Ik krijg een appje: een vriend komt vijftien minuten later aan. Waar vind ik die minuten? Bestaat dat kwartier ook buiten ons om?
We ervaren de klok als een meetinstrument, maar ze is een hulpmiddel, een afspraak. De lengte van een seconde is geen natuurwet en de behoefte naar eenduidige tijd ontstond pas door de komst van spoorwegen en telegrafie, toen de afstand tussen plaatsen begon te krimpen. Wie elkaar niet spreekt, hoeft de tijd niet te delen. Nu lopen we rond met apparaten die zich gelijkstellen aan atoomklokken en zelf de tijdzones herkennen. De moeite die dat kost raakt buiten beeld. Het lijkt vanzelfsprekend om in dezelfde tijd te leven.
Koningin Wilhelmina gaf heel Nederland de klok van Amsterdam, in de oorlog werd het overal zo laat als in Berlijn. Hoe zou vertraging vóór die tijd hebben gevoeld?
‘Een kwartier later’ – alsof ik die minuten zou gaan aftellen en in paniek zou raken als mijn vriend er daarna nog niet is. Zo werkt wachten niet. De tijd verandert in een verte waarnaar ik kan kijken en waarin vooral anderen leven: een vrouw met een rolkoffer, een kraai met een frietje.
Dit heet geen kwartier. Het woord voor wat ik voel, is ‘een poosje’.
Even tussendoor …
Meer lezen over filosofie en tijd? Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief:
