Home ‘Trots levert een stralend, genereus, joviaal zelfbewustzijn op’
Denker des Vaderlands

‘Trots levert een stralend, genereus, joviaal zelfbewustzijn op’

Door René Gude op 26 november 2012

02-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

In het Westen zijn eerzuchtige, strijdbare en polemische deugden geëlimineerd, terwijl het juist deze deugden zijn die mensen prikkelen om zich in te zetten voor de publieke zaak, in plaats van zich louter bezig te houden met zelfverrijking. Peter Sloterdijk over zijn nieuwste boek Zorn und Zeit: ‘Het kapitalisme kan ook opgewekt en edelmoedig zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘In de vorige eeuw heeft zich een sociaal-psychologische kentering voltrokken, die nog maar weinig onderzocht is. Nog in de negentiende eeuw was het voor de meeste mensen zonneklaar dat je alleen vanuit het eermotief goed kunt handelen en dat er met schande niet te leven is. Dat gold niet alleen voor militairen, maar ook voor burgers. Alexander Poesjkin is in een duel gestor­ven en mijn literaire held Heinrich Heine heeft er vijfendertig gevoerd. Zij waren in ere­kwesties nog ongelofelijk gevoelig. De Eerste Wereldoorlog heeft met zijn massaslachtingen de absurditeit van de eergedachte zozeer voelbaar gemaakt, dat men daarna niet meer naar dit motief heeft kunnen teruggrijpen. Eer en schande raakten op de achtergrond. In de twintiger jaren was het motto: Ist der Ruf erst ruïniert / Lebt es sich ganz ungeniert. Een eeuw later leeft iedereen ongegeneerd, en van een geruïneerde reputatie krijgt niemand meer grijze haren. De woorden moed, eer en trots roepen onmiddellijk satirische reflexen op. Kun je in Nederland de uitdrukking “mannen van eer” nog gebruiken zonder een lachkramp te veroorzaken?

Tegenwoordig moet je een lange cultuurhistorische verhandeling houden, om een levensontwerp gebaseerd op eer, moed en trots zelfs maar als mogelijkheid aannemelijk te maken. Dat is mijn bedoeling in Zorn und Zeit. Het begrip  “toorn” in de titel van het boek moet niet verkeerd begrepen worden. Het verwijst naar wat Plato in zijn psychologie de thymos noemde, het strijdbare deel van het menselijk gemoed. De thymos is een energiebron die affecten als toorn, geldingsdrang, eerzucht, rechtvaardigheidsgevoel, woede, drift, strijdbaarheid, moed en trots levert. Hij onderscheidde thymos van het begerende deel van de ziel, de eros, de energiebron die ons naar bezit, een partner en een gezin drijft. De erotische affecten horen bij het huishouden (oikos) en de economie, de private sector. De thymotische bij de staat (polis) en de politiek, de openbare sfeer. De mens is dus eigenlijk een hybride auto, die op twee verschillende energiesystemen loopt, thymos en eros.

Daartussen opereert de rede als een acrobaat op het slappe koord. Het redelijke deel van de ziel, de logistikon, is zelf geen energiebron, zoals eros en thymos. De rede zoekt de balans en is een sturende instantie, die de trots en de begeerte tegen elkaar uitspeelt. De uitdrukking “toorn” staat dus voor de hele familie van thymotische affecten. Toorn is een vorm van grootmoedigheid. In de huidige, op eros gerichte psychologie, wordt toorn overwegend als een tekortkoming beschreven. Ik wil echter benadrukken dat de vertoornde iets over heeft voor de adressant van zijn woede-uitbarsting. Toorn is duidelijk geen onverschilligheid. Woede is een neefje van generositeit. Dat kun je nog goed zien in de sportwereld waar een provocatie, een uitdaging, als een geschenk wordt opgevat. Zo zei Nietzsche dat hij het liefst trots was op zijn vijanden. Oprechte verontwaardiging kan het juiste antwoord zijn op iemand die schaamteloos inhalig is. Mannen en vrouwen kunnen te trots zijn om zichzelf te verkopen. Eerzucht trekt iemand uit de privésfeer, en prikkelt de inzet voor de publieke zaak. Zo veredelt thymos de eros; de rede bemiddelt slechts.’

Homo economicus
‘Onze beschaving, met name de Europese, is eenzijdig erotisch. Bij eros moet je dus niet alleen denken aan de seksuele kitsch van dames in ondergoed. In de psychologie van Plato betekent eros  “begeerte” in de breedste zin. Daar valt ook liefde onder, maar de Grieken waren niet zo gepreoccupeerd met liefde als wij. De voorrang van de liefde is eigenlijk pas bij het christendom naar voren gekomen. Het Griekse levensideaal repte nauwelijks van de liefde en het verlangen om zich te settelen. Het ideaal is juist zelfstandigheid in de openbare ruimte. Wij koesteren eerder het erotisch ideaal van wederzijdse afhankelijkheid. Het summum van eroticisme is de homo economicus, die door economen als een kleine wensmachine wordt opgevat. Hij wordt volkomen door begeerten gedreven en schept iedere dag zijn eigen tekorten door te veel te willen. De homo economicus leidt aan ouderwetse hebzucht, maar zonder enige belemmerende moraal. De klassieke morele voorschriften, zoals de tien geboden, waren om die reden anti-mimetisch, zoals René Girard heeft laten zien. Volgens Girard is de mens een mimetisch dier. Meer dan enig ander dier bootst de mens zijn soortgenoten na, en begeert daarom van nature altijd wat een ander heeft. De klassieke moraal gaat daar, om narigheid te voorkomen, tegenin en gebiedt abstinentie. Gij zult niet begeren uws naasten …. wat dan ook. Dat is tegenwoordig precies omgekeerd. Wij leven onder een positieve mimetische imperatief die luidt: alles wat een ander heeft, moet jij ook zien te krijgen. Begeer gerust datgene waar een ander plezier aan beleeft. Hou je niet in, je beledigt anderen zelfs door een abstinentieshow op te voeren. Wij hebben het anti-mimetische verbod ingeruild voor dit mimetische gebod, met als gevolg nog meer eros, nog meer begeerte, nog meer lust en bijgevolg nog meer gevoeld tekort.’

‘De situatie vandaag de dag is totaal uit balans. De hoeveelheid energie in mensen is eindig. Wij putten de menselijke energievoorraad volledig uit op het erotische vlak, en laten het veld van de thymos eenvoudigweg braak liggen. Als de eros van zin voor welstand en gepaste begeerte ontaardt in hebzucht, dan komen mensen in een schandelijke positie. Hebberigheid kan tot twee morele misstanden leiden: stelen (graaicultuur) en prostitutie (uitverkoop van waarden). Trots is hier het juiste tegengif. De rede, die zelf geen krachtbron heeft of is, moet deze beide krachtfiguren in balans brengen.’

‘Het balansmodel is toepasbaar op het conflict tussen Oost en West. Dat probleem laat zich als een clash tussen een erotisch gedebalanceerde en een thymotisch gedebalanceerde cultuur beschrijven. Het evenwicht moet via de redelijke weg van grote cultuurtherapeutische compensatiebewegingen bereikt worden, waarvan je moet hopen dat de mensen daartoe in staat zijn. Voor de Occident is een rethymotisering vereist, opdat die zijn tendensen tot vulgarisering beter kan weerstaan. De Oriënt zou zeker geholpen zijn met een paar semesters erotiek. Er is politiek-psychogische balanceerkunst vereist, met bijzondere aandacht voor de globale erotodynamische en thymotodynamische processen.’

‘Bij ons moet de logistikon zich met de thymos verbinden om de gevolgen van eenzijdige eros te beperken. Natuurlijk doemt dan direct het gevaar van een onbalans in tegenovergestelde richting op. Als de mens primair door trots wordt voortbewogen – door het streven naar erkenning, eerzucht, ambitie –, dan kan dat een stralend, genereus, joviaal zelfbewustzijn opleveren. Maar de thymo­tische familie omvat ook de ressentimenten zelfoverschatting (hybris), rancune en haat. Nietzsche zag aan het einde van de negentiende eeuw het ressentiment tot mentale wereldmacht uitgroeien, stevig verankerd in de thymotische affecthuishouding. Die wereldmacht heeft verschrikkelijke ontwikkelingen voortgebracht. Dergelijke ontsporingen moeten door de huiselijkheid en de menselijkheid van erotische gevoelens gecompenseerd worden.’

Geld, bezit, status en seks
‘De grote slagvelden van roem en eer zijn nu de sportwereld, de wereld van economisch succes en van de celebrities. Maar goed beschouwd lopen die sferen allemaal op de eros, omdat het uiteindelijk gaat om de verbinding tussen geld, bezit, status en seks. Seks is als het ware de tweede wereldvaluta naast de dollar – het betaalmiddel waarmee je vrijelijk over de grens tussen begeerte en trots heen en weer kunt reizen.’

Maar er gebeurt wel iets interessants in het financiële domein, het domein van het grote geld. Daar gaat het nu daadwerkelijk beter. Er zijn inmiddels meerdere voorbeelden van genereuze miljardairs, die grote fondsen stichten om malaria uit te bannen of culturele initiatieven te ondersteunen. Die thymotisering van het kapitaal zou een uitweg kunnen zijn uit de muffe erotiek van de in wezen lusteloze hebzuchtcultuur. Het kapitalisme toont zich dan van zijn zelfbewuste, vrijge­vige kant, met een onverwachte opgewektheid en edelmoedigheid. Het is een vooruitblik op een economie van generositeit die iedere kleinering weerlegt. Er wordt betekenis verleend.

Dit genereuze kapitalisme brengt een glans voort, die voldoende is om de door hebberigheid vergiftigde affecten in de hele Westerse samenleving te compenseren. In de zeventiende en achttiende eeuw was het de koning die aan zijn hof moest fungeren als een opgewektheidscentrale, een bete­kenis- en gloriefabriek die een zinoverschot voor de hele hofhouding en de rest van de samen­leving moest leveren. Glans en reputatie worden ook vandaag nog voortgebracht, uitgerekend in de combinatie van geest en geld. Het is de absolute weerlegging van de schaarste-ideologie. De thymos bedelt niet, maar treedt naar voren met de these dat een mens zijn rijkdom graag wil delen. Het duidt op een nieuwe bestedingsintelligentie bij rijke mensen, die begrijpen dat je iets slimmers met je geld kunt doen dan belasting betalen. Belasting is de eerlijkste, maar ook domste bijdrage aan de samenleving. Het belandt eenvoudigweg bij de fiscus en die verdeelt het verder. Genereus kapitalisme eist van zijn beoefenaars een bijzondere graad van inzicht in de nog ongerealiseerde potenties van de economische, technische en culturele evolutie. De thymos, het instinct van het geven, vereist intelligentie.’

‘Ik denk dat rethymotisering gelukkig grotendeels een zelfsturend proces is, dat in het huidige Westen al duidelijk te bespeuren is. De democratische culturen worden op het ogenblik weer een beetje strijdvaardig over hun grondwaarden, en dat moet men in grote lijn toejuichen. Maar je kunt van hogerhand wel iets doen om een populair-thymotisch element, een zekere mate van trots, bij de burger te bewerkstelligen. Nederland heeft iets uitgevonden dat op grote schaal kan worden ingezet: de opblaasbare kroon. De hele wereld benijdt Nederland om dit idee. Als echte kronen – en niet alleen op het WK voetbal de juiste hoofden vinden, dan ontstaat een erestrijd in de goede richting.’