Trotse mensen krijgen al snel het verwijt dat ze ijdel zijn. Filosoof Frans Jacobs neemt het voor ze op: ‘Trots is een motivatie om je talenten verder te ontwikkelen.’
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Sporters accepteren toch ook hun prijs? Waarom zouden we niet wat meer trots kweken op andere prestaties?’ Trots vatten we snel op als arrogantie of zelfs als hoogmoed, vertelt Frans Jacobs. En bescheidenheid is in onze samenleving een deugd. Jacobs, filosoof aan de Universiteit van Amsterdam, keert zich tegen die manier van denken: ‘Trots is belangrijk: het is een motivatie om opnieuw aan de slag te gaan en je talenten verder te ontwikkelen.’
Onze afkeer van een trotse houding heeft volgens Jacobs christelijke wortels. ‘De kerk heeft altijd een ethiek van bescheidenheid gepropageerd.’ Die veroordeling van grootsheid en ambitie heeft ons diep gevormd. ‘Tot op de dag van vandaag kunnen wij daardoor niet goed omgaan met trots.’ Die houding dragen we over aan de volgende generatie. ‘Kinderen leren dat ze zich niet moeten laten voorstaan op wat ze kunnen. Ze behoren vooral niet op te scheppen over hun prestaties op school, over de muziek die ze maken of over welke andere talenten dan ook. Alleen sportprestaties, daar mogen ze trots op zijn. Waarom kan dat op andere terreinen niet?’
Door de afwijzing van trots worden kinderen niet meer uitgedaagd. Ze nemen genoegen met eenvoudig te verkrijgen plezier: ‘Ze gaan zich onherroepelijk vervelen. Passief plezier, zoals voetbal kijken, leidt tot gewenning en daardoor wordt het op den duur saai.’ Als kinderen zich moeten inspannen, kunnen ze pas echt genieten. Dat geeft een diep gevoel van voldoening. ‘Het geeft je een geweldig groot genoegen. Het maakt je gelukkig, of gelukkiger. Geluk is niet iets wat je rechtstreeks kunt nastreven. Het is een neveneffect van een geslaagd project.’
Morele grandeur
We moeten we af van onze cultuur van middelmaat, betoogt Jacobs dan ook in zijn recent verschenen boek Een filosofie van emoties en verlangens. En we moeten onze kinderen leren te streven naar een grootser leven. Vóór de komst van het christendom was dat de standaard, zegt hij: ‘Bij Aristoteles, bijvoorbeeld, was grootsheid de belangrijkste van alle deugden. “Morele grandeur”, megalothymia, noemde hij het zelf. In zijn tijd was het vanzelfsprekend om trots te zijn op je prestaties. En zijn tijdgenoten verwachtten ook bewondering van anderen als ze iets bijzonders hadden gepresteerd.’
Jacobs waarschuwt wel dat die trots niet te ver moet gaan: ‘Denk aan mensen die van zichzelf vinden dat ze overal goed in zijn en zich daar al te zeer op laten voorstaan; die zijn heel vervelend in de omgang. Ik ben op zoek naar een gezonde vorm van trots, die je stimuleert en vooruithelpt.’ Aristoteles leerde al dat het bij trots gaat om de balans tussen bekrompenheid en verwaandheid. ‘Groots is diegene die grote daden stelt en zichzelf daarbij op zijn juiste waarde weet te schatten. Dat is anders als iemand wel tot grote daden komt, maar niet het gepaste eerbetoon wil ontvangen. Zo iemand noemt Aristoteles bekrompen. Daartegenover staat iemand die niets groots doet, maar zich toch op zijn daden laat voorstaan. Zo’n persoon is verwaand. De grootse persoon claimt dus eer, maar een eer die in overeenstemming is met zijn verdienste.’
Om de juiste trotse houding te kweken, zou Jacobs graag zien dat universiteiten in Nederland de competitie tussen studenten stimuleren:
‘Dat gebeurt totaal niet in Nederland. Tentamencijfers worden hier bijvoorbeeld zonder namen op een brikbord gehangen; er staat alleen een studentnummer bij. In Leuven – waar ik heb gestudeerd – hadden ze een beter systeem. Er was daar jaarlijks een bijeenkomst waarop de tentamencijfers bekend werden gemaakt. Ze begonnen daar altijd met de besten en eindigden met de slechtsten. Dat was een stimulans om hard te werken. Niemand wilde de laatste zijn.’
Wat vindt Jacobs van een dergelijk systeem om werknemers aan te zetten tot betere prestaties: het prestatieloon? Hoe beter iemand presteert, hoe meer hij betaald krijgt. ‘Ik ben daar niet zomaar voor’, reageert hij. ‘Bij prestatieloon ligt de beloning buiten het werk zelf: in geld. Volgens mij is trots op het werk zelf belangrijker. Al mag er natuurlijk best zoiets als een honorarium bij komen.’
Talenten ontdekken
Jacobs pleit voor meer ruimte voor trots, maar die moet niet ontaarden in het overdreven pushen van kinderen. ‘Kijk naar die Chinese sporttalentjes: die moeten de hele dag ploeteren, alleen om de beste te worden. Dat is pervers.’ Ook pleit hij niet voor leren om het leren. Er bestaat geen blauwdruk van prestaties waaraan het kind moet voldoen. De goedbedoelende ouder die te zien was in de ‘Kinderen hebben het druk’-spotjes lijkt álles te willen: het kind moet muzikaal zijn, en sportief én zich ook nog op creatief vlak ontwikkelen. Daar is het Jacobs niet om te doen. Er is geen morele norm voor het ontwikkelen van vaardigheden – kinderen moeten zichzélf ontwikkelen en daartoe de kans krijgen en uitgedaagd worden.
Het begint natuurlijk allemaal met de opvoeding. ‘Ieder kind beschikt vanaf zijn geboorte over talenten en die moet het zo veel mogelijk verwezenlijken’, zegt Jacobs. Alleen weet niemand van tevoren welke talenten hij heeft. Kinderen kunnen dingen waarvan ze nog niet weten dat ze bestaan. Daarom is het verstandig ze met zo veel mogelijk opties te laten kennismaken. ‘Bied ze van alles aan’, zegt Jacobs. ‘Ik heb mijn kinderen bijvoorbeeld veel klassieke muziek laten horen. In het begin moesten ze daar niets van hebben maar uiteindelijk sloeg het aan. Verder heb ik ze gestimuleerd om te schaken, te dansen en te lezen. Daarvan blijft altijd wel iets hangen.’
Kinderen – en ook volwassenen – moeten hun talenten ontdekken en die ontwikkelen. Wat zijn je sterke punten? Vervolgens is het zaak dat je niet blijft steken op een laag niveau. Daar moet je tijd en energie in steken, maar dat is zeker de moeite waard, betoogt Jacobs: ‘Als je goed bent in patience, is het misschien beter om bridge te leren. Daar kun je meer voldoening uit putten omdat het lastiger is.’
Aan je talenten werken is heel aangenaam, ervaart Jacobs: ‘Als je ergens helemaal in duikt en het gaat goed, kun je in een flow komen. Ik heb dat vaak als ik schrijf. Dan loopt het ineens allemaal en schrijf ik veel sneller dan normaal.’ Baudelaire schreef een gedicht over die ervaring, dat Jacobs in zijn boek heeft opgenomen. ‘Enivrez-vous’ heet het: ‘Word dronken.’ Of, ruimer vertaald: ‘Ga ergens helemaal in op.’ Jacobs: ‘Dat is precies wat ik wil zeggen: laat je ergens door meesleuren, geef je eraan over. Met wijn, met poëzie of met deugd – als je je maar in vervoering laat brengen!’ Geniet van je prestaties en wees trots op je werk.
Een filosofie van emoties en verlangens, door Frans Jacobs, uitg. Nieuwezijds, Amsterdam 2008, 322 blz., € 22,95