Home Weekendlijstje: drie theorieën over humor

Weekendlijstje: drie theorieën over humor

Door Nina Tesselaar op 19 oktober 2018

Weekendlijstje: drie theorieën over humor

We doen het dagelijks en vaak onbewust, maar waarom lachen we eigenlijk? Veel filosofen, van Plato tot Thomas Hobbes, denken na over deze vraag. De filosofie van humor is grofweg in te delen in drie theorieën.

 1. De superioriteitstheorie

Volgens deze theorie moeten mensen lachen omdat ze zich superieur voelen ten opzichte van een ander. Volgens Plato was humor daarom zelfs slecht. Als mensen lachen, voldoen ze niet aan het Socratische adagium ‘Ken uzelve’: ze doen alsof ze beter zijn dan anderen, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is. Ook vond Plato dat lachen slecht is omdat het kan leiden tot een verlies aan zelfcontrole. Aristoteles dacht er ongeveer hetzelfde over: volgens hem mag je wel lachen, maar niet te buitenzinnig. Een deugdelijk persoon doet alles namelijk volgens het gulden midden – ook lachen. Daarnaast vond Aristoteles het problematisch dat komedies mensen vaak veel slechter portretteerden dan ze echt waren. Ook filosoof Thomas Hobbes dacht dat de superioriteitstheorie verklaart waarom mensen lachen. In de Leviathan schrijft hij: ‘Ik concludeer dat lachen niet meer is dan een gevoel van glorie dat ontstaat uit een vooringenomenheid met onszelf in vergelijking met de inferioriteit van anderen.’ Hobbes voegde daaraan toe dat we ook wel eens lachen om onszelf, maar dan vooral omdat we iets stoms hebben gedaan.

Als we kritisch nadenken over wanneer we moeten lachen, realiseren we ons dat we vaak lachen ten koste van anderen: grappen over mensen van andere nationaliteiten bestaan wereldwijd, op televisie worden mensen regelmatig voor gek gezet, en programma’s als Lachen om Home Video’s en Ridiculousness blijven leuk. Maar deze theorie verklaart eigenlijk niet genoeg. We moeten namelijk ook vaak lachen om hele andere dingen, en soms lachen we zelfs om grappen die ten koste van onszelf gaan. Een gevoel van superioriteit is dus niet altijd nodig voor een flink potje lachen.

2. De ontladingstheorie

Deze theorie wordt vaak geassocieerd met Aristoteles’ catharsis. In zijn Poëtica schreef hij dat het bijwonen van een tragedie (het toneelstuk, niet een gebeurtenis in het leven) kon leiden tot catharsis. Hoewel hij in de Poëtica dit begrip niet uitlegde, is het later geïnterpreteerd als de bevrijding van spanningen en emoties, bijvoorbeeld door kunst of muziek. Volgens de ontladingstheorie maakt ook humor het mogelijk om vastgehouden spanning los te laten. Sigmund Freud vond dit een goede verklaring voor waarom we lachen. Volgens hem leggen volwassenen zichzelf allerlei regels op, bijvoorbeeld dat ze niet ongecontroleerd mogen lachen of gek doen, terwijl ze dit eigenlijk wel willen. Deze zelfcontrole veroorzaakt spanning en negatieve energie. Humor is een manier om die spanning los te laten en het kind in ons de ruimte te geven. We herkennen dit gevoel wellicht allemaal: na een goede lachpartij voelen we ons vaak meer ontspannen en licht. Het probleem met deze theorie is dat het veronderstelt dat we altijd spanningen hebben, en dat die ook een uitweg zoeken. Maar dikwijls is het zo dat grappen, vooral grappen met een punchline, zelf spanning creëren. Het is dan ook de gecreëerde spanning die wordt losgelaten, en niet de onderdrukte negatieve energie.

3. De ongerijmdheidstheorie

Deze theorie werd bedacht door de filosoof Francis Hutcheson en wordt het breedst gedragen onder filosofen. Onder anderen Kant, Schopenhauer, Kierkegaard en Bergson vonden het de beste verklaring voor waarom we lachen. Volgens de ongerijmdheidstheorie moeten we lachen wanneer we iets zien of horen dat incongruent (niet overeenkomstig) is met onze verwachting of wanneer iets afwijkt van de norm, bijvoorbeeld wanneer dieren ineens gaan praten of wanneer iemand een verrassende woordgrap maakt, waarbij de taal op een andere manier wordt gebruikt dan we verwachten. Een voorbeeld hiervan is de grap van Groucho Marx: ‘Op een ochtend schoot ik een olifant dood in mijn pyjama. Hoe die in mijn pyjama kwam, weet ik niet.’ (En? Moest u dit twee keer lezen?)
Kant zei dat iets grappig is wanneer een gespannen verwachting plotseling wordt getransformeerd naar ‘niets’. Denk hierbij aan ‘waarom kan Kees niet autorijden? Kees is een steen’-grappen. Onze verwachting – een redelijk antwoord – wordt niet waargemaakt. En volgens Schopenhauer moeten we lachen wanneer een rationeel idee (een concept) niet rijmt met wat we op dat moment waarnemen (de realiteit). Een kanttekening bij deze theorie is dat de ongerijmdheid moet plaatsvinden in een veilige en vertrouwde situatie: als we een gekke bek trekken naar ons nichtje zal ze lachen, maar wanneer een volslagen vreemde dit doet is het eng.   

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.