Dat wij politiek passief zijn, is een logische reactie op de onmacht van politici, zegt Zygmunt Bauman. Hij wil 'nieuwe manieren van leven' aan ons openbaren en de politieke agenda 'radicaal verbreden'.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
De rede en de wetenschap hebben niet alleen zegeningen gebracht, maar ook geleid tot de gruwelen van de holocaust. Dat is de boodschap van de Pools-Engelse socioloog Zygmunt Bauman in zijn bekendste werk De moderne tijd en de holocaust. Daarmee bevindt hij zich in het gezelschap van denkers als George Steiner, Hannah Arendt en de leden van de Frankfurter Schule, die tot een zelfde conclusie zijn gekomen. Een ongenuanceerd geloof in rationaliteit is sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer mogelijk. Een van de gevolgen daarvan is dat het modernisme, dat de hoop koesterde dat de wereld verklaarbaar en controleerbaar zou zijn, is ingeruild voor het postmodernisme. Het postmodernisme rekent radicaal af met elke hoop op beheersing van de wereld om ons heen.
Maar hoewel Bauman de kwalijke gevolgen van een ongebreideld geloof in rationaliteit scherp onder woorden heeft gebracht, kan het postmodernisme hem maar matig bekoren. Dat blijkt uit zijn nieuwe essaybundel The Individualized Society. Hij karakteriseert de postmoderne samenleving waarin wij tegenwoordig leven hoofdzakelijk in economische termen, want niet eerder werd het leven van zoveel mensen tot op zulke grote hoogte bepaald door economische normen en waarden. De macht, aldus Bauman, ligt niet langer bij de politiek, maar bij het kapitaal, dat zich niet meer gebonden weet aan benauwde landsgrenzen, maar zich boven alle naties verheft in een proces van globalisering. De burger heeft zich intussen zozeer tot een individu laten kneden, dat hij volkomen alleen staat tegenover deze hem onbegrijpelijke en overstijgende macht.
De toverwoorden van de individualisering zijn 'mobiliteit' en 'flexibiliteit', maar volgens Bauman zijn die ons voornamelijk opgedrongen. Slechts in een enkel geval was er sprake van een vrije keuze. In een wereld die steeds sneller verandert, waarin kortlopende arbeidscontracten de norm zijn en werknemers hun oude dag liever zeker stellen door deel te nemen aan een beleggingsfonds dan te vertrouwen op een bedrijfspensioen, zijn flexibiliteit en mobiliteit een must. Het belangrijkste gevolg van deze manier van leven is een fundamentele onzekerheid. Het is allerminst verwonderlijk dat mensen in deze omstandigheden egoïstisch en materialistisch worden, aldus Bauman, want dat is in feite de enige 'rationele reactie'.
Hier blijkt dat Bauman toch nog niet helemaal afscheid van het modernisme heeft genomen. In zijn pogingen de huidige condition humaine te doorgronden gaat hij er nog altijd vanuit dat de mens een in de grond redelijk wezen is en dat die rede in elk individu op dezelfde wijze werkt.
Het grootste probleem waarvoor de huidige postmoderne samenleving ons in Baumans ogen stelt, is de onmacht van de politiek. Want de politiek is nog grotendeels gebonden aan de natie, terwijl de economische ontwikkelingen plaatsvinden op supranationaal niveau. De markt heeft het dankzij de globalisering voor het zeggen en de plaatselijke politici – en in vergelijking met de economische bobo's zijn alle politici plaatselijk – kunnen de economie niet langer sturen. De politieke passiviteit van de meeste burgers is een weerspiegeling van de onmacht van de politiek. Het is geen onwil, maar, alweer, slechts een rationele reactie.
De oplossingen die Bauman voorstelt zijn weinig uitgewerkt en allerminst nieuw. De politiek zou een orgaan op supranationaal niveau moeten hebben, zodat de economische krachten weer een tegenspeler krijgen. Hoe zo'n orgaan er precies uit zou moeten zien, laat hij in het midden. Evenmin beantwoordt hij de vraag hoe burgers betrokken zouden moeten worden bij een dergelijke geglobaliseerde politiek. Het gebrekkige functioneren van het Europarlement doet het ergste vrezen voor het Wereldparlement dat Bauman voor ogen staat. Op het niveau van de individuele burger suggereert Bauman dat deze vanzelf weer politiek gengageerd raakt wanneer de enorme onzekerheid waarmee hij te kampen heeft, zou worden ingedamd. Hij stelt de invoering van een basisinkomen voor, zonder in te gaan op de voor- en nadelen hiervan.
Ondanks zijn sombere kijk op de hedendaagse samenleving, lijkt Bauman niet voor cultuurpessimist te willen doorgaan. Maar in een wanhopige poging perspectief te bieden aan het postmoderne individu komt hij met voorstellen die er eerder voor zorgen dat de lezer de moed in de schoenen zinkt. Ook zijn belofte dat de essays 'nieuwe manieren van leven' zullen openbaren die bovendien een 'radicale verbreding van de politieke agenda' tot gevolg zullen hebben, moeten als wishful thinking beschouwd worden. Baumans analyse van de postmoderne samenleving is genuanceerd en scherp, maar aan een genezing van haar kwalen kan hij zich beter niet wagen.
The Individualized Society, door Zygmunt Bauman, uitg. Polity Press, Cambridge, 2001, 259 blz., ¦ 64,20/BEF.1175.