Er is een foto van mij van een jaar of tien, in bikini. Ik heb hakken van mijn moeder aan en twee tennisballen onder de driehoekjes van mijn kinderbikini gestopt. Verleidelijk lach ik naar de camera. Het kiekje is fascinerend. Voor wie dos ik me uit? Om een volwassene te amuseren of mezelf? Hoe seksueel bewust ben ik al? Hoe heb ik opgepikt dat borsten en ‘wankelen’ twee belangrijke theatrale ingrediënten zijn van een begeerlijke pose?
Aan deze foto dacht ik terug toen ik het essay On Michael (2019) van Margo Jefferson las. Haar essay gaat onder meer over de onlangs verschenen documentaire Leaving Neverland, waarin twee jongens overtuigend betogen dat Michael Jackson een pedofiel was. Jefferson confronteert ons ermee dat seksueel misbruik massa-entertainment is geworden. Ze werpt talloze vragen op, onder meer over kinderen die volwassenen spelen en volwassenen die kinderen spelen.
Michael Jackson is een complex geval: als kindster leidde hij het leven van een volwassen man, inclusief de werktijden, en als volwassene bleef hij hardnekkig kind. Volgens Jefferson zijn de beroemdste kindsterren altijd op een volwassen manier erotisch. Ze dansen uitdagend, dragen glitterjurken en make-up. Volwassenen genieten kennelijk van kinderen die hen imiteren. Als pedofilie het seksuele verlangen naar kinderen is dat wordt aangemoedigd bij volwassenen, dan loopt de beeldcultuur er al jaren van over, stelt ze.
Als ik de foto terugzie van mezelf, geneer ik mij voor mijn zichtbare, kinderlijke verlangen om begeerd te worden en te behagen. Maar ik zie ook autonomie en verkleedplezier bij het oefenen voor de transformatie die ik binnenkort zal ondergaan. Ik prijs mijzelf gelukkig dat dit speelse experiment er kon zijn, en dat de foto niet meteen als ‘riskant’ is gewist. Omdat hij eindeloos verspreid kan worden op internet, zou dat in déze tijd waarschijnlijk gebeuren, waarin voortdurend verhalen rondgaan over de gevaren die het begeerlijke kind bedreigen.
In Jeffersons essay stuitte ik overigens ook op wat misschien wel de fraaiste definitie van thuis is. ‘Home is the place where, when you have to go there, /They have to take you in’. Deze dichtregel van de Amerikaanse dichter Robert Frost herbergt de onmiskenbare wederzijdse ambivalenties in de ouder-kindrelatie. Jefferson haalt de regel aan om daarna het ouderlijk huis van Michael Jackson neer te zetten als een afschrikwekkende plek waar kinderen tot showbizzslaven werden gedrild.
Voor mij was ‘thuis’ een plek waar ik het theater van ‘volwassenheid’ veilig onder de knie kon krijgen: de plek waar je heen moet op een dag. Als je er eenmaal bent, draaien de rollen zich om en wordt je aangemoedigd om vooral ook het ‘speelse kind’ te blijven.