. Allemaal emoties die veel leed veroorzaken in de wereld, die een voedingsbodem vormen voor haat en het kwaad. Een mens is pas echt vrij wanneer hij goed in zijn vel zit. Muziek helpt daarbij.’
Welk muziekstuk drukt het zoeken naar de Europese gedachte het beste uit?
‘Ik denk dan niet per se aan één stuk. Door Benjamin Brittens arrangementen van Engelse folk songs kan ik me bijvoorbeeld diep verbonden voelen met Engeland. Niet iedereen die naar Brittens muziek luistert, voelt noodzakelijk dezelfde verbondenheid. Maar hoe vaag en uitgestrekt de Europese identiteit ook is, muziek biedt ons de mogelijkheid om elkaar over landsgrenzen heen te begrijpen. Veel eurosceptici die terug willen vallen op de natiestaat, zouden het volgens mij niet uithouden met alleen de muziek die binnen hun eigen grenzen wordt gemaakt. Zelfs de Thierry Baudets van deze wereld zullen zichzelf meer herkennen in muziek van buiten hun grenzen dan in pakweg André Hazes. Door de eeuwen heen hebben naties constant invloeden uitgewisseld. We hebben blijkbaar zaken van buiten onze landsgrenzen nodig om onszelf thuis te voelen en te begrijpen.’
Thuis in muziek wordt aanbevolen door de conservatieve Britse filosoof en estheet Roger Scruton. Tijdens een interview dat Gescinska met hem afnam voor de Belgische televisie sprak Scruton: ‘Schoonheid verbindt ons met de wereld. Het zegt ons: jij hoort hier thuis.’
Scruton muntte ook het begrip ‘oikofobie’, in Nederland door FvD-leider Thierry Baudet gepopulariseerd als ‘ziekelijke afkeer van de eigen cultuur’. Volgens Gescinska is dat een karikatuur van Scrutons begrip: ‘Ik vind het een belediging voor mijn vriend Roger Scruton dat hij in Nederland vaak in één adem met Baudet wordt genoemd. Scruton is veel genuanceerder. Hij schrijft bijvoorbeeld dat als mensen verantwoordelijkheid dragen voor hun eigen tuin, ze er anders voor zullen zorgen dan wanneer de tuin van iedereen is.’
Gescinska bezigt een typisch Vlaamse uitdrukking: ‘Baudet is de pedalen kwijt, dat heeft Scruton zelf publiekelijk verklaard. Iedereen met een ontwikkeld gevoel voor esthetiek zal met afschuw kijken naar de schreeuwerige, ongenuanceerde manier waarop populisten politiek bedrijven. Daar is weinig verhevens of verfijnds aan. Ook kan een filosoof onmogelijk vrede hebben met de sociale en politieke ontwaarding van de waarheid als gevolg van fake news, de alternatieve waarheden en complete leugens waar populisten op steunen. De basis van Scrutons conservatisme is respect voor de omgeving en de ander. Baudet blinkt uit in het gebrek aan een dergelijk respect.’
Bent u als kandidaat-Europarlementariër dan van plan om het begrip oikofobie op een manier in te zetten die recht doet aan Scruton?
‘Nee, want het past niet bij mij, ik spreek niet graag over fobieën. Ik spreek liever over ‘thuis’. Een mens floreert als hij zich thuis voelt in zijn omgeving. Als hij ’s morgens opstaat en denkt: ik ga voor mijn omgeving en mijn medemens zorgen. De wereld verandert snel, mensen van buiten Europa komen hier wonen, en het is noodzakelijk dat al die mensen zich thuis voelen. Terwijl, een woord als “oikofobie”…’ Gescinska slaakt een zucht. Ze vervolgt: ‘Het is niet dat angsten niet reëel zijn. Angsten hebben een belangrijke functie, het is goed dat we ze hebben. Mensen vragen zich af of er straks nog genoeg grondstoffen zijn, of we de lucht nog kunnen inademen. Kunnen we onze mening blijven vormen en in vrijheid onze stem uitbrengen in een tijd van fake news? Die bezorgdheid kan omslaan in angst. Met doemdenken schieten we niets op, maar toch zie ik angst niet direct als iets problematisch. Vrees je angst niet, want het is een signaal. Ik vind het fantastisch om te zien hoe de klimaatspijbelaars uit bezorgdheid over de toekomst een signaal afgeven aan politici. Vergelijk het met een liefdesrelatie. Als je er honderd procent zeker van bent dat je partner je nooit zal verlaten, ga je minder zorg dragen voor elkaar. Pas als je ervan doordrongen bent dat de relatie niet voor eeuwig is, zorg je dat je er bent voor de ander. Waardevolle dingen zijn niet voor eeuwig, ze zijn kwetsbaar en kunnen verloren gaan. Angst voor dat verlies zie ik als iets positiefs, omdat het aanzet tot handelen.’
U bepleit meer socratische twijfel in het politieke debat. Hoe zou u als Europarlementariër die twijfel in stelling brengen tegen eurosceptici met een rotsvast idee van de eigen oikos?
‘Die vraag onthult al een belangrijke waarheid: eurosceptici zijn helemaal geen sceptici, ze zijn in de regel rotsvast overtuigd van hun eigen visie. Een scepticus is iemand die de dingen bevraagt, in de eerste plaats zijn eigen overtuigingen. Dat doen eurosceptici niet echt. Ze verschuilen zich achter de mantra dat zowat alles de schuld van de EU is, en dus moet de EU zoveel mogelijk ontmanteld worden. Ik vind mijzelf veel sceptischer dan die zelfverklaarde sceptici. Het eerlijkste antwoord op vele vragen is namelijk een twijfelend antwoord. Waar ik wel van overtuigd ben, is dat we de grote uitdagingen van milieu, migratie, mensenrechten, en ontwikkeling en regulering van kunstmatige intelligentie enkel supranationaal kunnen aanpakken, niet door ons terug te trekken binnen de grenzen van de natiestaat. Daar ben ik vrij zeker van. Ik huldig de socratische twijfel, maar het is geen synoniem van volstrekt waarheidsrelativisme.’
Gescinska denkt dan ook dat ze als filosoof een waardevolle bijdrage kan leveren aan het Europese politieke debat: ‘In mijn opiniestukken heb ik altijd bepleit dat Europa langetermijndenkers nodig heeft, dat het een waardenunie moet zijn in plaats van alleen een economische unie. Als ik dan door Open Vld-lijsttrekker Guy Verhofstadt om hulp wordt gevraagd, kan ik onmogelijk zeggen: ik houd het bij mooie woorden, ik maak mijn handen niet vuil aan de politiek. Nee, dan moet ik mijn verantwoordelijkheid nemen, anders zou ik mezelf niet meer in de spiegel durven aankijken.’