Begin vorig jaar besloten we met ons gezin te verhuizen. Na twaalf jaar voelde onze Haarlemse woning te krap en werd het tijd voor iets nieuws. Directe aanleiding was de overgang van onze oudste dochter naar de brugklas. Nu ze toch afscheid moest nemen, leek het een logisch moment om van huis te veranderen.
Onze zoektocht voerde ons door onze eigen stad, maar ook langs een serie dorpjes in de buurt en zelfs naar Rotterdam. We bekeken huizen, bezochten scholen en dwaalden door buurten. Voortdurend veranderden onze plaatjes van de toekomst en dus van onszelf. Wilden we de landelijke rust van Bennebroek of het stadse rumoer van Rotterdam? Waren we nou dorpsbewoners of kosmopolieten?
In dit nummer buigen we ons over het fenomeen thuis. Een huis is zoveel meer dan een verzameling bakstenen: het is de plek waar je je geborgen voelt, die mede maakt wie je bent. Het huis is de plek waar onze herinneringen zich met elkaar verbinden, schreef de Franse filosoof Gaston Bachelard, die zelf een piepklein appartement in Parijs bewoonde.
Het thema heeft ook een politieke dimensie. In onze tijd waarin miljoenen op drift zijn geraakt en een onderkomen in het Westen zoeken, herleven ideologieën die de natie als een huis beschouwen, waar mensen thuis horen of waaruit ze juist moeten worden geweerd.
Thuis is niet zozeer een kwestie van zijn, maar van doen, betoogt Pieter Hoexum in een prachtig essay (pagina 18), waarin hij nadenkt over nostalgie en nationalisme. Thuis is een kwestie van ‘doen alsof je thuis bent’, concludeert hij. Als dat lukt, en anderen dat erkennen, dan is de vraag of je er wel ‘thuis hoort’, niet meer relevant.
Afgelopen zomer zijn we verhuisd, naar een woning een paar straten verderop. Onze wijk is een beetje dorp en stad tegelijk. Misschien niet zo opwindend, maar we voelen ons er thuis.
Dit artikel is exclusief voor abonnees