Home Vuile olie is het grootste gevaar voor de beschaving

Vuile olie is het grootste gevaar voor de beschaving

Door Thomas Heij op 02 maart 2017

Vuile olie is het grootste gevaar voor de beschaving
Cover van 03-2017
03-2017 Filosofie magazine Lees het magazine

Hoe meer olie een land bezit, hoe groter de kans op een autoritair regime dat zijn bevolking onderdrukt. Toch blijven we ongegeneerd olie kopen van dictators en terroristen. Rechtsfilosoof Leif Wenar pleit voor verandering.

Als iemand een warenhuis met geweld inneemt, vindt niemand dat diegene het recht heeft om de waren te verkopen. Maar als een militie de macht grijpt in een olieproducerend land, krijgen ze dat recht wel en mogen ze het geld houden’, zegt Leif Wenar, hoogleraar rechtsfilosofie aan King’s College London. Wenar is in Amsterdam voor de Nexus-conferentie, waar politici, kunstenaars en filosofen zich buigen over de vraag wat het defect is van onze samenleving.

In Ohio, waar Wenar opgroeide, was maar weinig filosofie te vinden. Toch schopte hij het aan Stanford tot onderzoeksassistent van Karl Popper, om vervolgens aan Harvard in de leer te gaan bij John Rawls. Hij stortte zich op Rawls’ grote politieke systeem en bond de strijd aan met het individualisme van Robert Nozick. Uiteindelijk was het Thomas Pogge, een andere leerling van Rawls, die hem inspireerde tot het schrijven van Blood Oil


Illustraties: StudioVonq

In dit lijvige boek noemt Wenar olie het grootste gevaar voor de beschaving. Het merendeel van de grondstoffen die we gebruiken voor ons alledaagse leven is afkomstig uit conflictgebieden of autoritaire staten. Aan de hand van uitgebreid cijferonderzoek laat hij zien dat het Westen zo zijn eigen vijanden financiert.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

In Blood Oil schrijft u over het principe might makes right. Wat houdt dat in?
‘Wie de macht heeft, bepaalt het recht. In dit geval dus het idee dat wanneer je de macht hebt over grondstoffen, je ook het recht hebt ze te verkopen. Zo konden bijvoorbeeld Khadaffi en Mugabe, aanvankelijk vrijheidsstrijders, hun regimes opbouwen door grondstoffen te verkopen – ook aan Europa en Amerika. 

Uit de cijfers blijkt bovendien overduidelijk dat wanneer een land olierijk is, de kans aanzienlijk groter is dat een autoritair regime aan de macht blijft. De olieopbrengst per hoofd van de bevolking per jaar was tot en met 2011 bijvoorbeeld in Qatar 38.160 dollar, in Koeweit 29.840 en in Saoedi-Arabië 11.930, daar bleven autoritaire regimes moeiteloos aan de macht. Ter vergelijking: in Jemen was die opbrengst 410 dollar, in Egypte 400 en in Tunesië 380. De regimes in die landen konden dus niet bogen op hoge olie-inkomsten en vielen tijdens de Arabische Lente. 

Wie het oliegeld eenmaal in handen heeft, is nauwelijks meer te controleren. Dat leidt tot onderdrukking, burgeroorlogen en de verspreiding van extremistische ideologieën. Het Westen heeft wel geprobeerd dat tegen te gaan door overeenkomsten te sluiten met autoritaire heersers als de sjah van Iran, Hoessein en Khadaffi, met sancties tegen Rusland, Syrië, Soedan, en zelfs met militaire acties in de Golfoorlogen en in Libië. Het resultaat van die pogingen is dat het Midden-Oosten nu instabieler en bloederiger is dan in jaren. Als we olie blijven kopen van wie de meeste wapens bezit, zal onze wereld alleen maar onveiliger worden.’

Is dat ook een filosofisch probleem?
‘Het wordt filosofisch wanneer je kijkt naar waar de problemen vandaan komen en wat de achterliggende principes zijn. Het is bijvoorbeeld een moreel probleem dat westerse landen die bepaalde waarden voorstaan die tegelijkertijd ondermijnen. Denk aan vrede, zelfbeschikkingsrecht voor volkeren of het respecteren van mensenrechten en de rechtsstaat. De vraag is dan of we wel handelen naar die principes, en het dwingt tot reflectie op ons eigen morele kompas.

De cruciale, politiek-filosofische vraag is aan wie het eigendomsrecht op grondstoffen precies toebehoort. Als we olie en andere grondstoffen kopen van machthebbers, legitimeren we daarmee in feite hun macht doordat we ervan uitgaan dat zij het recht hebben om de grondstoffen aan ons te verkopen.


Illustraties: StudioVonq

Wat mij betreft zou het eigendomsrecht op grondstoffen dus niet bij autoritaire regimes moeten liggen, maar in eerste instantie bij de bevolking van het land. Zij hebben vervolgens ook het recht om grondstoffen te verkopen en daarvan te profiteren.’ 

Zijn er filosofen die het oneens zijn met uw analyse?
‘Zeker. Rechtse denkers vragen zich af waarom de grondstoffen van de bevolking van een land zouden moeten zijn en niet van individuen. Volgens mij is het in een wereld die in beginsel geen eigendom van specifieke personen is uiteindelijk onhoudbaar dat bepaalde individuen grondstoffen kunnen claimen, terwijl anderen worden buitengesloten.

Aan de andere kant zijn er, vooral hier in Europa, veel kosmopolitische, linkse denkers die zich afvragen waarom juist de bevolking van een land de grondstoffen bezit; waarom heeft niet ieder mens op de wereld evenveel recht op de grondstoffen in de wereld?’ 

Een terechte vraag?
‘Het idee dat de aarde is gegeven aan de gehele mensheid vinden we al bij John Locke. Vanuit dat principe bedacht hij de natuurtoestand, waarop vervolgens vele rechtvaardigheidstheorieën gebouwd zijn. Maar Locke gebruikte het idee van gedeelde eigendom vooral als kritiek op de Engelse kroon, en daarin schuilt volgens mij ook zijn grootste kracht: als tegenkracht. 

Ook hedendaagse denkers beroepen zich op een gedeeld eigenaarschap van de aarde. Ze gebruiken het, in de geest van Locke, om de macht van instituties te beperken, maar dan op internationaal niveau. Thomas Pogge stelt bijvoorbeeld voor dat landen op basis van dat principe gedwongen zouden moeten worden geld te storten in een fonds waarmee armen over de hele wereld geholpen kunnen worden.

Dat plan is niet per se onverenigbaar met het idee dat een volk over de grondstoffen beschikt. Pogges voorstel vraagt namelijk niet dat alle zeggenschap wordt opgegeven, maar kan als een soort inperking dienen, zodat het internationale systeem in ieders voordeel werkt. Het risico is wel dat het grondstofrijke en grondstofarme landen tegen elkaar uitspeelt. En stel je voor dat je als inwoner van het grondstofrijke Zuid-Soedan te horen krijgt dat je belasting moet betalen ten gunste van Zwitserland.

Het streven naar een wereldwijd gedeeld recht op grondstoffen beaam ik trouwens volledig, maar zover is de huidige wereld nog niet. De eerste stap is volgens mij het recht op grondstoffen bij dictators en milities weg te halen en terug te geven aan de bevolking.’ 

Als dit al speelt sinds Locke, zal er dan ooit wel iets veranderen?
‘Ja. Ik ben heel optimistisch. In het verleden hebben we hetzelfde principe van might makes right al overwonnen, bijvoorbeeld bij de afschaffing van de trans-Atlantische slavernij. Dat vergde zestig jaar hard werken, en toch lukte het. Toen ik studeerde, hield niemand het voor mogelijk dat apartheid zou worden afgeschaft, en tóch gebeurde het. Zo zal de bevolking uiteindelijk zeggenschap krijgen over grondstoffen, linksom of rechtsom.

We hebben de laatste jaren gezien dat de bevolking van de Arabische wereld vrij wil zijn en erkend wil worden. Paradoxaal genoeg worden ze vooral tegengehouden door geld dat wij sturen naar autoritaire regimes. Als we dat blijven doen, wordt de machtsoverdracht lastiger en zullen er meer gewelddadige opstanden volgen. Maar het volk wordt hoe dan ook machtiger en beter geïnformeerd, en heeft ook hogere verwachtingen van zijn leiders.’

Hoe overtuigt u onze politici ervan dat zij daadwerkelijke iets moeten veranderen?
‘Als politici de morele argumenten niet overtuigend vinden, zijn er altijd nog de praktische argumenten. Waar komen de grootste bedreigingen vandaan? We zien de onthoofdingen van IS, Assad die zijn eigen bevolking beschiet, de militaire acties van Poetin in Oekraïne. Daarvoor waren er de terreuraanslagen van Al-Qaeda, en van Hamas en Hezbollah die gesteund werden door Iran. In de jaren tachtig was er de nucleaire wapenwedloop met de Sovjet-Unie. Stuk voor stuk olierijke landen die onze wereld bedreigden en bedreigen. 

De meeste politici doorzien dit wel. De echte uitdaging is daarom niet politici te laten inzien wat het probleem is en dat het werkelijk bestaat, maar ze ervan te overtuigen dat ze moeten kiezen voor de lange termijn. De overgang van bloedolie naar schone olie en het invoeren van de benodigde wetten zullen veel werk vergen. Dat is voor hen vaak een moeilijke keuze.’

Wat is de rol van filosofen in dit project?
‘Filosofen schetsen het bredere plaatje en laten zien hoe dingen echt werken en met elkaar verbonden zijn. Ze analyseren de wereld en laten zien hoe het beter kan. Hobbes, Locke, Rousseau, Mill, Marx, noem maar op – ze waren allemaal grote filosofen niet omdat ze commentaren schreven op Aristoteles, maar omdat ze zeer betrokken waren op de maatschappij waarin ze leefden. Als filosoof konden ze de essentiële problemen in die maatschappij ontdekken, om vervolgens een verbetervoorstel te doen.

Na de Tweede Wereldoorlog heeft een groot deel van de filosofen de wereld vergeten. Academische debatten werden vooral erg technisch en minder praktisch. De Amerikaanse filosofie bloeide op, en die was meer gericht op wetenschap en technologie dan op kunst en de geesteswetenschappen. Pas toen de globalisering doorbrak, raakten filosofen weer geïnteresseerd in de wereld. De vragen die daarbij horen, over grondstoffen en klimaatverandering, zijn voor filosofen als verse sneeuw.’

Wat kun je als individu of consument doen? 
‘Je kunt bijvoorbeeld in plaats van de nieuwste iPhone een Fairphone kopen. Dat is een veelbelovend Nederlands initiatief van jonge idealisten: een telefoon gemaakt zonder grondstoffen uit conflictgebieden. Je huidige mobieltje is waarschijnlijk gemaakt in China onder erbarmelijke omstandigheden, en bevat bijvoorbeeld platina uit Zimbabwe, waar het regime van Mugabe aan verdient. 

Helemaal los van natuurlijke grondstoffen en olie komen we nooit. Daarvoor zijn we er te afhankelijk van. Alles om ons heen is gemaakt van of verplaatst met olie. Maar we kunnen politici wel een sterk signaal geven om wetten te maken die het lijden en onrecht door oliehandel tegengaan.

In de tijd van de slavenhandel was het probleem niet olie, maar suiker. Toen door slaven gewonnen suiker werd geboycot, importeerde men nog steeds katoen en koffie uit de koloniën die door slaven werd bewerkt. Toch groeide de slavensuiker uit tot een symbool en werd door de suikerboycot de slavenhandel uiteindelijk afgeschaft. Zo kan de Fairphone ook werken.

Uit Blood Oil is het “Clean Trade”-platform voortgekomen. Op de bijbehorende website proberen we consumenten, oliebedrijven, transportbedrijven en politici bijeen te brengen en hebben we concrete beleidsaanbevelingen, een petitie en wetsvoorstellen opgesteld. Ook Nederland zal uiteindelijk moeten veranderen.’