Home ‘Zin’, dat is ons immuunsysteem

‘Zin’, dat is ons immuunsysteem

Door Wilhelm Schmid op 13 maart 2013

10-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Geen autoriteit, geen dominee of politieke partij zal ons nog vertellen hoe we moeten leven; de moderne mens moet zichzelf zien te redden. De Berlijnse denker Wilhelm Schmid bespreekt deze condition humaine. Aflevering 3: de vraag naar zingeving.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Als mensen hun handelingen niet op elkaar afstemmen en ‘langs elkaar heen leven’, wordt dat als zinloos ervaren Zin, dat is samenhang, en zinloosheid het ontbreken daarvan‘Wat is de zin van alles wat ik doe?’ Het is opmerkelijk dat iemand die zijn leven en bezigheden zinvol vindt oneindig veel kan overwinnen, verduren en doorstaan, maar wie geen zin ontwaart, niets. Als de zin ontbreekt, als men is ‘opgebrand’ (burnout-syndroom), is de levensbron opgedroogd. Wie daarentegen zin ervaart, beschikt over een onuitputtelijk reservoir aan krachten. Het belang daarvan ligt vooral in zijn werking als veelomvattend immuunsysteem, dat beschermt tegen allerlei soorten moeilijkheden en bedreigingen. Heel, heel lang was zin als vanzelfsprekend aanwezig; niemand vroeg er ooit naar. Nu zij echter verdwijnt, weten we niet hoe we haar zélf moeten vinden: een dergelijke kunde is ons nooit bijgebracht.

Slopersarbeid

Wie de vraag naar zin op neutrale, objectieve wijze wil beantwoorden, probeert het onmogelijke. Zoiets veronderstelt immers het goddelijke standpunt van een absoluut en universeel overzicht over het leven. Omdat mensen zo’n positie niet kunnen innemen, zal de vraag of het leven ‘zinvol’ of ‘zinloos is’ wel nooit beantwoord worden. Voor de levenskunst gaat het bovendien veel meer om die andere vraag, vaak woordeloos onder de oppervlakte sluimerend, namelijk wat we onder ‘zin’ moeten verstaan en hoe we haar, indien ze inderdaad onontbeerlijk is, kunnen herwinnen. Wanneer wordt gezegd dat iets ‘zin heeft’, zijn er altijd samenhangen zichtbaar; dat wil zeggen dat afzonderlijke dingen, mensen, gebeurtenissen, ervaringen niet los van elkaar staan, maar op elkaar betrokken zijn. Zo komen we tot de conclusie: zin, dat is samenhang, en zinloosheid het ontbreken daarvan.Dit geldt in alle opzichten: elke betrekking die mensen met elkaar aangaan en die de samenhang tussen hen versterkt, vult hen klaarblijkelijk met ‘zin’. Een toestand waarin mensen hun handelingen niet op elkaar afstemmen en ‘langs elkaar heen leven’, kan als zinloos worden ervaren. Ideeën die geen of een valse samenhang tot stand brengen, komen als ‘onzinnig’ over. Ontbrekende samenhang heeft onvermijdelijk tot gevolg dat men ‘de zin ervan niet meer inziet’. Of deze ervaring op werkelijkheid berust of slechts inbeelding is, kan alleen subjectief worden vastgesteld, met de maatstaf der aannemelijkheid, niet objectief. ‘Geen zin’ is niet gelijk aan ‘er ís geen zin’ – het gaat hier veeleer om een ervaring.

 

Zoals voor elke kunst kan voor de levenskunst het werken aan zin tweeledig zijn: namelijk zin te vernietigen en ontmantelen wanneer een bestaande zin te star, te overheersend of zelfs terroristisch geworden is; en zin te construeren en restaureren wanneer het zelf dat vereist. Zeker is dat er niet alleen een tekort, maar ook een overmaat aan zin bestaat: een belastende en neerdrukkende zin, onwrikbaar en onbetwijfelbaar, waartegen de dadaïsten het wapen van een onverbiddelijke ‘onzin’ in stelling brachten. Maar deze slopersarbeid is, zo lijkt het, wel bijzonder grondig aangepakt: wie zich over zin uitspreekt, kan al snel lachsalvo’s verwachten. De toestand van het zelf in de moderne tijd kenmerkt zich eerder door een tekort dan door een overmaat, en vraagt dus eerder om een restauratie en constructie van zin, in plaats van eindeloos door te gaan met datgene te ontmantelen en vernietigen, wat eigenlijk al verdwenen is.

Gespitste zinnen

Wanneer zin niet meer als vanzelfsprekend gegeven is, zal eenieder moeten werken aan de zin van het eigen leven om, met kritische vragen en scheppend vermogen, een autonomie van de zin te beoefenen in plaats van een oude of nieuwe heteronomie. Daarbij is het allereerst zaak de zinnelijke zin van het lichaam opnieuw te ontdekken: zin begint met de ervaring van zinnelijkheid. Dit is het leven in het heden, de zin van het ogenblik, situationeel gebonden maar ondanks de beperkte reikwijdte volkomen bevredigend: iets wat vandaag ‘zin heeft’, louter genoten wordt voor het alledaagse leven, carpe diem, zoals een goede maaltijd, een aangenaam gesprek, een muziekstuk, een dans, een sportactiviteit – alles wat de zin en het gevoel volledig beroert. De afbrokkelende zintuiglijkheid van de voortschrijdende techniek heeft de teloorgang van de zinnelijke zin teweeggebracht, met als uiteindelijk resultaat een abstracte levenwijze die alle contact met de samenhang in de wereld verloren heeft. Maar wie met gespitste zinnen in de wereld staat, hoeft zich de vraag naar ‘de zin’ nauwelijks meer te stellen.Verder is er de door de ziel gevoelde zin: in zijn diepste kern wordt het zelf niet kortstondig, maar duurzaam door de zin gebonden, aan datgene wat zich door het hele leven heen doet kennen als het essentiële: liefde, vriendschap, vrijheid, het gezin, een thuis, gezelschap en samenwerking met anderen, een beroep, een bezigheid, de toewijding aan een taak. Centraal voor de gevoelde zin zijn sociale samenhangen, die steun en houvast bieden, maar ook voortgebracht en gekoesterd moeten worden. Omdat de vanzelfsprekendheid ervan in de moderne tijd echter verdwijnt, wordt het bewuste onderhouden ervan tot een opgave. Betrekkingen creëren zin voorzover ze ‘tussen de bedrijven door’ samenhang voortbrengen. Naast de sociale zijn het bovenal ecologische samenhangen welke zingeving brengen: de gevoelde band met de natuur, die door haar zichtbaarheid en ervaarbaarheid van oudsher zeer veel zin in zich bergt. Het is niet verbazend dat de zintuiglijk waarneembare natuur de ervaring van zin kan verschaffen, want in haar hangt duidelijk alles met alles samen.

Daarenboven gaat het om de door de geest gedachte zin. Het zelf is dan, verzonken in gedachten en binnen de sfeer van het intellect, gericht op duiding en interpretatie: de vraag naar de omvattende zin. Door de ‘tussenkomst’ van deze interpretatie krijgen de verspreide brokstukken van een zaak, een voorval of het gehele leven een zodanige samenhang dat daarmee te leven valt, een samenhang bovendien die een perspectief op zin opent. Alle zin lijkt gebonden aan een perspectief en slechts vanuit één bepaalde optiek ‘zin te hebben’, vanuit andere niet. Daarmee stuiten we uiteindelijk op de vraag naar de gevoelde en gedachte zin van het transcendente – waarbij ‘het transcendente’ hier letterlijk duidt op het overschrijden van een drempel, en wel die van het zelf, de mens en zijn eindigheid. Ongetwijfeld beoogt de zinsvraag uiteindelijk over intra- en intersubjectieve samenhangen heen te reiken tot aan de transsubjectieve. Deze het leven overstijgende zin is een vraag van de gevoelde zekerheid of de gedachte aanname, welke voortkomt uit een duiding en interpretatie.


In elk geval schijnt het leven het niet zonder een antwoord op de vraag naar zin te kunnen stellen. En waarin ligt deze zin nu, eens en voorgoed? Ieder antwoord kan slechts in gedachten ontworpen en vervolgens in het praktische leven zelf beproefd worden, bijvoorbeeld als volgt: zin huist in alles wat mij zo mooi, zo vreugdevol toeschijnt, dat het leven alleen daarom al de moeite waard is. Kunt u daarmee instemmen? En wat is dat mooie voor u?

Wilhelm Schmid is filosoof. Hij woont in Berlijn. In Nederland is van hem verschenen Filosofie van de levenskunst. Inleiding in het mooie leven, uitg.Ambo/Anthos, Amsterdam 2001. Homepage: www.lebenskunstphilosophie.de