Home Ton Vink: ‘Niemand houdt schone handen’

Ton Vink: ‘Niemand houdt schone handen’

Door Régine Dugardyn op 05 februari 2013

08-2002 Filosofie magazine Lees het magazine

“Iemand heeft het recht om hulp bij zelfdoding te vragen. En als hij of zij iemand bereid vindt om die hulp te bieden, mag dat niet verboden worden”, vindt filosoof Ton Vink. Onlangs publiceerde hij een pamfletachtig boek waarin hij het werk van Stichting ‘De Einder’ verdedigt. De Einder informeert en begeleidt mensen die dood willen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

“Mensen die echt dood willen, vinden de weg naar de treinbaan wel. Dat is vaak de boodschap van mensen die hulp bij zelfdoding afwijzen. Ik vind die boodschap afschuwelijk. Voor de mensen die een eind aan hun leven willen maken, voor de machinist die de lichaamsdelen rond zijn cabine ziet vliegen, voor de familie die dat hoopje lichaamsresten moet identificeren”, betoogt Ton Vink, filosoof én consulent bij Stichting ‘De Einder’. “Als De Einder iets wil voorkomen, is het wel dat mensen van een flatgebouw springen of zich op een andere gruwelijke manier van het leven beroven.” Aan de stichting zijn zo’n twaalf consulenten verbonden. Ze geven informatie en begeleiding aan mensen die vragen hebben over zelfdoding. Vaak gebeurt dat telefonisch, soms bezoeken de consulenten hun ‘cliënt’. Een enkele keer zijn ze bij een zelfdoding aanwezig.

Rond de zomer kwam De Einder uitgebreid in het nieuws, toen een van haar consulenten voor de Rechtbank in Groningen moest verschijnen. De consulent zou onder meer een kom met medicijnen hebben klaargezet voor een cliënt die op het punt stond zelfmoord te plegen. Ook zou hij hebben voorgedaan hoe je een plastic zak rond je hoofd moet dichtbinden. Dat soort hulp en instructies op het moment suprème zijn volgens de Nederlandse Wet verboden. Wat wel mag, is aanwezig zijn bij iemands zelfdoding en hem of haar morele steun geven. Overigens verklaarde de Groningse Rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk. Er waren nog vier mensen bij de zelfdoding aanwezig en mogelijk betrokken en die werden niet aangeklaagd. Dat is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, achtte de rechter. Inmiddels is het OM  in beroep gegaan.
 
Vlak voor de rechtzaak publiceerde Ton Vink (1953) Als de dood voor de dood? Over dood, zelfdoding en hulp bij zelfdoding. In dit pamfletachtige boek doet hij een poging het werk van De Einder op filosofische wijze te verantwoorden. Een cruciale rol hierbij speelt het begrip ‘zelfbeschikking’. Volgens Vink beschrijft de term niet alleen een fundamenteel recht. Hij beweert ook dat iedereen feitelijk over zijn eigen leven beschikt. Daarmee wil Vink een wapen uit handen van zijn tegenstanders slaan, die vraagtekens bij het zelfbeschikkingsrecht zetten als het om zelfdoding gaat. Het is niet een vraag of mensen over hun eigen leven mogen beschikken, schrijft Vink, dat doen mensen nu eenmaal.

Gaat uw opvatting over zelfbeschikking niet erg ver? Overkomt het leven ons niet grotendeels?
“Kijk, u bent hierheen gekomen om mij te interviewen. Natuurlijk kan ik een redenering opzetten die via een deterministisch traject verloopt. Dat u hier bent, is dan het resultaat van allerlei invloeden van buitenaf, waar u nauwelijks greep op hebt. Maar ik kan ook zeggen: u heeft er hoe dan ook voor gekozen om hier te komen. Daarmee beweer ik nog niet dat u niet liever op de Bahama’s zou zitten, als u de Staatsloterij had gewonnen. Maar binnen de mogelijkheden die u hebt, beschouw ik het als uw keuze dat u hier zit. Noch voor het determinisme, noch voor het bestaan van de menselijke vrijheid kunnen we een sluitend bewijs geven. Filosofen hebben dat door de eeuwen heen geprobeerd, maar zijn daar niet in geslaagd. Tussen die twee modellen moet je een keuze maken. Ik kies voor het model van zelfbeschikking en vrijheid, want daarmee doe ik mensen het meeste recht.”
 
Op basis van die zelfbeschikking vindt u dat iedereen het recht heeft om zichzelf te doden. Volgens u is er maar één beperking op dat recht, namelijk de verantwoordelijkheid die een mens ten aanzien van zijn naasten heeft. Tegelijk beweert u dat die naasten geen enkele zeggenschap hebben over het leven van een dierbare die eruit wil stappen. Waar bestaat die beperking  uit, als die anderen niets te zeggen hebben?
“Om mezelf als voorbeeld te nemen: ik heb een vrouw en drie kinderen. Stel dat ik zou overwegen om een eind aan mijn leven te maken, dan horen zij zeker een rol te spelen in mijn overweging. Ik zal dat eventueel met hen of met een goede vriend bespreken. Ik dien mij dus te realiseren dat als ik voor zelfdoding kies, mijn keuze van invloed is op hun verdere leven. Maar dat betekent nog niet dat mijn vrouw en kinderen die wezenlijke keuze voor mij kunnen en mogen maken.”

Maar wat als uw vrouw en kinderen het niet met uw voorgenomen zelfdoding eens zijn? Wat houdt die verantwoordelijkheid naar anderen toe nog in, als u na rijp beraad toch voor uzelf kiest en er een eind aan maakt?
“Dat ik dan voor mezelf kies, impliceert dat ik tegen anderen kies. Ik vind dat een inadequate beschrijving van de dilemma’s waar mensen in zo’n situatie voor staan en de overwegingen die ze daarbij maken – ik heb het dan niet over impulsieve zelfdodingen. Het is, om het filosofisch uit te drukken, een category mistake om in termen van ‘eigen belang’, ‘egoïsme’ of ‘voor jezelf kiezen’ te spreken.”

Hypocriet
In uw boek stelt u dat iemand die ernstig ziek is en niet meer verder wil leven, aanspraak moet kunnen maken op hulp en steun die anderen hem of haar kunnen én willen geven. U vergelijkt dat met de hulp en steun waar diezelfde zieke recht op heeft, als die persoon wél verder wil leven. Gaat die vergelijking niet mank?
“Hulp bij zelfdoding en hulp bij ziekte spelen zich inderdaad op een ander moreel niveau af. Als je met een acute hartkwaal bij een arts aanklopt, kan die niet zeggen: sorry, op grond van mijn levensbeschouwing of mijn persoonlijke overtuiging kan ik u onmogelijk helpen. Dan had die dokter maar een ander beroep moeten kiezen. Maar als je bij de huisarts aanbelt, kun je geen hulp claimen bij een zelfgekozen levenseinde, anders komt de zelfbeschikking van de arts weer in het geding. Dat betekent echter nog niet dat iemand niet het recht heeft om hulp bij zelfdoding te vragen. En als hij of zij iemand bereid vindt om te helpen, mag dat niet verboden worden.”


Maar als je iemand helpt bij zelfdoding, werk je mee aan een proces dat onomkeerbaar is.
“Er zijn meer belangrijke dingen in ons leven onomkeerbaar, het krijgen van kinderen, de keuze voor een bepaalde carrière. Strikt genomen is eigenlijk niets terug te draaien. Onomkeerbaarheid is een vals argument. Mensen die om die reden hulp bij zelfdoding willen verbieden, zeggen eigenlijk: ik vind de zelfgekozen dood onacceptabel. Kom daar dan eerlijk voor uit! En doe dan niet zo hypocriet als de wetgever, die in 1886 zelfdoding uit het Wetboek van Strafrecht heeft gehaald, maar er wel een paragraaf aan heeft toegevoegd die hulp daarbij strafbaar stelt en hulp ook nog eens gelijkstelt aan het aanzetten tot zelfdoding.”
 
U gaat heftig te keer tegen mensen die beweren dat consulenten van De Einder aanzetten tot zelfdoding. Volgens u fungeren de consulenten alleen maar als een soort spiegel of klankbord voor de cliënt.
“In ons contact met cliënten benadrukken wij dat zij zelf verantwoordelijk blijven voor hun keuze en voor de eventuele uitvoering van de zelfdoding.”

Dat kunt uw wel heel expliciet tegen hen zeggen, maar in de praktijk spelen een heleboel factoren, waaronder de overtuigingen van de consulent, een rol in de beslissing van die cliënt.
“Laten we de zaak omkeren. Als je die hulp niet biedt en weigert met iemand te spreken die worstelt met vragen rondom zelfdoding, dan geef je impliciet het signaal: ‘Spring maar voor de trein of van de flat.’ Niemand houdt schone handen, noch de tegenstanders van hulp bij zelfdoding, noch de counselors van De Einder.”

Wat doet u als een cliënt er een eind aan wil maken, terwijl u denkt: ik zie toch nog best wat mogelijkheden voor die persoon?
“Dan bespreek ik dat met die cliënt. In de map waarin ik de gesprekken met mijn cliënten bijhoud, heb ik drie bladzijdes vol met telefoonnummers van hulpverlenende instanties. In zo’n situatie zeg ik dan: ‘Ik wil u niets opdringen, maar zou die of die organisatie iets voor u kunnen betekenen?'”
En als hij of zij uw wijze raad in de wind slaat, blijft u dan bij zijn zelfdoding als hij of zij daar om vraagt?
“In principe wel.”

Dus voor u is de wens van de cliënt richtinggevend. Wat vindt u dan van de huidige Nederlandse euthanasiewetgeving, waarin het criterium ‘uitzichtloos en ondraaglijk lijden’ een belangrijke rol speelt. Artsen moeten in overleg met een collega vaststellen dat hier sprake van is voor ze tot euthanasie mogen overgaan en gaan dan dus ook vaak niet in op een verzoek.
“Dat artsen zich die vraag stellen en dat met hun collega’s en patiënt bespreken, vind ik een goede zaak. Natuurlijk moeten ze goed overleggen en zorgvuldig te werk gaan. Maar dat zij voor een ander gaan beslissen of er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden, valt niet te legitimeren. Er is maar één persoon die dat kan zeggen, dat is degene om wiens leven het gaat.”
 
We leven in een tijd waarin het consumentisme hoogtij viert. Voortdurend wordt de suggestie gewekt dat alles in het leven te koop of te krijgen is. Versterkt De Einder, met haar ideaal van zelfbeschikking, deze tendens niet? Zijn mensen niet meer gebaat met een stoïcijnse levensvisie waarin je probeert de dingen te nemen zoals ze komen?
“Het werk van De Einder is niet in strijd met dat laatste. Als mensen bij ons komen met vragen rond een zelfgekozen dood, ingegeven door ouderdom, ziekte of andere gebreken, willen we hen het inzicht niet ontnemen op wat er ondanks al hun beperkingen nog wél mogelijk is. Integendeel. Elk bestaan heeft zijn beperkingen, die moeten we leren accepteren. Maar iedereen heeft het recht – en als het om uw leven gaat, heeft alleen u dat recht – om een grens te trekken bij wat in zijn of haar ogen nog wel en wat niet meer acceptabel is. Daar komt die bewuste zelfbeschikking weer om de hoek kijken. Maar, zoals we al eerder bespraken, iemands recht op zelfbeschikking kun je niet los zien van zijn of haar verantwoordelijkheid voor anderen. Dat zet een behoorlijke rem op het ‘ik-denken’ dat het consumentisme typeert. Wie zelfbeschikking loskoppelt van verantwoordelijkheid, heeft het over een andere zelfbeschikking dan ik.” 
 
Als de dood voor de dood? Over dood, zelfdoding en hulp bij zelfdoding, door Ton Vink, uitg. Damon, Budel, 2002, 160 pagina’s, €14,90