Deze ingang die Weyembergh tot het oeuvre van Camus kiest, is intrigerend omdat zo direct duidelijk wordt welk voorbeeld Camus voor ogen staat wanneer hij, net als vele andere auteurs die met het existentialisme geassocieerd worden, over het thema van de sprong spreekt. Dit roept de vraag op of met dit voorbeeld Camus’ eigen en unieke positie te midden van andere auteurs die over de sprong spreken niet verhelderd kan worden: terwijl Kierkegaard de sprong ontdekt in zijn analyse van het religieuze geloof en terwijl voor Heidegger de sprong resoneert in de metafysische stelling van voldoende grond, is voor Camus de sprong klaarblijkelijk in de eerste plaats geënt op de ervaring van het duiken in de zee. Het is Weyemberghs grote verdienste om op verschillende plaatsen in het boek te wijzen op het belang van het duiken en het zou de moeite waard zijn als de betekenis van dit krachtige beeld voor het type existentialisme dat Camus voor ogen staat nog verder zou worden ontvouwen.
Naast deze aandacht voor de sprong in de zee en Camus’ beschrijvingen van de natuur komen in dit werk ook de meer bekende thema’s van Camus aan bod. De auteur heeft ervoor gekozen om eerst een aantal filosofische motieven uit het werk van Camus te bespreken en vervolgens een aantal romans en toneelstukken. Na een overdenking van de vraag in welke zin Camus een filosoof genoemd kan worden, gaat Weyembergh in op de verhouding van Camus tot Nietzsche, die een van de belangrijkste referentiepunten in het werk van Camus is. De auteur doet dit door uit te leggen wat een mythe voor Camus is en hoe de begrippen ‘opstand’ en ‘ressentiment’ zich tot elkaar verhouden. Daarmee biedt Weyembergh een goede en informatieve ingang voor lezers die zich willen verdiepen in Camus’ meest filosofische essays De mythe van Sisyphus en De mens in opstand. Om te begrijpen in welke zin Camus’ opstand of révolte verschilt van de revolutie die wordt gepredikt door Sartre, met wie hij steevast in een adem wordt genoemd, biedt Weyemberghs vierde hoofdstuk over de betekenis van het heilige in Camus’ werk cruciale achtergrondinformatie.
De hoofdstukken uit de eerste helft van Camus bieden het begrippenapparaat om het tweede deel goed te kunnen begrijpen. In dit tweede deel interpreteert Weyembergh de bekende romans De vreemdeling en De pest, evenals een aantal andere literaire teksten. Naast het al genoemde achtste hoofdstuk vormt het negende hoofdstuk over Camus’ toneelstuk De rechtvaardigen een hoogtepunt omdat hierin de belangrijke thema’s die in het eerste deel zijn geïntroduceerd bij elkaar komen. Vertrekkend vanuit Nietzsches vraag hoe men het nihilisme kan overwinnen, laat Weyembergh zien hoe in Camus’ vertelling de Russische revolutionair Kaliayev, die in 1905 de groothertog Sergei Alexandrovich vermoordde, in zijn opstand ‘tegen de hem omringende ontheiliging’ niet ontaardt in grenzeloos geweld maar juist ‘een nieuwe heiligheid’ ontdekt. Dit is ‘de heiligheid van het leven’ die zelf een absolute grens stelt aan de opstand, zoals Weyembergh schrijft: ‘Als de opstand trouw wil blijven aan zijn oorsprong, moet hij die grens respecteren.’ Dit ontdekt Kaliayev ‘tot zijn stomme verbazing en met grote tegenzin’. De opstand is niet louter negatief of gewelddadig, aldus Weyembergh, omdat het heilige als deze absolute grens inherent is aan de opstand. Dit negende hoofdstuk, gebaseerd op een tekst uit 1998, suggereert hoe Camus’ gedachtegoed in het licht van de grote maatschappelijke aandacht voor terrorisme in de afgelopen twaalf jaar niets aan actualiteitswaarde heeft ingeboet: de figuur van Kaliayev is immers ook een terrorist, maar wel een die geen grenzeloos geweld pleegt.
Omdat dit boek zoveel te bieden heeft, had het wel een iets strengere redactie verdiend. Nu stuit de lezer soms op slordige fouten die gemakkelijk gecorrigeerd hadden kunnen worden. Tevens verwijst de auteur geregeld naar eigen werk om bepaalde problemen niet te hoeven behandelen. In de context van de oorspronkelijke artikelen was dit ongetwijfeld begrijpelijk en gebruikelijk, in het boek is dit storend omdat de lezer nu het idee krijgt dat er zaken zijn die hij wel moet weten maar die hem niet verteld worden. Dit had met een iets strengere redactie gemakkelijk verholpen kunnen worden.
Niettemin biedt Camus. De filosoof en de romancier een mooie interpretatie van het filosofische en literaire werk van Camus. Het biedt een intrigerende toegang tot dit werk via het beeld van het duiken in de zee en toont aan hoe actueel Camus’ denken nog is.