Home Waarom denken treurig maakt

Waarom denken treurig maakt

Door Jochem van den Berg op 17 februari 2010

Cover van 02-2010
02-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Tegenstanders verwijten George Steiner – literair criticus, cultuurfilosoof, linguïst en essayist – dat hij zich opstelt als de laatste Europese intellectueel die met Don Quichote onder de arm neerkijkt op de verstrooide (post)moderne cultuur. In zijn teksten kan Steiner inderdaad in één alinea verwijzen naar Sophocles, Dante, Baudelaire en Heidegger. Voor de liefhebber een intellectueel genot; voor criticasters ‘pompeus’ en ‘theatraal’. Het onlangs vertaalde Waarom denken treurig maakt uit 2005 bevat wederom veelvuldige verwijzingen naar de ‘hoge cultuur’. Daar staat tegenover dat Steiner ons denken als heel beperkt beschouwt; zijn conclusies roepen op tot bescheidenheid.
Om te beginnen vindt Steiner het frustrerend dat wij nooit weten of ons denken overeenstemt met de werkelijkheid. Misschien zijn onze rationele analyses van de wereld grotendeels infantiele ficties. Wij weten het niet. Een volgende bron van frustratie is dat ons denken geen lineair geordend proces is. Het neemt ons constant op sleeptouw. Ook als we ons willen concentreren, worden onze gedachten voortdurend vertroebeld en veranderen ze van richting. Zelfs tijdens het liefdesspel doemen er ongewild gedachten aan een ander op. Eén rimpel in de vijver en onze gedachten zijn alweer op een heel ander spoor.
Steiner staat vervolgens langdurig stil bij de treurige paradox dat onze meest intieme gedachten en onze uniciteit tegelijkertijd een gemeenplaats zijn. Het denken van gewone stervelingen is hun meest persoonlijke eigendom, maar ook het meest ‘versleten en meest repetitieve van alle handelingen’. Dergelijke observaties in combinatie met Steiners eruditie en zijn lyrische proza maken het tot een zeer leesbaar boek.

Juist doordat onze rationaliteit zoveel tekortkomingen heeft, blijft bij Steiner de weg open voor ‘iets’ buiten het denken: als ons denken zo beperkt is, ligt er buiten dat denken wellicht een minder beperkte wereld. Zo zegt hij als literatuurcriticus dat bijna alle grote literatuur uiting geeft aan een bewustzijn van de afwezigheid of aanwezigheid van God in menselijke affaires. Steiner is echter nooit zeker van het bestaan van God. Het blijft bij een veronderstelling, een gokje.
Waarom denken treurig maakt leert waarom we geen verdere uitwerking van zijn gedachten over God hoeven te verwachten. ‘Het concept van volmaaktheid is een onvervulde droom van het denken, een begripsmatige abstractie, evenals de idee van oneindigheid’, stelt Steiner. De zoektocht naar een bewijs voor het bestaan van God beschouwt hij als een van de meer genante delen van de geschiedenis van de mensheid. Toch blijft hij zich er mee bezighouden. Want op de wezenlijke vragen die de menselijke geest bezighouden vindt hij ergens anders net zo min een antwoord. Ook de wetenschap kan de vraag naar de zin van het leven niet beantwoorden. Om die reden adopteert Steiner een ‘ironisch agnosticisme’. God, het allerhoogste, het volmaakte, of hoe je het ook noemt – dat blijft onkenbaar. Nog een reden om te treuren.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.