Home Wie schept er nog waarde?

Wie schept er nog waarde?

Door Frank Mulder en Freek Koster op 26 april 2010

Wie schept er nog waarde?
Cover van 04-2010
04-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

De economie valt niet zomaar te fiksen door politiek ingrijpen. Want aan de basis van de economische malaise ligt een fundamentele crisis van onze cultuur, zo diagnosticeert cultuurfilosoof Ad Verbrugge. Als er al een remedie is, ziet die er zo uit: ‘Zorg dat je weer woekert met je talenten. Ga iets scheppen.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘De economie is geen machine, waarvan de motor nu hapert. Ze is een onderdeel van een organisch geheel, onze cultuur, en die cultuur is op drift.’ Terwijl Ad Verbrugge in zijn ogen wrijft en zijn net gewassen haren nog eens naar achteren strijkt, bedenkt hij zich: ‘Wacht. Ik pak even mijn sigaretten. Ik moet nog wakker worden.’

De 42-jarige universitair hoofddocent sociale en culturele filosofie, tevens singersongwriter, kwam in 2004 uit met zijn succesvolle boek Tijd van onbehagen, waarna hij door zijn optreden in de tv-programma’s Tegenlicht en bij Zomergasten nog bekender werd. Eind dit jaar wil hij klaar zijn met zijn boek over cultuur en economie: Staat van verwarring. Over virtualisering, globalisering, politiek en de crisis. We zoeken Verbrugge op in zijn zeventiende-eeuwse huisje in het historische hart van Leiden. Op de tafel staat een muizenval.

‘Ons systeem is wezenlijk onduurzaam’, vervolgt de cultuurfilosoof. ‘Het heeft continu groei nodig, omdat we rente willen op onze investeringen. Het is dynamisch en gericht op expansie, maar dat kan alleen maar zolang er nieuw kapitaal in wordt gepompt. Dat loopt nu vast.’

Verbrugge baseert zijn oordeel niet op laatste kwartaalcijfers uit de bankwereld, maar op vier historische ontwikkelingen die volgens hem nauw met elkaar verweven zijn, te beginnen bij de ontwikkeling van de rol van geld.

‘Ik ben geen marxist, maar Marx doorzag wel goed hoe de functie van geld in de loop der tijd is veranderd. Van oorsprong was het een ruilmiddel. Koopwaar (W) wordt omgezet in geld (G), en daarmee koop je weer waar (W’). Voor de kapitalist is dat omgedraaid tot G-W-G’. Met geld koopt hij waar, om daarmee meer geld te kunnen verkrijgen.’

Dat is toch een kip-of-ei-kwestie?
‘Nee, de verhouding wordt wezenlijk anders. We zien namelijk dat die rol van geld zich vervolgens in de geschiedenis verder ontwikkelt. Het wordt bijvoorbeeld uitgeleend, om het met rente weer terug te krijgen. Al gebeurt dat in eerste instantie nog als voorschot om in de toekomst waarde te creëren.’

De hypotheek, bedoelt u?
‘Het typische voorbeeld, ja. De volgende stap is de bedrijfslening. Ook nog primair gebaseerd op de waarde die het bedrijf kan creëren. Maar dan komt de innovatie: het aandeel. Met een aandeel participeer je in een bedrijf, maar het revolutionaire is dat dit aandeel verhandeld kan worden. Er ontstaat op een gegeven moment dus een markt voor aandelen, met een fundamenteel nieuw kenmerk: deze markt wordt zelfreferentieel. Een aandeel koop je alleen als je denkt dat de vraag – op de markt voor aandelen – gaat stijgen. De markt is dus gebaseerd op de dynamiek van de markt zelf. Dat is radicaal anders.’

En dan is een aandeel eigenlijk nog heel ouderwets.
‘De verandering gaat door, met de ontwikkeling van opties. Op zich is de optie een interessant instrument, ontwikkeld om het risico van een misoogst te spreiden, maar nu komen er opties op aandelen. Dit noemen we “derivaten”. Het zijn afgeleide producten, die niet meer gebaseerd zijn op waardecreatie. Waardecreatie wordt secundair, en de winst uit de beweging van de markt wordt het doel.’
 

Schuld

Al ijsberend of zittend op de leuning van zijn stoel probeert Verbrugge met gesloten ogen samen te vatten wat hij daarvan denkt. ‘Alles wordt in toenemende mate gekapitaliseerd, omgezet in geld. Dat gaat de hele samenleving doordringen. Mensen denken: “Ik heb een eigen huis – da’s zonde! Huizen zijn namelijk in waarde gestegen, ik moet dus een hypotheek nemen op de overwaarde, want dan krijg ik geld en dat kan ik weer beleggen!” Zo is er een enorme toename van geld mogelijk geworden – en tegelijkertijd van schuld!’

En al dat geld moet renderen. Alles moet worden terugbetaald met rente.
‘Het heeft ook gerendeerd. Dat kon echter alleen doordat de hoeveelheid kapitaal toenam. De jaren negentig waren de jaren van het volkskapitalisme. Iedereen ging meedoen, en daardoor steeg de vraag, dus het werkte en daardoor werd de inflatie verbloemd. Je koopt een aandeel omdat je verwacht dat het in waarde stijgt, en dat gebeurt doordat iedereen aandelen koopt. Het is één groot piramidespel. Dat kon een hele tijd worden volgehouden, door steeds verdergaande kapitalisering en door financiële producten. Maar nu loopt het ten einde.’

Je kunt het een piramidespel noemen, maar als iedereen erop blijft vertrouwen, is het toch een prachtige prikkel? Het is een voortdurende impuls om te renderen.
‘Het heeft geleid tot een enorme groei, dat staat buiten kijf. Maar mijn these is dat een groot deel van de afgelopen groei een schijngroei is geweest. En dat we voor een groot deel van de groei afhankelijk zijn geweest van goedkope producten uit Azië.’

Schijngroei? We hebben toch een uitzonderlijke stijging van de levensstandaard gezien?
‘De geldomloop is toegenomen, maar de onderliggende waarde niet of nauwelijks.’

Kom op, iedereen heeft een magnetron, een iPod, een telefoon, een vaatwasser. We gaan drie keer per jaar op vakantie en we kunnen alles kopen wat we willen!
‘Ik noem het schijngroei. Mijn vader bezat een huis, een auto, een tv; we aten iedere dag vlees en gingen elk jaar op vakantie. Hij was alleenverdiener en had een middelbare beroepsopleiding. Probeer dat nu maar eens! Voor dezelfde consumptiepatronen moet je anderhalf keer zoveel werken, met véél meer stress.’

Een huis kostte ook bijna niks. Geen kunst om dan een woning te bezitten.
‘Dat is precies mijn punt. Mijn vader kocht het voor 19.000 gulden, en het was toen ook echt zijn eigendom. Maar door het proces van kapitalisatie is alles veel duurder geworden. Vrouwen kregen meer te besteden; daardoor gingen de prijzen omhoog. Verder werd de rente laag gehouden, zodat iedereen kon lenen, maar ook dat dreef de prijzen op.’

We hebben toch alles wat we willen, we zijn toch stinkend rijk? Vroeger moesten we anderhalf jaar sparen voor een walkman. Je krijgt een Wii nu bijna gratis bij een pak cornflakes.
‘Onze woningen kunnen we inderdaad volzetten met allerlei producten, die vooral te danken zijn aan technologische innovaties. Maar de primaire levensbehoeften, zoals een huis, een auto, vakantie, daar moeten we veel harder voor werken. Kijk om je heen. Kijk naar de cijfers over inkomens, huizen, werkweken en vaste lasten. Dit is geen groei, dit is economische achteruitgang! Alleen babyboomers, die zijn er economisch op vooruitgegaan. De generatie die erna komt, moet het ophoesten.’

Technologische innovaties zijn toch ook waardecreatie?
‘Wie heeft dat gedaan? Die creatie komt volledig uit Azië. Het kost daar maar 5 euro om een spijkerbroek te maken. De overige 70 euro wordt hier verdiend aan de “productie van de consumptie”. Daarmee bedoel ik de reclame-industrie, de belevingseconomie, de architectuur van koopgoten en alles wat daarmee te maken heeft. Het enige wat wordt geproduceerd, is beleving. Het heeft weinig meer met echte waarde te maken. Ook dit is dus een derivaat. Je zou onze economie kunnen karakteriseren als een derivateneconomie.’

Volgens u wordt er in onze derivateneconomie te weinig waarde gecreëerd.
‘Wees eens eerlijk: wie creëert er nog waarde? Adviesbureaus, accountants, juristen, reclamemakers: daar wordt geen waarde gecreëerd. Het zijn banen die het systeem draaiende houden. En die banen gaan er in een crisis ook als eerste weer uit. Hetzelfde vliegwiel dat de groei aanjoeg, zal nu de krimp aanjagen. Uiteindelijk willen we toch gewoon brood op de plank en een spijkerbroek om onze billen, dus de economie zal langzaam maar zeker “ver-aldiseren”.’

Daarmee komt volgens Verbrugge een eind aan het culturele klimaat waarin die derivateneconomie kon gedijen. ‘Dat was het klimaat van het belevingssolipsisme.’

Aha.
‘Belevingssolipsisme wil zeggen dat de persoonlijke beleving van de mens de maatstaf wordt waarmee hij de wereld ziet.’

Is dat ooit anders geweest dan?
‘Jazeker, dat is een heel nieuw, westers fenomeen. Traditioneel is de maat der dingen de religie, of andere groepswaarden. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw zijn die waarden volledig uitgehold door de voortgaande liberalisering. Ook bij maatschappijkritische bewegingen, fascinerend genoeg. Die brengen uiteindelijk, bewust of onbewust, precies dezelfde liberale positie voort. Ook bij GroenLinks gaat het om het gevoel van het individu: “Is het leuk of niet?” Niet dat andere mensen er niet meer toe doen, maar wel dat je eigen gevoel centraal staat.’

We kunnen ons voorstellen dat deze derivateneconomie blijft draaien zolang mensen er steeds meer aan willen uitgeven. Maar waarom is die zeepbel dan nooit eerder uit elkaar gespat?
‘Dat deed hij wel! In 2001 was er een serieuze beurscrash. De hele interneteconomie bleek niet te brengen wat men had verwacht. Miljarden verdampten en talloze bedrijven gingen failliet.’
 

Stalin

De internetzeepbel betekent nog niet het einde van de voorspoed, legt Verbrugge uit. Er wordt namelijk een revolutionaire oplossing gevonden: de banken gaan zelf verder met het spel, ondersteund door een rente die kunstmatig laag werd gehouden. ‘Om dat te begrijpen moeten we beginnen we bij Kondratieff.’

Kondratieff, dat was toch die Rus die beweerde dat het kapitalisme iedere vijftig jaar een nieuwe bloei doormaakte en die daarom door Stalin naar de Goelag werd gestuurd?
‘Ja. De econoom Schumpeter heeft daar een belangrijke oorzaak voor gevonden. Volgens Schumpeter zorgde de introductie van nieuwe technologie telkens voor een nieuwe investeringsgolf, waarna op een gegeven moment de markt verzadigd was. Die technologie had steeds te maken met een fundamentele transformatie van tijd en ruimte. Bijvoorbeeld de aanleg van spoorwegen halverwege de negentiende eeuw, die enorme investeringen naar zich toe trok. Na een tijdje zakte het rendement en volgde een periode van teruggang. De nieuwe infrastructuur leidde echter telkens tot een spin-off die weer voor een nieuwe opleving zorgde.’

De fabrieken die langs spoorlijnen werden gevestigd.
‘Bijvoorbeeld. De meest recente bloeiperiode zagen we in de jaren negentig, met de ICT-boom. De computer en de mobiele telefoon leidden tot grootschalige investeringen in de informatie- en communicatietechnologie. Daardoor ontstond er iets fundamenteel nieuws: virtual reality.’

Virtuele ruimte, ruimte die niet echt bestaat.
‘Nee. Virtual reality is wel degelijk realiteit. Het is een werkelijke ruimte, die je echt kunt betreden. De telefoon schiep al een ruimte die eerder niet bestond. Als ik jou bel, ontmoeten we elkaar in een ruimte die eerder niet bestond. We hebben afstandelijk contact. Bij een computer wordt dit principe tot in het extreme opgeblazen. De computer dislokaliseert. Ik neem afstand van mijn eigen fysieke ruimte, ik ga shoppen in winkels die hier niet zijn en misschien niet eens bestaan. Dat is bij uitstek de belevingswereld van het belevingssolipsisme. Je kunt je helemaal terugtrekken in een omgeving die georiënteerd is op jouw gevoel. Het is een soort roes.’

We begrijpen waar u heen wilt: dit is de ruimte waar het kapitaal in gaat investeren. Een nieuwe bloeiperiode voor het kapitalisme.
‘Precies, en het slaat aan bij de belevingsconsument. In 2001 raakt echter de computer- en internetmarkt verzadigd, waardoor de beurs keldert. Wat er nu gebeurt is ingewikkeld: de ICT wordt geïmplementeerd in de financiële wereld zelf. Alsof ze spoorwegen in hun eigen kantoor gingen aanleggen. Bankfilialen worden gesloten, alles gaat voortaan via de computer. Er worden nieuwe financiële producten gemaakt. Dat zijn producten in virtual reality, waarvan de waarden gebaseerd zijn op de markt, berekend worden door rekensommen in computers en die worden verhandeld op het moment dat de computer dat besluit. Er komen pakketjes hypotheken en pakketjes schulden waarvan onduidelijk is hoeveel ze waard zijn, waarheen ze verwijzen en van wie ze zijn. Maar ze bepalen wel waar de investeringen in de fysieke wereld naartoe gaan.’

Superbelegger
Vanaf eind 2004 explodeert de derivatenhandel. Nederland hoort bij de koplopers. Er is op een gegeven moment voor 600 biljoen (600.000.000.000.000) dollar aan derivaten in omloop, tien keer zoveel als het daadwerkelijke bruto mondiaal product. De Amerikaanse superbelegger Warren Buffet noemt deze in stukjes verpakte hypotheekobligaties ‘financiële massavernietigingswapens’. Hij krijgt gelijk: ze leggen een bom onder het financiële systeem.

Veel schuld blijkt niet te zijn gedekt. Daarom hebben staten de afgelopen jaren geld bijgedrukt en de schulden overgenomen, om maar zo veel mogelijk roulatie in het systeem te houden.
‘Klopt, en daaruit kunnen we één conclusie trekken: de echte crisis is nog niet begonnen. We werken nu toe naar een staatsbubble. Het collectief leent nu aan de staat, totdat de staat geen leningen meer krijgt of failliet gaat. Dat is voor enkele staten onvermijdelijk.’

Een landenzeepbel. Banken zijn massaal staatsobligaties gaan kopen met de goedkope crisisleningen die ze hebben gekregen, legt Verbrugge uit. Dat lijkt heel veilig. Hoe groter het risico is dat Griekenland, Spanje of een Oost-Europees land zijn schulden niet kan afbetalen, des te hoger wordt de rente die beleggers vragen, maar daardoor komt het faillissement voor zo’n land dichterbij. Alle beleggers loeren op het gunstigste moment om er, nét voor de klap, uit te stappen.

Wat gaat dat concreet betekenen?
‘Je zult zien dat de roep om een plaats, om tastbare realiteit, weer zal toenemen. Dat zie je nu al. Het systeem is ontaard, en heeft nu weer “aarding” nodig. Maar we zullen ook moeten gaan luisteren naar de Chinezen, die onze staatsobligaties hebben gekocht. De macht op aarde zal verschuiven en er zal een fundamentele herschikking plaatsvinden. We kunnen hoe dan ook niet op hetzelfde luxeniveau blijven leven. We moeten ons verlies nemen en accepteren dat onze levensstandaard naar beneden zal gaan. Er gaan veel mensen met grote schulden komen.’

Gaat dat geleidelijk, of komt er een klap?
‘Het is allebei mogelijk, maar ik denk dat we binnen vijf jaar een heel harde val zullen meemaken. En dat heeft diepgaande politiek-culturele gevolgen. Bij eerdere Kondratieff-cycli zagen we steeds meer vrijheid: meer burgerrechten in de periode na 1800, een parlementaire staat in de periode na 1850, kiesrecht in de periode na 1900 en meer individuele vrijheid in de periode na 1950. Daar was wel een technocratische politiek voor nodig, die de regels maakte voor de markt waarop alle individuen met elkaar konden concurreren. Dit kaartenhuis is nu genadeloos ingezakt. Onze vrijheid kan niet nog groter worden. We zullen weer moeten lokaliseren.’

De meeste beleidsmakers zoeken de oplossing in meer internationaal beleid, maar u niet?
‘We wijzen allemaal naar onze minister als onze Icesave-spaarcentjes in gevaar dreigen te komen. Ik zeg niet dat het kapitalisme voorbij zal zijn, maar wel dat we plaats en grenzen weer belangrijk gaan vinden. Nu gaat ons geld naar Spanje en Griekenland omdat die torenhoge schulden hebben. Dat zullen we uiteindelijk niet pikken.’

Volgens de meeste economen en politici hebben we het ergste intussen achter de rug.
‘We staan nog maar aan het begin van de grote crisis. Let op mijn woorden: er zullen grote middelpuntzoekende krachten loskomen. De euro redt het misschien niet lang meer. De rentedrukverschillen binnen de EU zijn te groot, vooral als de Centrale Bank geld gaat bijdrukken. Ook banken zullen weer terug moeten naar hun kerntaken. Dan zal weer pijnlijk duidelijk worden wat het echte vraagstuk was.’

En dat is?
‘Hoe creëer je waarde? Hoe investeer je in ondernemers die waarde creëren?’

Waardecreatie als doel van de economie. Hoe moet dat?
‘Ik hoop dat we een aantal van die waardecreërende krachten kunnen bundelen. Let wel: we zijn natuurlijk een kenniseconomie. Het gaat rap achteruit, maar we hebben flink geïnvesteerd in kennis. Ik hoop dat bepaalde ondernemers weer gaan samenwerken met het onderwijs en dat de overheid dat steunt.’

Wat kunnen wij nu zelf? Hoe moeten we waarde creëren in ons eigen leven?
‘Zorg dat je weer woekert met je talenten. Ga iets scheppen. Je hebt altijd de keus: ga je een boek lezen of tv kijken? Ga je gamen of sporten? Ga je downloaden of zelf muziek leren maken? Dat is waardecreatie. Maar ga allereerst het fysieke bestaan weer herwaarderen. Stel in plaats van het afstandelijk contact de zorg weer centraal, de zorg voor wat je bestaan mogelijk maakt. Zorg voor je kinderen. Zorg voor een goede school. Verbind je met organisaties. Versterk groepsbindingen. Krijg kinderen.’

Krijg wat?
‘Kinderen. Ja, wat is daar mis mee? Dat hebben we altijd zo gedaan om ons bestaan veilig te stellen. En zorg dat de verbanden intact blijven: de natuur, de sociale omgeving. De staat zal daar niet zoveel geld meer voor hebben. We zullen een idee moeten krijgen van een “goed leven” binnen de gemeenschap als geheel. Daartoe zijn ook gemeenschappelijk gedragen symbolen en omgangsvormen nodig, waarin die gemeenschapszin wordt bewaard.’

Dit interview is een bewerking van een hoofdstuk uit Economie op ramkoers. Waarom onze economie ontploft als we vertragen – en ook als we doorrijden, door Frank Mulder en Freek Koster, uitg. Pepijn, Eindhoven 2010, 168 blz., € 16,95