Home Westers verzet in een islamitisch jasje

Westers verzet in een islamitisch jasje

Door Ludo Hekman op 14 januari 2008

01-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

De ‘politieke islam’ is niet het bewijs dat de islam uiteindelijk antiwesters is. Het is eerder een typisch westers verzet tegen overheersing, gestoken in een islamitisch jasje. Over de islam op zichzelf zegt dat nog niets. Dat blijkt uit een analyse van de grondlegger van de ‘politieke islam’, de Pakistaanse denker Abul Ala Maududi.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Brommers en riksja’s scheuren voorbij. Er hangt een dikke lucht van kruiden, uitlaatgassen en afval in de straat. Voor kleine eettentjes staan vrolijke Pakistani voorbijgangers te begroeten. Het is de typische chaos van de oude wijken in een oosterse stad. Dit is Lahore, Pakistan.

Twee rechtenstudenten trakteren op Coca Cola en traditionele Pakistaanse hapjes. Al snel gaat het gesprek over de verschillen tussen het Oosten en het Westen. ‘Jullie zijn voornamelijk individualistisch. Wij zijn een collectief. Als ik een keer een dag zonder geld zit, kan ik in deze hele straat terecht voor een maaltijd.’ Hij beschouwt de islam vooral als een sociaal fenomeen en de militanten uit de tribale gebieden als domme mensen. ‘Zij gaan nota bene in tegen onze Grondwet!’, voegt hij er geïrriteerd aan toe. Die Grondwet is in grote lijnen gemodelleerd naar het Britse model. Islamitische en westerse elementen zijn erin gecombineerd.
Maar niet iedereen vindt dat even gemakkelijk. En de zelfbewuste uiteenzetting van deze student kan de worsteling die Pakistan sinds haar onafhankelijkheid in de greep houdt niet verhullen. En dan gaat het niet alleen om de omnipotente macht van het leger en de vraag of de geplande verkiezingen eerlijk gaan verlopen. Het gaat ook om de spanning tussen de islamitische identiteit en de moderne realiteit – een spanning die niet alleen in Pakistan, maar wereldwijd voelbaar is. Velen menen dat die twee nooit samen zullen gaan; het Westen en islam sluiten elkaar uit, bijvoorbeeld omdat de islam geen scheiding van kerk en staat kent. Het enige dat dan ook rest is een clash of civilizations. Maar hier, in Pakistan, merk je dat deze constatering simplistisch is. De ‘politieke’ islam is bijvoorbeeld bij uitstek een modern fenomeen – niet alleen omdat ze een reactie is op westerse invloed, maar ook omdat ze gebruik maakt van westerse ideologie. Daarmee is dus nog niet het laatste woord gezegd over de islam, hooguit dat deze – zoals iedere godsdienst – zich door de tijden heen anders kan voordoen, afgestemd op de situatie. Het is juist deze eigenschap zich aan te kunnen passen, die door fundamentalisten en radicalen – zowel aan islamitische als aan westerse zijde – stellig wordt ontkend.  
 
De spanningen tussen moderniteit en islam zijn goed zichtbaar in het werk van de islamitische denker Abul Ala Maududi (1903 – 1979). Maududi werd geboren in het huidige Pakistan dat toen nog onderdeel was van India. Hij was een veelzijdig intellectueel die naast journalist ook theoloog, politicus en filosoof was. Hij schreef meer dan 120 boeken die nog steeds in veel verschillende talen worden gelezen en richtte een politieke partij op die een belangrijke rol speelde in de geschiedenis van Pakistan.

Toen het Britse opinieblad The New Statesman een lijst met de twaalf belangrijkste levende denkers van onze tijd publiceerde werd er voor Maududi, die al dood was, een uitzondering gemaakt. Niet onterecht. Hij inspireerde Qutb, de ideoloog van de Egyptische moslimbroederschap en de Iraanse revolutionair ayatollah Khomeini. Hij wordt gezien als de ‘founding father’ van het islamisme. Hij plaatste als eerste de jihad in een politieke context en hij idealiseert net als andere reformistische denkers de islam van de eerste generaties.
Toen Maududi werd geboren stond de islam er slecht voor. Het Ottomaanse rijk was juist ter ziele gegaan en in zijn eigen land India, waar Pakistan zich later van afscheidde, waren de Britten aan de macht. Voor mensen als Maududi was dat een traumatische ervaring. Hij zag het niet alleen als een verandering van de machthebbers, maar als een invasie van vreemde ideeën die de basis onder de islamitische samenleving erodeerden.

Hij vermoedde dat de feitelijke overheersing slechts tijdelijk was, maar maakt zich grote zorgen om de dreiging van het westerse gedachtegoed – dat zou wel eens van blijvende impact kunnen zijn, ook wanneer de Britten weer verdwijnen. Met lede ogen zag hij aan hoe moslims van zichzelf vervreemden. In een van zijn boeken (Tanqihat) schrijft hij: ‘Zelfs waar moslims vrij en soeverein zijn is hun vrijheid illusoir, omdat ze lijden aan mentale slavernij – hun academische instituties, hun kantoren, hun bazaars, hun huizen en hun lichamen ademen een onmiskenbaar westers stempel. Bewust of niet, ze denken met geleende hersens, zien de dingen door geleende ogen en bewandelen geleende paden.’

Maududi wilde de islamitische gemeenschap in India, die in zijn ogen zowel fysiek als mentaal werd gekoloniseerd, haar zelfbewuste identiteit teruggeven. Hij stond daarbij open voor de vruchten van de techniek, de empirische wetenschap en moderne filosofie en zag zich daardoor genoodzaakt de islam opnieuw te interpreteren. Hij liet zich daarin dus niet leiden door de ulama, de klasse van islamgeleerden. ‘Ik vertrouw alleen op mezelf als het gaat om het ontdekken van de betekenis van de islam’, schrijft hij in een van zijn brieven.

Toch wordt Maududi doorgaans beschouwd als iemand die niet alleen buiten de westerse categorieën valt, maar ook als totaal tegengesteld aan het Westen. ‘Dat is een misleidende aanname’, aldus Irfan Ahmad, onderzoeker bij het ISIM (International Institute for the Study of Islam in the Modern World) in Leiden die promoveerde op de ideologische ontwikkeling van de Jamaat e Islami, de politieke partij van Maududi. Hij benadrukt dat we Maududi niet kunnen begrijpen zonder een beroep te doen op concepten uit de westerse filosofie. Vooral in zijn utopische denken en zijn visie op de geschiedenis is die invloed onmiskenbaar.
 

Perifere elementen

Volgens Ahmad zien we dat goed aan de manier waarop Maududi nadenkt over de staat. De staat is een typisch westers concept, en de jonge Maududi klaagt daar ook over. In zijn tijdschrift Tarjuman schrijf hij: ‘Nu bepaalt de staat ook al wat ik mijn kinderen mag leren en wat ik wel en niet kan gaan dragen, ze laat haar invloed gelden tot de meest perifere elementen van het leven.’ Hij ziet dan ook in de moderne staat een machtige vijand voor de islamitische identiteit, een vijand die bedwongen kan worden door die staat zelf in een islamitisch vorm te gieten. Er waren alleen niet veel mensen die hem daarin volgden. De Indiase Moslimbond die een seculiere moslimstaat wilde stichten, was veel populairder. Dat veranderde toen Maududi zijn visie wist te funderen in de theologie. Hij verklaarde onder verwijzing naar de Koran en de Hadith dat in de islam de staat een centrale plek moet hebben. Dat was vernieuwend. Irfan Ahmad: ‘Veel begrippen uit de Koran kregen van Maududi een nieuwe betekenis. Hij interpreteerde ze zo, dat het vereren van Allah gelijk kwam te staan aan het vechten voor een islamitische staat. Hij introduceerde die verandering onder het mom van een terugkeer naar de pure islam, terwijl de interpretaties eigenlijk erg vernieuwend en modern waren. Ze ontstonden immers als reactie op de Indiase onafhankelijkheidspolitiek. Het waren dus concrete politieke ontwikkelingen die Maududi brachten tot het samen laten smelten van moskee en staat.’ Om de opkomst van de politieke islam die geen scheiding van religie en staat erkent te begrijpen is dan ook, naast kennis van de Koran, vooral kennis van de moderne politieke geschiedenis van belang, denkt Irfan Ahmad.
 
Volgens Ahmad is de politieke islam dus een modern fenomeen, ingegeven door de politieke context van zijn tijd. De ‘moderne’ invloed op Maududi blijkt ook uit het feit dat hij ‘dialectische’, westerse denkers als Hegel en Marx vaak citeert. Hegel en Marx schreven hun boeken niet alleen in de ‘moderne tijd’ – de negentiende eeuw – maar dachten ook daadwerkelijk modern. Dat wordt zichtbaar door het vertrouwen in vooruitgang. Voor de Grieken en Romeinen was het vooruitgangsidee vreemd, voor veel middeleeuwers lag Utopia nog in een andere wereld of onbekend land, maar tegen het einde van de achttiende eeuw lag Utopia ineens in de nabije toekomst.

Maududi verwijst daarbij dus vooral naar dialectische denkers: zij zagen de geschiedenis als het product van een strijd, of ‘dialectiek’ tussen tegengestelde krachten, waarbij uiteindelijk niet zo maar één van beide krachten overwint, maar het beste van beide wordt verenigd in een nieuwe fase. Volgens Marx moet de strijd tussen de verpauperde klasse en kapitalistische klasse bijvoorbeeld wel uitmonden in een nieuwe fase: de klasseloze samenleving. Maududi beschouwt de voortdurende strijd tussen de islam en andere godsdiensten en culturen als de fundamentele dialectiek die de gang van de wereldgeschiedenis bepaalt. Dat maakt hem geenszins tot een gemakkelijk denker, want wat is de uitkomst van die dialectiek? En impliceert deze dialectiek een strijd of een vreedzame dialoog? Overigens is ook dat modern: komt die nieuwe fase in de geschiedenis ‘vanzelf’, of komt er revolutionair geweld aan te pas? Volgens Amerikaanse neocons, bijvoorbeeld, is mondiale democratie door geweld te vestigen.

Maududi is daarin erg dubbel, legt Irfan Ahmad uit. ‘Er is de jonge Maududi die in zijn polemische ‘jihad en islam’ waarschuwt dat kwade krachten niet zomaar verdwijnen en dus met kracht bevochten moeten worden. Op het niveau van de tekst lijkt dat geweld te legitimeren, maar er is ook een andere Maududi. Een Maududi die in de praktijk geweld niet heeft willen gebruiken om zijn doelen te realiseren.’

Die Maududi maakt onderscheid tussen rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen: Het is legitiem om geweld te gebruiken als een (moslim)land zich moet beschermen tegen een externe agressor of wanneer moslims worden onderdrukt. Op die manier rechtvaardigde hij steun aan de Palestijnse zaak, de oorlog van Afghanistan tegen Rusland – overigens ook door de Verenigde Staten van harte ondersteund – en de vrijheidsstrijders in Kasjmir. Maar hij voegt er aan toe dat, als geweld dan wordt toegestaan, het nooit politieke verandering tot doel mag hebben. Daarvoor verwees hij, en dat staat ook in de grondslag van zijn politieke partij, naar de Grondwet en de democratische procedures. Geweld noemde hij toen gemakzuchtig.
Wat kunnen we met deze schets van Maududi? Wat levert het op als blijkt dat Maududi een politiek-strategisch denker was, sterk door het Westen is beïnvloed en omstreden is? De politiek filosoof Charles Taylor riep onlangs in een column op dat we op zoek moeten naar cross-overfiguren. Figuren die het samensmelten van een veelvormige realiteit tot een ondeelbare eenheid zoals ‘de islam’ of ‘het Westen’, kunnen doorbreken. Dat blokdenken brengt de wereld namelijk in een situatie van botsende beschavingen, denkt Taylor. Is Maududi zo’n cross-overfiguur? Irfan Ahmad is kritisch: ‘Het probleem is dat je er dan van uit moet gaan dat er iets is, laten we dat A noemen, dat volstrekt verschilt van iets anders, zeg B. En dat er daarom een cross-overfiguur nodig is om te bemiddelen. Maar er bestaat geen pure islam of één Westen. Ik kan geen moslimdenker verzinnen die geen debat voerde met het zogenaamde Westen. Maududi is niet uniek.’

Ludo Hekman

Wil je je verder verdiepen in ondewerpen als deze? Kom naar Thinking Planet op 15 april. www.thinkingplanet.nl