Steeds vaker steken geruchten over een naderende beurskrach de kop op. 'Voorbarige recessie-praat', zo meent cultureel econoom en filosoof Arjo Klamer. 'Mensen reageren veel sterker op koersdalingen dan op stijgingen van dezelfde omvang'.
Regelmatig waarschuwen beursanalisten, politici en media ons voor een op handen zijnde recessie. Moeten wij deze waarschuwingen serieus nemen? Doen ze recht aan de cijfermatige werkelijkheid of is er wellicht sprake van een psychologische zwaarmoedigheid? 'Voor niet-economen is het moeilijk te begrijpen dat economie niet over geld gaat, maar over het produceren en consumeren van goederen, werk en werkloosheid en internationale handel', stelt cultureel econoom en decaan aan de Academia Vitae te Deventer Arjo Klamer. 'De financiële markt van beurskoersen en aandelen is eigenlijk een wereld apart. In vaktermen gesproken is de financiële wereld nominaal en de economische reëel. Het nominale heeft niet altijd te maken met het reële. Sterker nog: de klassieke economen menen zelfs dat deze twee werelden volstrekt gescheiden opereren. In de afgelopen dertig jaar heeft er een enorme ontwikkeling plaatsgevonden in de financiële wereld. Een bijna onbegrijpelijke expansie van financieel kapitaal: de dollars en euro's worden met miljarden tegelijkertijd de wereld rond gepompt. De reële economie valt hierbij in het niet.'
Doen de waarschuwingen over een naderende beurskrach recht aan de nominale werkelijkheid? 'Nee, dat doen ze niet', reageert Klamer stellig. 'Dit zijn typische overreacties: uitingen van angst en onzekerheid. Wij zijn gehecht aan ons bezit en aan de waarde van ons huis of onze aandelen. Hier komt een haast kinderlijk gevoel bij kijken: het gevoel dat je iets afgenomen wordt. In de psychologie wordt dit het endowment-effect genoemd: mensen reageren veel sterker op koersdalingen dan op stijgingen van dezelfde omvang. Met andere woorden: wij nemen ons verlies veel moeilijker, dan wij onze winst vieren. Als je aandelen tien procent in waarde dalen, grijpt dat dieper in dan tien procent winst.'
De 'overreactie' van beleggers, investeerders en consumenten toont volgens Klamer aan dat men vaak vergeet dat er niet altijd sprake kán zijn van een hoogconjunctuur: 'De trend op lange termijn is gemiddeld een stijging van enkele procenten per jaar. Maar soms is dat minder, of zien wij zelfs een “negatieve groei”. Zodra het een tijdje goed gaat wordt men euforisch en doen zij dingen die niet per se verstandig zijn. Vooral investeerders hebben sterk die neiging. Op het moment dat het wat minder gaat met de economie, slaat de euforie om in angst en worden alle plannen afgeblazen.'
Wat doet de consument met de waarschuwingen over economisch zwaar weer? 'Men gaat morgen heus nog wel naar de winkel en de geboekte vakantie zal niet zomaar worden geannuleerd. Niet iedereen merkt direct iets van een krappe economie: Jan-met-de-pet heeft een inkomen waarmee hij de hypotheek op zijn huis aflost. De afgelopen jaren is de waarde van zijn huis wellicht verdriedubbeld. Maar misschien stort de huizenmarkt in de nabije toekomst wel in, waardoor zijn huis nog maar de helft waard is. Zolang hij zijn huis niet verkoopt, maakt dat voor die man weinig uit: hij heeft nog steeds die woning en zijn hypotheeklasten blijven hetzelfde.'
Wel heeft het vooruitzicht van een slechte economie invloed op het consumentenvertrouwen: maandelijks gemeten door het Centraal Bureau voor de Statistiek. 'Men denkt vaak dat het consumentenvertrouwen een belangrijke graadmeter is voor de economie als geheel, maar dat valt tegen. De motor van de economie ligt tegenwoordig aan de aanbodzijde: er moet geproduceerd worden. Eerst moeten er nieuwe bedrijven worden opgericht en nieuwe diensten worden bedacht, daarna volgt de vraag. Het consumentenvertrouwen is daarom eerder een symptoom, dan een belangrijke graadmeter. Het is opmerkelijk dat consument snel geneigd is te klagen over “de economie”, terwijl zijn persoonlijke financiële situatie niets te wensen overlaat.'
Het afnemende consumentenvertrouwen wordt – net als het grillige investeringsgedrag van bedrijven – gevoed door zwaar overtrokken berichtgeving in de media, meent Klamer. 'Media zijn altijd op zoek naar drama en berichten worden daarom enorm opgeklopt. Grote koppen op de voorpagina: “Bloedbad op de beurs”. Meestal is er sprake van storm in een glas water: voor financieel journalisten opzienbarend, maar voor de meesten van ons minder belangrijk. Begrijp mij niet verkeerd: er is wel degelijk wat gaande in de Amerikaanse economie. Dit heeft ook gevolgen voor ons. Maar het is terecht dat Balkenende en Bos zich niet gek laten maken door de hype. Een flinke daling op de beurs is nog geen voorbode van grote ontslagrondes, gesloten fabrieken en ontruimde kantoren. Er gaat hier en daar een bank failliet, maar uiteindelijk is de economie een casino: soms win je, maar je zult ook altijd verliezen.'
Johan van de Werken