Wat hebben dieren aan rechten, als ze zelf niet naar de rechter kunnen stappen? Onder anderen Peter Singer en Marianne Thieme buigen zich over dit soort vragen.
Bultrug Johanna, vorig jaar aangespoeld op een zandplaat bij Texel, kwam onlangs opnieuw in het nieuws bij de presentatie van het draaiboek voor gestrande zeezoogdieren. De Tweede Kamer had verzocht vast te leggen wie verantwoordelijk is voor de goede behandeling van verdwaalde walvisachtigen. De vooronderstelling: het dier heeft het recht om geholpen te worden, de mens de plicht om dat te doen.
In Bij de beesten af! worden in tien essays verschillende aspecten van dierenrechten besproken. Sinds het door de Partij voor de Dieren aangezwengelde debat over onverdoofd ritueel slachten, is volgens de samenstellers van deze bundel de discussie over dierenrecht weer opgelaaid. Hoog tijd dus, vonden rechtsfilosoof Bastiaan Rijpkema en jurist Machteld Zee, om de verschillende inzichten en standpunten rond het dierenrecht op een rij te zetten. Want in hoeverre moeten dieren als bultrug Johanna of varkens in een megastal rechten toegekend krijgen? Waarin verschilt dierenrecht van mensenrecht? Of is het dierenrecht vooral een omgekeerd geformuleerde mensenplicht?
De meeste usual suspects, prominenten in de dierenrechtendiscussie, hebben bijgedragen aan deze bundel. Zo staat Marianne Thieme naast Peter Singer, Roger Scruton en Jonathan Safran Foer, en daarmee geeft het boek inderdaad veel verschillende kanten van een gevoelige kwestie weer. Helaas blijven de prominenten wat veilig binnen de marges. Zij publiceerden hun bijdragen allemaal al ergens anders, en hun teksten hebben iets voorspelbaars. Enkele andere auteurs weten juist te verrassen. Zo geeft politicoloog Meindert Fennema een interessante kritiek op de Partij voor de Dieren. Volgens hem kan een partij nooit álle dieren vertegenwoordigen. ‘Kippen hebben andere belangen dan vossen, en ik zie niet goed hoe je die zou moeten afwegen.’
Fennema zet aan tot denken, precies wat je hoopt bij een essaybundel die verschillende perspectieven op een ingewikkelde discussie wil bieden. In dat opzicht is ook de bijdrage van theoloog Erik Borgman interessant, die zijn standpunt over onverdoofd ritueel slachten anders onderbouwt dan de overige auteurs. Hij kijkt niet naar de botsing tussen religieuze en morele waarden, maar zoekt de overeenkomst. Ritueel slachten heeft van oorsprong juist aandacht voor de waardigheid van het dier. Door het dood te laten bloeden wordt de ziel van het beest teruggegeven aan God. Die houding zou tot een respectvolle omgang met het dier moeten leiden, niet alleen tijdens de slacht, maar tijdens zijn hele leven. Want wat levert een pijnloze dood nog op als een dier de rest van zijn leven als een waardeloos gebruiksvoorwerp is behandeld?
De dierenrechtendiscussie wordt helaas vaak op gevoel teruggevoerd, en dan is een discussie snel voorbij. Marianne Thieme laat zien hoe ‘afgestompt’ mensen zijn, hoe ze zich eerder laten leiden door het idee dat vlees lekker is dan door de wetenschap dat er in Nederland ieder jaar 500 miljoen dieren sterven in de bio-industrie. Ook docent milieufilosofie Floris van den Berg doet een beroep op het gevoel om zijn eigen standpunt te onderbouwen als hij zich afvraagt: ‘Een gedachte-experiment: zou jij liever pijnloos worden gedood, of heb je liever dat bij bewustzijn met een mes je keel wordt doorgesneden en je vervolgens doodbloedt?’ Probeer je dan als discussiepartner nog maar eens uitgedaagd te voelen.
Op de hoogte blijven van filosofie? Neem nu een halfjaarabonnement op Filosofie Magazine en kies een mooi geschenk.