Home Leiderschap Zo leid je deugdelijk volgens Machiavelli
Leiderschap

Zo leid je deugdelijk volgens Machiavelli

Het lot is een vrouw, zei Machiavelli. De staatsman moet haar tuchtigen en paaien. Frank Ankersmit verdedigt de Italiaanse denker: ‘De leider van Machiavelli handelt met een creativiteit die we tegenwoordig zelfstandig en autonoom zouden noemen.’

Door Coen Simon op 06 maart 2013

Zo leid je deugdelijk volgens Machiavelli

Het lot is een vrouw, zei Machiavelli. De staatsman moet haar tuchtigen en paaien. Frank Ankersmit verdedigt de Italiaanse denker: ‘De leider van Machiavelli handelt met een creativiteit die we tegenwoordig zelfstandig en autonoom zouden noemen.’

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

‘Een zwakke wind blaast zwakke vuurtjes aan, maar wilde storm blaast vuur en alles uit. Zo doe ik ook, en zo zal ik haar temmen, want ik ben ruw en vrij niet als een sul.’ In een geëmancipeerde maatschappij als de onze, doet deze masculiene doortastendheid een beetje ouderwets aan. Het zijn dan ook de ferme woorden van Petruchio in The Taming of the Shrew, dat Shakespeare schreef aan het eind van de zestiende eeuw. De edelman uit Verona staat hier voor de godsonmogelijke taak om in ruil voor een zeer aantrekkelijke bruidsschat Katharina te temmen, de kwaaie dochter van de rijke Baptista. ‘Ik zal hier op haar wachten en maak haar met gloed het hof. Wil ze me niet, dan vraag ik haar wanneer ze de geboden en het huwelijk wenst.’ Zijn brutale volharding en bruuske optreden brengen hem het gewenste succes. Aan het eind van het stuk is de feeks niet alleen getemd, maar spreekt ze zelfs haar genoegen uit over haar lot: ‘Wat de onderdaan zijn vorst verschuldigd is, dat is de vrouw verschuldigd aan haar man. Ik schaam me als ik de dwaasheid zie van de vrouw, die strijden wil, besturen en regeren, waar zij slechts dienen moet, beminnen, zwijgen. Waarom is anders ‘t lichaam van de vrouw zo zacht en week en ongeschikt tot zwoegen?’

De Italiaanse politiek denker Niccolò Machiavelli zou zich in de aanpak van Petruchio hebben kunnen vinden. Een halve eeuw eerder, in 1513, schrijft hij in zijn beroemd geworden Il Principe (De heerser), dat ‘wanneer men haar eronder wil houden, het noodzakelijk is haar te lijf te gaan en af te ranselen. Het blijkt namelijk dat zij zich eerder laat bedwingen door iemand die hardhandig optreedt dan door iemand die met zachtheid te werk gaat.’ Geen wonder, zou je zeggen, dat machiavellisme naast ‘staatsleer van Machiavelli’, ook ‘sluwe, gewetenloze staatkunde’ is gaan betekenen. Maar het is beslist niet zijn vrouw geweest over wie Machiavelli hier schrijft. Hij heeft het over het lot, de vrouw Fortuna.

Arcanum imperium

De argwaan waarmee we Machiavelli tegenwoordig benaderen is begrijpelijk volgens de Groningse historicus en politiek filosoof Frank Ankersmit, maar niet terecht. ‘Machiavellisme is een lelijk begrip geworden, maar je moet dat plaatsen in de tijd.’ Behalve in de maatschappelijke chaos waarin het Italië vanaf het eind van de vijftiende eeuw verkeerde, toen de ene na de andere barbaar binnenviel, de boel kort en klein sloeg en ziektes bracht, moeten de overwegingen van Machiavelli volgens Ankersmit ook gezien worden in het licht van het toenmalige renaissancistische politieke denken. ‘In de Middeleeuwen was er in de politiek eigenlijk geen ruimte voor de creativiteit van de vorst. De vorst moest zich houden aan het natuurrecht, het goddelijk recht en aan wat er aan statutair recht was in het land. Nu was het wel zo dat men zich ook in de Middeleeuwen realiseerde dat soms buiten deze orde om gehandeld moest worden. Maar bij gebrek aan een kentheoretisch fundament voor deze creativiteit sprak men in zulke gevallen wat hopeloos van het arcanum imperium, het geheim van de regering. De onbegrijpelijke buitenpolitieke beslissingen die zo nu en dan genomen werden, werden onder dat begrip geplaatst. Maar eigenlijk was het niets anders dan een cognitieve impasse.’

Machiavelli wilde Italië, dat als erfgenaam van de Oudheid in kunst en wetenschap ver ontwikkeld was, redden van de noodlottige ondergang die de politieke verdeeldheid bracht. En dat kon alleen gebeuren, meende hij, als er een sterk leider opstond, een leider met virtù. Zo’n deugdelijke leiderschap houdt in, dat een heerser met een trefzeker inschattingsvermogen, gecombineerd met een scherpe oordeelskracht en een stevige daadkracht een politieke situatie naar zijn hand kan zetten, ten voordele van de staat of zichzelf. Dat er dan soms dingen moeten gebeuren die binnen een gesloten ethisch systeem verboden zouden worden, betekent niet dat het handelen daarmee ook immoreel is. De vraag of je mag martelen om daarmee erger leed, bijvoorbeeld de dood van miljoenen mensen, te voorkomen, kan niet met behulp van een ethische regel worden beantwoord, toch zullen maar weinigen moeite hebben met deze keuze.

Ten onrechte wordt machiavellisme vaak samengevat met het wat agressieve adagium dat het doel de middelen heiligt. Ankersmit: ‘De leider van Machiavelli handelt met een creativiteit die we tegenwoordig zelfstandig en autonoom zouden noemen. Met zijn ingrijpen introduceert hij een nieuw causale reeks in de politieke orde, niet op een manier die zich tegen de politieke moraal verzet, maar op een wijze die jenseits ligt van die moraal. Machiavelli heeft namelijk als een van de eerste politieke denkers begrepen dat onze hogere deugden niet allemaal met elkaar sporen. Je bent geneigd om te denken dat vrijheid, gelijkheid en broederschap op één lijn liggen. Als je voor het ene kiest, dat dan uiteindelijk het andere consequent moet volgen. Maar als je de vrijheid wil, dan moet je in zekere mate in de ongelijkheid berusten en andersom.’ Dat dit tegen onze morele intuïtie ingaat is volgens Ankersmit ‘de reden waarom men bijvoorbeeld zolang met de aberraties van het Sovjet-regime kon meegaan. De gedachte was: als de politieke gelijkheid is gerealiseerd, dan zal het met die andere sociale idealen, zoals rechtvaardigheid en vrijheid ook wel goed komen. Machiavelli wijst erop dat die dingen juist veel vaker conflicteren.’

Koningshuis

Hoewel een ethisch conflict nooit helemaal te voorkomen is, kun je volgens Machiavelli nog niet zeggen ‘dat het zinloos is zich ergens voor in het zweet te werken en dat men zich beter door de grillen van het toeval kan laten leiden’. Hij schrijft dit in een van de slothoofdstukken uit De heerser, waar hij ingaat op de vraag hoe groot de macht van het lot in het menselijk bestaan eigenlijk is. En het is veelzeggend dat Machiavelli hier de aard van het lot benadrukt, namelijk haar vrouwelijkheid. In de Middeleeuwen had vrouwe Fortuna eigenlijk niets anders betekend dan volstrekte ongrijpbaarheid. Boëthius had deze ongrijpbare Fortuna in de vroege Middeleeuwen in zijn De consolatione philosophiae geïntroduceerd. – in zijn geval niet zo verwonderlijk, aangezien hij zijn doodsvonnis afwachtte toen hij dat schreef.

Ankersmit: ‘Bij Machiavelli is nog duidelijk een rest van dit Middeleeuwse begrip over, omdat hij het leven ook ziet als een eeuwig vechten tegen de bierkaai. Als je maar even de controle laat gaan, even de aandacht verslapt en even geen leider met virtù bent, val je direct weer  terug in die Middeleeuwse orde waar alles maar zijn eigen gang gaat. Maar er valt wel iets te realiseren, namelijk een wereld die de sporen draagt van het menselijk handelen.’

‘De vrouw Fortuna moet verleid worden. Ze moet aardigheid krijgen in de leider. Hij moet moedig zijn zodat er bij Fortuna sympathie ontstaat voor die man waardoor het toeval, de ongrijpbaarheid van de situatie zelf meewerkt aan de realisering van zijn politieke wensen.’

‘Omdat Fortuna een vrouw is, schrijft Machiavelli, ‘staat ze vooral op goede voet met mannen die nog jong zijn, aangezien die minder voorzichtig en meer agressief zijn, en haar met meer brutaliteit naar hun hand durven zetten.’ Hij drukt zich misschien wat lomp uit over de wijze waarop een leider het vrouwelijke lot eronder moet zien te krijgen, de taken zijn toch evenredig verdeeld. Uiteindelijk, meent hij, heeft ‘het lot de helft van onze zaken in handen’.

Maar sinds de Verlichting is langzamerhand het hele idee van Fortuna opgegeven, volgens Ankersmit. ‘We leven nu volgens een volstrekt idee van maakbaarheid van het leven. En denken niet meer dat het conflict tussen de leider met virtù en het lot een gevecht is, dat je dan eens wint dan weer verliest.’

Met hetzelfde gevoel voor maakbaarheid wordt er tegenwoordig ook gemorreld aan de fundamenten van het koningschap. Dat is jammer, vindt Ankersmit. ‘In de politieke metafysica zit een gat. Een gebied dat zich altijd aan je greep onttrekt.’ Dat gebied moet gearticuleerd worden om niet in de val van de maakbaarheid te trappen. ‘Het koningschap is daar het meeste geëigende instrument voor. De noodzakelijk psychologische behoefte aan gezag, een vader, kan daarin ongevaarlijk geprojecteerd worden.’ Het koningschap is constitutioneel aan banden gelegd en daarom te verkiezen boven een direct gekozen leider die wel macht heeft. ‘Denk aan Hitler.’

In de traditie van de humanistische geschiedschrijving waartoe Machiavelli behoort, is conflict niet iets dat volledig uitgebannen dient te worden. Ankersmit: ‘Sterker, conflicten worden altijd gezien als de noodzakelijke voorwaarde voor verbetering. Een land waar alleen maar kalmte en rust heerst, dat is de rust van de dood en daar zal uiteindelijk ook de onvrijheid zegevieren. Dat is de les die hij leert van Romes tumultueuze geschiedenis.’

‘Wat dwaas, te wedden op mijn volgzaamheid!’ eindigt Shakespeare dan ook zijn The Taming of the shrew. En het zijn niet de woorden van de getemde Katrijn, die het conflict met haar Petruchio nooit uit de weg ging. Het is de altijd zo kalme en rustige zuster Bianca, die spreekt tot haar verloofde. Het lot van haar toekomstige echtgenoot zal waarschijnlijk niet al te fortuinlijk zijn.

De heerser, Niccoló Machiavelli, vertaling Frans van Dooren, uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002, 218 blz., € 14,95
De feeks wordt getemd, William Shakespeare, uit: William Shakespeare, Verzameld werk, vertaald en ingeleid door Willy Courteaux, uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1987