Home Vier uitblinkers vertellen over hun prestaties. ‘Waarom doe ik dit in godsnaam?’

Vier uitblinkers vertellen over hun prestaties. ‘Waarom doe ik dit in godsnaam?’

Door Wilfred van de Poll op 26 augustus 2020

Vier uitblinkers vertellen over hun prestaties. ‘Waarom doe ik dit in godsnaam?’
Cover van 09-2020
09-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

RUBY MESU (25), KICKBOKSER

Bijnaam: Lady Tyson. Ze werd in 2019 wereldkampioen.

Ruby Mesu

‘Als je bij kickboksen niet presteert, kun je flink geraakt worden. Voor je het weet lig je dan op de mat. Presteren is pure zelfbescherming. Het gaat er natuurlijk om dat je wint. Daarom moet je het verschil maken: technisch beter zijn, mentaal sterker. Van twee personen met evenveel talent wint degene die mentaal het sterkst is. Daar moet je continu aan werken. Mentale sterkte is niet hetzelfde als focus. Je kunt niet altijd gefocust zijn; dan ga je kapot. Focus is een momentopname. Mentale sterkte is een manier van leven. Weten waarvoor je iets doet. Nee zeggen tegen verleidingen, feestjes afzeggen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De tijd tússen de gevechten, daarmee maak je het verschil. Drie jaar geleden brak ik mijn nek tijdens een auto-ongeluk. Toch ben ik gewoon weer gaan vechten. Het was wel moeilijker, ik had meer fysio nodig. Maar ik wilde niet opgeven. Vorig jaar ben ik, mét die plaat in mijn nek, wereldkampioene geworden. Dat komt doordat ik mentaal was gegroeid. Ik offer voor het kickboksen eigenlijk alles op. Ik weet niet wat ik meer zou kunnen doen. Ja, in een hutje op de hei gaan wonen, maar zover ga ik niet. Ik omring me met mensen die dezelfde mindset hebben als ik: topsporters, mensen die doorpakken in andere disciplines. Zij snappen het als je moet afzeggen.

‘Je moet één ding kiezen en dat alles geven’

Al ben ik het meest doelgericht van allemaal. Kickboksen is een solitaire sport. Maar mijn vriendinnen bezoeken me tijdens trainingen, we werken samen naar wedstrijden toe en als ik win, vieren we dat samen. Zij zien de hele rit. De glorie, maar ook als ik zwak ben. Dat ziet de rest niet. Het is een enorm prestatiegerichte sport, ik zal mijn tegenstanders never nooit laten zien dat ik ergens last van heb. Ik geef naast de wedstrijden kickbokslessen aan vrouwen. Ik haal ze uit hun comfortzone en vertel ze dat ze meer kunnen presteren dan ze denken. Ik denk dat veel vrouwen worden tegengehouden door hun omgeving. Ze maken zichzelf kleiner dan ze zijn. Dat deed ik vroeger ook weleens. Hoewel… Kijk, die drang tot presteren, daar word je mee geboren. Die heb ik al vanaf dat ik kan lopen. Ik zou ook in dansen kunnen uitblinken, en heb dat ook geprobeerd, naast het boksen. Maar dat vroeg te veel tijd. Twee dingen tegelijk heel goed doen is onmogelijk. Je moet één ding kiezen en dat alles geven.’

 

DARIA VAN DEN BERCKEN (40), CONCERTPIANISTE

Bracht drie cd’s uit bij Sony, met werk van Händel, Mozart en Scarlatti. Won in 2012 de Amsterdamprijs voor de Kunst.

Daria van den Bercken

‘Het moeilijkst is het verschil tussen goed en héél goed. Dat laatste stapje. Dat mensen in de muziekindustrie niet altijd zetten, door de haast waarmee soms om opnames en concerten wordt gevraagd. Ik zeg vaak nee tegen snelle dingen. Ik doe er lang over voordat ik een stuk op het podium speel; ik vind dat het moet rijpen en wil geen concessies doen. Ik blijf streven naar dat “heel goed”, want ik heb geleerd dat er dan een persoonlijke ontwikkeling is. Dat het voldoening geeft. Presteren is ook gewoon een spier die geoefend raakt. Ik hou ervan.

Ik hou er niet van als het mislukt. Dan kelder je tot een absoluut dieptepunt. Waarom doe ik dit in godsnaam, denk je dan, waarom maak ik het mezelf zo zwaar? Vlak voor een concert zijn er ook altijd weer de zenuwen. Maar als het lukt, word je euforisch. Dan heb je het gevoel voor honderd procent uit jezelf te hebben gehaald wat er in je zit. Als klassiek pianist heb ik een dienende rol. De grootste prestatie is: een muziekstuk alle eer aandoen. De muziek niet in de weg staan, geen obstakel zijn. De eerste keer dat dit lukt, dat je in alle rust kunt spelen – dat is echt heerlijk. Een allesomvattend gevoel.

‘De grootste prestatie is: een muziekstuk alle eer aandoen’

Maar om daar te komen moet je hard werken. Studeren is niet leuk. Studeren is altijd iets doen wat je nog niet kunt. Maar je weet dat de luisteraar in de zaal totaal geen boodschap heeft aan alle kwellingen die je tijdens de voorbereiding hebt moeten doorstaan. Zij moeten een gevoel van eeuwigheid krijgen. Des te belangrijker dat je bij het studeren alles wat je hebt inzet om het stuk te doorgronden. Zodat je je tijdens het concert vrij voelt. Spelen is een heel fysieke bezigheid. Mensen zien het meteen als je verkrampt bent.

Ik herinner me een masterclass – een voor publiek toegankelijke les – bij Menahem Pressler in het muziekgebouw van Eindhoven. Ik speelde Schuberts eerste impromptu. Kort van tevoren zei Pressler: “Daria, ik wil geen student horen, maar een musicus.” Een cliché, maar iets in zijn stem zorgde ervoor dat ik de zenuwen van me af kon schudden. Ik speelde en het ging als vanzelf. Ik besefte: deze vorm van loslaten, daar gaat het om. Ik heb het in de hand, juist door het te laten gaan. Hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Ik voelde me héél gelukkig.’

 

BENNY BLISTO (34), CHEF-KOK

Eigenaar en chef-kok van de Amsterdamse toprestaurants Bak en Bambino.

Benny Blisto

‘Presteren moet in de keuken vaak onder grote druk. Elke avond is er een nieuwe, harde deadline. Vandaag staan er krab uit de Noordzee en ree uit de Veluwe op het menu, plus groente uit de Beemster. We halen ons voedsel zelf op. Altijd lokaal, zo vers mogelijk. Dus niet alleen het koken, ook de bevoorrading moet elke keer weer goed gaan. En we serveren een tiengangenmenu, dus het zijn best veel ingrediënten. Oké, ik had het ook bij drie gangen kunnen houden, maar dat vind ik niet interessant. Ik wil laten zien wat we kunnen. Het is nu elf uur, dan beginnen we met de mise en place. Om vijf uur of halfzes eten we zelf, daarna komen de gasten. We hebben dus vijf à zes uur om alles voor te bereiden. Dat doen we met z’n vijven.

Dus het is een teamprestatie – dat wordt weleens vergeten, omdat de meeste aandacht naar de chef gaat. Die is wel degene met het overzicht, met het idee van wat het restaurant moet zijn. Wat presteren voor mij inhoudt? Dat alle gasten tevreden zijn. En dat alles in de keuken gaat zoals ik wil, op het niveau dat ik wil. Ik vind het leuk als gasten de inspanning begrijpen en waarderen; complimenten
helpen om gemotiveerd te blijven. Toch doe ik het niet alleen voor de gasten. Ik moet zélf tevreden zijn. Dat ben ik niet snel. Met elk nieuw menu wil ik dat de kwaliteit een stukje beter is.

‘In de keuken gaat het om een teamprestatie’

Ik wil me blijven ontwikkelen, niet twee jaar lang hetzelfde maken. Die ontevredenheid, die heb je denk ik nodig om goed te kunnen presteren. Die zorgt ervoor dat je méér wilt doen, dat je blijft groeien. Of ik zo’n drive altijd al had? Nee. Ik kreeg die pas op latere leeftijd, toen ik al werkte. Je hoeft niet van nature iemand met een enorme prestatiedrang te zijn om te kunnen uitblinken. Je moet iets vinden dat je écht leuk vindt. Dat is het belangrijkste.

Het helpt als er een bepaalde druk is. De keuken is een harde, duidelijke werkomgeving – als je niet presteert, is er ook niet echt plek voor je. Vooral bij de restaurants in een wat hoger segment is de werkdruk groot. Toen ik mijn eigen restaurant begon, werd die nog groter. Ik besefte: ik kan me niet meer verschuilen achter een ander, ik móét presteren, anders komen er geen klanten meer.’

 

RAQUEL VAN HAVER (31), SCHILDER

Won in 2018 de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst en exposeerde in het Stedelijk Museum.

Raquel van Haver

‘Een kunstenaar moet op extreem veel vlakken tegelijk presteren. Niet alleen moet je goed werk maken, je moet ook fondsen werven, tentoonstellingen opbouwen, binnenkomen bij galerieën, opvallen bij mensen die je verder kunnen brengen, borrels bezoeken, teksten schrijven, reizen naar het buitenland. Je bent continu bezig met “Hoe ben ik zichtbaar?”.

Ik ken kunstenaars die zoveel tegelijk doen dat ze eraan onderdoor gaan. Weer een andere collega loopt bij een psycholoog omdat hij niet opgepikt wordt, terwijl hij zoveel werk maakt. Ik denk dat succes maar voor 30 procent uit je werk bestaat. De rest moet je ook kunnen, maar dat leer je niet op de kunstacademie.

Ik heb nu een tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum in Maastricht, over geweld tegen vrouwen in Colombia. Gemiddeld hoor je twee jaar van tevoren dat je een show mag geven. Minstens een halfjaar gaat op aan fondsenaanvragen. Daarna heb je tijd nodig voor onderzoek. Zo ben ik een halfjaar in Colombia geweest om vrouwen te interviewen. Pas dan ga je produceren. Ik zit dan echt in een soort tunnel; ik sluit me op in mijn atelier en werk tien tot twaalf uur per dag, zeven dagen per week. Een jaar lang. Voor mij is de prestatie het hele proces, van eerste idee tot uiteindelijke show. Ook de dingen die eromheen gebeuren. Vrouwen die ik onverwachts met elkaar verbond in Colombia.

‘Ik moet extreem veel dingen tegelijk kunnen’

Ook bij een tentoonstelling zelf gaat het niet alleen om de beelden of de voorwerpen, maar net zo goed om het vertellen van verhalen, om emotie en discussie losmaken.

Ik werk met beeldtaal. Via kleur en verflagen moet ik communiceren met de toeschouwer. Als dat niet lukt, doe ik iets verkeerd. Naar kunst kijken is natuurlijk heel individueel en heeft te maken met herinneringen bij de kijker. Iedereen ziet of voelt iets anders. Ik maak ook heel gelaagd werk. Maar toch: als het grotere plaatje – bij deze tentoonstelling dus het verhaal over die vrouwen in Colombia – niet aankomt, heb ik gefaald. Soms zit ik tijdens een expositie urenlang onopvallend in een hoek mensen te observeren. Het is fijn als je ziet dat ze echt kijken, onderzoeken.

De grootste kick krijg ik van het schilderen zelf. Als ik iets nieuws uitprobeer en het blijkt te werken. Dan merk ik dat ik groei, dat ik een stapje verder kom. Dat voelt als de grootste prestatie. Ik ben altijd bezig met hoe ik beter kan worden.’

 

Beeld Martin Dijkstra