De boekwinkels staan vol met boeken over het belang van zelfkennis’, zegt Fleur Jongepier, auteur van het boek Ik. Filosofie van het zelf en vanaf augustus postdoc aan de universiteit van Cambridge (VK). ‘Alle zelfhulpboeken leggen de nadruk op persoonlijk geluk en erachter komen wat iemand zelf echt wilt. Maar wat er vaak over het hoofd wordt gezien is dat er ook zelfkennis is, of juist een gebrek daaraan, die om morele redenen relevant is. Die is onderbelicht, maar tegelijkertijd veel urgenter.’
Wat is een voorbeeld van moreel relevante zelfkennis?
‘Een voorbeeld zijn impliciete vooroordelen over gender. Stel dat ik tijdens het niet-anoniem nakijken van tentamens vrouwen structureel een hoger cijfer geef dan mannen. Als je vervolgens aan mij vraagt of ik vrouwen slimmer vind dan mannen, zal ik nee zeggen. Ik heb de overtuiging dat ik een egalitair persoon ben. Maar omdat ik vrouwen structureel hogere cijfers geef dan mannen, heb ik kennelijk op impliciet niveau de overtuiging dat vrouwen wél slimmer zijn. Hierin zie je dan een clash tussen mijn expliciete en impliciete overtuigingen. Op het moment dat ik meer kennis heb over deze impliciete vooroordelen, kan ik daar vervolgens naar handelen. Dan moet ik bijvoorbeeld anoniem gaan nakijken, omdat ik anders andere mensen onrecht aandoe.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Hoe weet je dan wanneer je wel zelfkennis hebt?
‘Er zijn bepaalde omstandigheden die zelfkennis sowieso ondermijnen, omdat ze autonomie in de weg staan. Als je onderdrukt wordt, bijvoorbeeld door een dictatoriaal regime, is het namelijk heel lastig om te weten: wil ik dit écht?’
Maar in Nederland hebben wij geen last van dictatoriale onderdrukking. Wat zijn andere omstandigheden die autonomie, en dus zelfkennis, in de weg staan?
‘Er zijn ook hier bepaalde sociale en wettelijke structuren die bepalen wat jij wilt. De vraag is dan of je echt kunt weten of je iets wilt, als je daar niet daadwerkelijk voor kunt kiezen. In Nederland is bijvoorbeeld het aantal thuisvaders dat voor de kinderen zorgt lang niet zo hoog als in Scandinavische landen. Het verschil is dat je in Scandinavië wetten hebt die een veel ruimer gedeeld ouderschapsverlof aanmoedigen. Waarschijnlijk zullen zowel de carrièrevaders in Nederland als de thuisvaders in Scandinavië zeggen dat ze echt willen doen wat ze op dat moment doen. Maar dat verklaart het grote verschil in cijfers niet.
Het punt dat ik probeer te maken is niet zozeer dat “carrièremannen” niet écht zouden willen werken en eigenlijk liever thuisvader willen zijn. Natuurlijk kunnen ze oprecht denken: dit is wat ik wil. De vraag is alleen of je oprecht kunt weten of je wel of niet thuisvader wilt zijn, als je niet daadwerkelijk de mogelijkheid hebt, of er onvoldoende steun is, om daarvoor te kiezen.’
Welke factoren zijn dan wél bevorderend om zelfkennis te verkrijgen?
‘Het is niet mogelijk daar een algemeen lijstje van te geven. Als iemand bijvoorbeeld boos is, en in die omstandigheid ineens bewust denkt: ik wil scheiden, dan is het lastig om te bepalen of dat goede zelfkennis is. Wellicht is diegene op dat moment impulsief, en dan is de boosheid een zelfkennis ondermijnende eigenschap, omdat het incoherent is met de rest van haar ideeën. Maar het is gevaarlijk om te concluderen dat boosheid altijd een zelfkennis ondermijnende omstandigheid is. Als diezelfde persoon wordt mishandeld, en op een dag door een kleine ruzie impulsief denkt dat ze wil scheiden, zouden we in die situatie zeggen dat haar boosheid het mogelijk maakt om erachter te komen wat ze echt wil. Beslissen of boosheid een hindernis of hulpmiddel is, hangt van een heleboel factoren af, zoals hoe een woede-uitbarsting of gedachte zich tot iemands levensverhaal verhoudt.’
Sommige mensen zeggen dat een meditatieve retraite een goede omstandigheid is om tot juiste zelfkennis te komen, juist omdat je je ervan bewust wordt dat je moreel tekortschiet.
‘Het gevaar daarmee is dat het een vorm van egoïstisch escapisme wordt. We moeten ervoor waken dat de ontwikkeling van innerlijke rust en geluk vinden alleen maar draait om “ikke, ikke, ikke”. Je maakt de wereld echt niet beter door tien dagen niet te praten. Zelfs als het tien heel moeilijke dagen zijn, waarin je worstelt met jezelf, of erachter komt dat je “zelf” niet zo belangrijk is, denk je nog steeds heel erg vanuit jouzelf als middelpunt. Het is wel belangrijk je te realiseren dat het je daarbij puur te doen is om persoonlijke en niet moreel relevante zelfkennis. Mijn vraag is: waarom moet je worstelen met jezelf om erachter te komen dat “het zelf” niet belangrijk is? Misschien moeten we ons wat minder druk maken om persoonlijke zelfkennis, en ons wat drukker maken om morele zelfkennis. Wat is jouw ecologische voetafdruk? Handel je eigenlijk wel volgens je eigen ethische overtuigingen? Heb je impliciete oordelen over anderen? Nee? Weet je dat zeker?’