De totalitaire staat is even verleidelijk voor de machthebber als voor de onderdaan. Je kunt er je moeizame mens-zijn ontvluchten.
‘Waarom is er eigenlijk iemand en niet veeleer niemand?’ Dirk de Schutter thematiseert deze vraag van Hannah Arendt in zijn Hannah Arendt-lezing De opdracht van de politiek. Hoe komt het dat niet veel meer mensen hun mens-zijn ontvluchten? Terwijl dat toch zo verleidelijk is, tenminste als jet het leven ziet als de zware opgave waar Arendt het voor aanziet: het leven krijgt pas betekenis in het licht van een onontkoombare en angstaanjagende dood.
De Schutter oppert dat de angst voor het mens-zijn wel eens het succes van de totalitaire staat kan verklaren. De totalitaire staat stelt de mens in staat te vluchten voor verantwoordelijkheid, door hem onder meer zijn persoonlijke vrijheid te ontzeggen. Het vernietigingskamp is de ultieme vorm van ontmenselijking, omdat die mensen hun sterven en dus hun mens-zijn ontneemt. En het totalitarisme is volgens De Schutter niet verdwenen met het einde van het nazirijk en het communistische Sovjetregime. Ook de bureaucratie, ‘het hedendaags politiek regime’, vertoont totalitaire trekjes: verantwoordelijkheid lost op in regels, en meedogenloosheid verandert in een deugd. Met die conclusie op zak is De Schutter niet bang voor vragen als: is Guantánamo Bay het nieuwe Auschwitz?
De Schutters tekst werd uitgegeven in een gelijknamige bundel, samen met twee commentaren en een laatste woord door De Schutter. In zijn commentaar herkent Hans Achterhuis zich niet in De Schutters Arendt. In Achterhuis’ reactie, met de veelbetekende titel Denken in onderscheidingen, komt Arendt niet naar voren als het geweten van de westerse wereld, maar als journalist. Het is haar kritische insteek, die altijd elke situatie en gedachte recht probeert te doen, die Achterhuis zo aantrekt. Als een moderne Sheherazade nuanceert ze haar standpunten op basis van nieuwe informatie, en dwingt ons nog een nacht te wachten met ons oordeel. Die houding zou ons als lichtend voorbeeld moeten dienen. Ook Erik Borgman, die de derde bundeltekst Kampgetuigenissen lezen voor zijn rekening nam, distantieert zich van De Schutters Arendt-receptie: ‘Als het kamp overal is waar de moderniteit is (…) gaat het zicht op de concrete verschrikkingen verloren.’
Getuigenissen door kampgevangenen in flessen begraven en later door onderzoekers bij toeval ontdekt, bewijzen volgens Borgman dat ook het goede een plaats heeft in de moderniteit: ‘onmogelijk, maar feitelijk.’
De ruimte is beperkt, een duidelijk punt vereist, en de goede omgangsvormen moeten gerespecteerd: om een debat als dit tot een geslaagd einde te brengen, zijn dergelijke beperkingen geboden. Het resultaat mag er zijn; wie de eerste drie teksten leest, waant zich luisteraar in een besloten en zorgvuldig geheim gehouden salon. Nuance, goede smaak, belezenheid en charisma – de noodzakelijke ingrediënten voor een intieme sfeer van intellectuele deugd harmoniëren in dit bundeltje. Alleen De Schutter verstoort de rust even: hij besluit de bundel met een zeer polemische lezing van de verhalen van Achterhuis en Borgman, waarin hij niet altijd recht doet aan zijn tegenstanders.
De opdracht van de politiek. Hannah Arendt over totalitarisme en bureaucratie, door Dirk de Schutter, Hans Achterhuis en Erik Borgman, uitg. Damon, Budel 2007, 88 blz., € 15,90