Home Werelddenkers: herontdekking van het leven

Werelddenkers: herontdekking van het leven

Door Florentijn van Rootselaar op 18 april 2005

04-2005 Filosofie magazine Lees het magazine

'We zijn verward, maar dat is een normale toestand'. Vier toonaangevende Europese denkers geven een diagnose van de eenentwintigste eeuw. Deze keer: de crisis van de samenleving en de hoop op een herontdekking van het leven.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


'Gewelddadige conflicten en nooit eerder vertoonde tirannieën… Oude en gebruikelijke lessen van de geschiedenis… We hebben nog niets gezien.' Ze zijn – zoals Michel Onfray hier in zijn mitraillerende stijl – eensgezind in hun onverholen bijbelse, zelfs apocalyptische boodschap. Maar het is juist ook uit die boodschap dat ze hoop putten. Filosofie Magazine vroeg aan vier toonaangevende Europese denkers – naast Onfray nog twee Fransen en één Engelsman – 'waaraan ze momenteel werken' en, minder bescheiden, naar 'een diagnose van deze tijd'. Ondanks de open vraag, cirkelen hun antwoorden allemaal rond hetzelfde: de een formuleert het als 'de gemeenschap', de ander als 'eigen cultuur', en weer een ander als 'de natie'. Die gemeenschap stoot af, trekt aan, of doet beide. De Frans-Bulgaarse filosoof Tzvetan Todorov vindt dat er na het echec van de totalitaire regimes geen heilsverwachtingen meer gekoesterd moeten worden over de gemeenschap. Hij zoekt het heil bij een ontplooiing van het individu. De conservatieve Engelse filosoof Roger Scruton staat precies aan de andere kant: hij bepleit juist een revitalisering van traditionele samenlevingsvormen – vooral van de familie – die volgens hem steeds meer aan het afbrokkelen zijn. Jean-Luc Nancy, tenslotte, wil het verlangen naar het samenleven in een gemeenschap niet in diskrediet brengen, maar weigert om een geprivilegieerde samenlevingsvorm aan te wijzen. 

Tzvetan Todorov is niet alleen als filosoof, maar allereerst als mens vertrouwd met volgens hem een van de meest noodlottige experimenten om een gemeenschap te vormen. Hij werd geboren in Bulgarije, waar hij vluchtte voor het communisme. Vanuit Frankrijk, zijn nieuwe vaderland, schrijft hij de laatste jaren vooral over het totalitarisme, waarvan het communisme in Bulgarije slechts een van de vormen was. Todorov schetst in een antwoord op de vraag naar zijn huidige werk, hoe de pogingen een gemeenschap te vormen zijn uitgelopen op een mislukking door de overspannen verwachtingen waarmee dat gepaard ging. Die verwachtingen plaatst hij in een direct verband met de toenemende secularisering, waardoor de gemeenschap het religieuze vacuüm dat was achtergelaten kon opvullen. 'Sinds twee eeuwen stellen de Europeanen zich de vraag wat er in de plaats van religie kan komen. Een antwoord was om het collectief te sacraliseren. Op het moment van de Franse revolutie was het antwoord: het is de natie. Later werden vergelijkbare antwoorden voorgesteld: de klasse (arbeiders), het ras (het Arische ras). Die pogingen hebben geleid tot de rampen die werden veroorzaakt door het nationalisme en het totalitarisme.'

Na het falen van het nazisme en het stalinisme, zegt Todorov, is de zoektocht naar een collectieve sacraliteit sterk verzwakt. 'Veel mensen blijven weliswaar religieus, in de traditionele zin van het woord, maar ze kiezen hun religie in plaats van die te ondergaan. Daarmee plaatsen ze zichzelf in een individualistisch kader. Hetzelfde geldt voor sommigen die nog steeds een heilsverwachting koesteren en geloven in de schitterende toekomst van het communisme, maar daar geldt dat het slechts om een enkeling gaat. De politiek is bij ons heel radicaal gedesacraliseerd.'

'Toch kan de mens niet zonder het sacrale, een verlangen naar het absolute. Voor niemand voldoet het plezier van de consumptiemaatschappij, de hedonistische vreugde is van korte duur. We zoeken allemaal een oplossing uit deze onmogelijke positie. Hoe moeten we uit de religie treden, uit de utopie, het nationalisme, zonder te vervallen in het benepen nihilisme van de consumptiemaatschappij?'

Ook de Franse filosoof Michel Onfray, die op een zelf opgerichte universiteit in het Franse Caen volle zalen trekt, kritiseert het nihilisme van de consumptiemaatschappij. Bij hem is de kritiek echter niet zozeer gericht op het plezier van de consumptie, maar juist op het feit multinationals in deze wereld sterker zijn dan staten en dat staten, op hun beurt, de verzorgingsstaat afbreken vanuit de liberaaleconomische rechtvaardiging dat 'iedereen zijn eigen zaken kan en moet regelen'. 'In onze tijd, die genoegen neemt met variaties op het thema van het 'Europees nihilisme' –  zoals dat wordt gediagnosticeerd door Nietzsche – zijn er twee kampen: het ene werkt mee aan de (liberale) wereld zoals die zich aandient, het andere verzet zich. Ik tracht me aan te sluiten bij de tweede stroming.'

Todorov richt zich in het nieuwste boek niet op een verzet zoals dat van Onfray, maar zoekt het heil in een sacralisering van het individu. Eenvoudigweg omdat het individu overblijft na de mislukking van de collectieve sacraliteit. Het boek waar hij nu aan werkt, zegt Todorov, is een onderzoek naar drie twintigste-eeuwers (Oscar Wilde en anderen) die getracht hebben van hun leven een kunstwerk te maken, of zelfs om het eigen leven als absoluut uitgangspunt te nemen. 'Wat moet onze levenskunst nu zijn, dat is de vraag die ik blijf stellen in het boek waar ik nu aan werk.' 

Paard

Roger Scruton, de conservatieve Engelse filosoof, reageert met een e-mail vanaf zijn enorme boerderij op het Engelse platteland, die het decor was van het ondertussen roemruchte VPRO-interview met Wim Kayzer, waarin hij te paard de lof zong van de kleine gemeenschap. Het is overbodig om hier nog toe te voegen dat hij zich uitspreekt tegen het grote belang dat Todorov hecht aan het individu. Veel sterker nog dan tijdens de tv-uitzending verdedigt Scruton de traditionele gemeenschap tegen de oprukkende globalisering, tegen de emancipatie van de vrouw en tegen de bredere erkenning van homoseksualiteit. Belangrijke ontwikkelingen in de maatschappij zijn, aldus Scruton, 'het afnemen van het christelijke geloof en de opkomst van een oorlogszuchtige islam. Het verlies aan koers van traditionele politieke partijen. De afname van het vertrouwen in de mogelijkheid dat politiek het vacuüm kan vullen dat is achtergelaten door de religie. De triomf van het feminisme, de normalisering van homoseksualiteit en het verlies van elk gevoel dat de familie de geprivilegieerde en geheiligde sociale eenheid is die ten koste van alles beschermd moet worden. De uitholling van democratie door de Europese reus, en de eerste stappen op weg naar een milde maar hardnekkige politiestaat, gecontroleerd door de maffia in Brussel.'

'Geen van deze ontwikkelingen is positief, volgens mij, maar ze leiden allemaal dezelfde kant op: naar een gemeenschap die niet in staat is zichzelf te reproduceren, en waarin een gedwongen eensgezindheid is over foute – maar wel politiek correcte – ideeën.'

Maar juist ook uit de dreiging put Scruton hoop. Die zou wel eens de aanzet kunnen geven tot het hernemen van een oorspronkelijker koers. 'Gedurende enige tijd zullen deze ontwikkelingen de ideeën veranderen die wij Europeanen van onszelf hebben. We zullen het vertrouwen verliezen in onze tradities, in onze buren, in onze wetten, en in onze cultuur. Na de eerste belangrijke islamistische gewelddaad in Europa zal dat geleidelijk veranderen, en de mensen zullen de deugden weer zien van de beschaving waar ze hun rug naar hebben gekeerd. Misschien zouden we kleine gebieden van ons continent weer terug kunnen pakken en ze gebruiken om een positiever en creatiever beeld te laten zien van wat het was, is en zal zijn.' 

Gespannen

De Franse filosoof Jean-Luc Nancy, een goede vriend en ook leerling van de onlangs overleden, tien jaar oudere Jacques Derrida, laat een radicaal ander geluid horen dan Scruton en Todorov. Zonder de naam van Scruton te noemen, houdt Nancy zich verre van het aanwijzen, laat staan het omarmen van een geprivilegieerde samenlevingsvorm. Als dat wel gebeurt, leidt dat volgens hem al te snel tot een verwerping van iedereen die zich daaraan onttrekt, of dat nu immigranten zijn of homoseksuelen. Een dergelijke opvatting over de gemeenschap vernietigt daarom eerder, dan dat die revitaliseert.

Nancy noemt ook Todorov niet, wel kritiseert hij de levenskunst, zoals Todorov zijn project desgevraagd noemt. Nancy wordt 'niet aangesproken door het idee van levenskunst. Het woord roept een manier van leven op om het zo te regelen dat de behoeften, de angsten en het verdriet tussen haakjes worden gezet. Nee, dat werkt niet, het leven is geen kunst en het gaat er trouwens ook niet om te “leven”. Het gaat erom te existeren, dat is iets heel anders, dat is op de bres staan, dat is gespannen zijn, ongerust, bezorgd. Ook geen verheerlijking van de smart, maar ook geen rust. Zeker en gelukkig is er veel vreugde in het leven, maar ook veel lijden.'
Nancy onderging nu meer dan tien jaar geleden een harttransplantatie, waar hij een boekje, De indringer, over schreef. In dit boek laat hij het meest concreet zien waarom die levenskunst 'hem niet aanspreekt'. De levenskunstenaar tracht zijn leven vorm te geven, hij denkt misschien zelfs wel na over een blauwdruk voor het goede leven, terwijl Nancy betoogt dat juist de vervreemding, de overgave aan de ander bepalend is voor de mens. Misschien ook gaat de levenskunstenaar op zoek naar het eigenlijke en waarachtige in zichzelf, dat gecultiveerd moet worden, en zet dat af tegen het oneigenlijke, het onwezenlijke. Nancy laat zien hoe een dergelijk project tot mislukken is gedoemd, en koos daarvoor het meest krachtige beeld dat bestaat voor eigenlijkheid: het menselijk hart. Hij kon na een ernstig hartfalen niet anders dan verder leven door het hart van een vreemde te incorporeren. Om te voorkomen dat het nieuwe hart zou worden afgestoten, moest zijn eigen immuunsysteem door medicijnen worden platgelegd, als gevolg waarvan hij een hevige vorm van kanker kreeg. De transplantatie is bij Nancy meer dan een metafoor voor het overgeleverd zijn aan de ander: hij beschrijft ook hoe hij afhankelijk is van de anderen met wie hij de wachtlijst deelt, van de medicijnen, van de artsen en zijn naasten die hem bijstaan. Hoe radicaal ook, deze ziektegeschiedenis is typerend voor elk leven, dat zich immers altijd voltrekt met anderen, dat zich altijd moet inlaten met het oneigenlijke – of dat nu een medicijn is, een onvoorziene vraag, of de ervaring van zichzelf vervreemd te zijn door niets meer te zijn dan lijden. 

Hoewel Nancy niet vaak concrete politieke voorstellen doet, is hij juist door zijn deconstructie van de huidige politiek zo'n belangrijk denker. Nancy laat zien dat door de verheerlijking van het individu én van de gemeenschap vergeten wordt wat het is om te leven. Vergeten dat leven in de eerste plaats leven met anderen is, echter zonder dat er meteen een welomschreven gemeenschap is waarin dat leven plaatsvindt. Anders dan Scruton benadrukt hij niet de traditionele samenlevingsvormen zoals het gezin, maar schrijft hij in zijn hallucinerende verhalen over de toevallige ontmoeting met een vreemde in steden als Los Angeles. De mens is wel betrokken op de ander, zoals bij Scruton, maar die ander kan evengoed een vreemde zijn als een landgenoot, een huisgenoot of een andere bekende. Het is zelfs zo dat juist als de gewenste eenheid van een gemeenschap zou bestaan, een echte ontmoeting is uitgesloten. Ontmoeten betekent immers 'een ander' ontmoeten. 

Taliban

Met de wereld waarin die ontmoetingen plaatsvinden is het niet goed gesteld volgens Nancy, zonder dat hij wil en kan zeggen wat de huidige toestand precies behelst. 'Ik kan alleen zeggen dat ik een groeiend gevoel van ongerustheid heb en soms van wanhoop tegenover de staat van de wereld: Bush verzoent zich met Europa, de Pasjtoen blijken even islamistisch als de Taliban, Tsjetsjenië blijft lijden en driekwart van Afrika ook.'

Nancy kan die nieuwe wereld niet meteen van een etiket voorzien: 'Onze hele cultuur, of onze westerse, rationele wetenschappelijke humanistische beschaving, ondergaat op dit moment een fundamentele transformatie, vergelijkbaar met die van het eind van de antieke oudheid of het eind van het tijdperk dat we “de middeleeuwen” noemen. De verandering is diepgaander dan de industriële verandering waardoor het proces van neergang is begonnen. De industriële revolutie heeft de wereld veranderd, de huidige verandering verandert de geest en de vorm van de wereld. Er is niet een “antwoord” of een enkele “stelling” die zich uit zou kunnen laten over de natuur noch over de uitkomst van die verandering.'

'Er is niet een enkele “remedie” die men zou kunnen aanwijzen voor dat waarvan men zelfs niet weet waarin het “kwaad” is. Maar het is zeker dat “het verkeerd gaat”.' Nancy waakt ervoor om meteen te komen met een remedie. Die is niet alleen onmogelijk omdat er immers niet een precies probleem geformuleerd kan worden. Er komt bij dat als dat wel geprobeerd wordt, het oorspronkelijke samenleven dat volgens hem vergeten is, weer naar de achtergrond gedrongen wordt. Een mogelijke reactie zou zijn om de mensenrechten op een voetstuk te plaatsen, waardoor een halt toe zou worden geroepen aan uitbuiting en onderdrukking. Zonder dat Nancy het belang van de mensrechten betwist – hij ondertekende een petitie tegen de schending van de mensrechten – wil hij niet dat die rechten leiden tot een zelfgenoegzame politiek die daar genoegen mee neemt. Want in de praktijk blijkt maar al te vaak dat met de mensenrechten oorlogen kunnen worden gelegitimeerd die slechts uit naam de mensenrechten dienen, maar in feite vooral de macht van een land moeten vergroten. Nancy noemt in dat kader de eerste Golfoorlog.

Eerder dan dit soort oplossingen wil Nancy een 'gevoeligheid' bevorderen voor het samenleven en niet meteen met concepten aankomen als mensenrechten. 'Wat we moeten doen is niet stoppen met ons denken, maar onze taal richten tot gene zijde van de betekenis: in plaats van op elk ogenblik en erg snel betekenis te herstellen, moeten we ons opnieuw verzekeren en geruststellen door bekende betekenissen ('mens', 'democratie', 'God', 'solidariteit', 'betekenis', 'rechtvaardigheid'), meer begrip krijgen voor onze eigen onbegrijpelijkheid. Ja, de mens en zijn culturen zijn altijd catastrofaal geweest, dat wil zowel zeggen dat ze altijd hebben vernietigd door het opbouwen en dat ze altijd in de richting zijn gegaan van hun eigen ommekeer, kenteringen, en verwarring (het Griekse catastrofe zou vertaald kunnen worden met verwarring). We zijn verward, maar dat is een normale toestand, als ik dat kan zeggen…We moeten daarvan uitgaan: verward zijn en ons niet meteen verzetten.'

Leven in die verwarring, die verwarring op je nemen, is wat Nancy voorstelt. Er is geen beeld meer van de ware gemeenschap, maar alleen nog het altijd betrokken zijn op de mensen met wie we samenleven, op de wereld. Juist die betrokkenheid op de wereld, betekent ook het opgeven van zoiets als een levenskunst, van een project om het goede leven te leiden. 'We zijn verward omdat we, voor één keer in de geschiedenis onszelf helemaal anders zien, helemaal anders dan onszelf en blootgesteld aan iets dat anders is dan al onze verblijfplaatsen, dan al onze werelden. Elders dan elke politiek, wetenschap, kunst of cultuur, religie, filosofie. We zijn in een no man's land dat ons zonder stem achterlaat: laten we leren dat het ons “land” is, voor alles, laten we ons niet haasten om het van bakens te voorzien, het te bezetten, het te normeren. Laten we de tocht voortzetten.'