Home Stine Jensen: ‘De kunst van het gesprek verdwijnt’

Stine Jensen: ‘De kunst van het gesprek verdwijnt’

Door Stine Jensen en Marianne van Dijk op 29 oktober 2012

Cover van 11-2012
11-2012 Filosofie magazine Lees het magazine

In tijden van sms en Twitter verleren we hoe we een ouderwets gesprek moeten voeren, stelt filosoof Stine Jensen. Ze onderzocht hoe het wel moet.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

‘Prominente Britse denkers stellen dat de kunst van de conversatie aan het verdwijnen is’, constateert Jensen met een licht bezorgde blik. ‘Deels is dit te wijten aan onze verslaving aan sms en sociale media, maar de schuld valt daar niet volledig op af te schuiven. De Britse filosoof Alain de Botton merkt op dat we ook face to face steeds meer vervallen in loze uitspraken over het weer. En een andere Brit, Theodore Zeldin, maakt zich er zorgen over dat gesprekken steeds meer draaien om winnen van de ander, alsof debatteren de enige vorm van met elkaar spreken is.’ Jensen, auteur van onder andere Waarom vrouwen van apen houden (2002), Dus ik ben (2010) en Echte vrienden (2011), trok zich de zorgen van de Britten aan. ‘Ik zie het hier in Nederland ook. Op school oefen je wel met spreekbeurten, maar dat is voornamelijk zenden.’

In haar boek maakt Jensen een onderscheid tussen converseren en communiceren. Communiceren doe je om een praktisch doel te bereiken, bijvoorbeeld om iemand te waarschuwen dat er brand is. Dat kunnen dieren ook. Bij converseren spreken mensen om tot een goed begrip van iets te komen of om de band te verstevigen. ‘Een conversatie is geslaagd als je met z’n tweeën tot een beter idee bent gekomen dan je alleen had kunnen doen. Een mooi voorbeeld daarvan vind je in de film My Dinner with Andre, waarin twee vrienden anderhalf uur lang één gesprek hebben en daarin samen bouwen aan een idee van hoe te leven.’

Waarom converseren belangrijk is weet je eigenlijk pas als het al te laat is, zegt Jensen: ‘Pas als het contact met iemand spaak loopt, gaan we er goed voor zitten om met aandacht naar iemand te luisteren. De denkers Michel de Montaigne en Francis Bacon dachten dat de kunst van het converseren niet alleen tot beter contact zou leiden, maar zelfs geweld zou doen verminderen. Verder is het ook gewoon een plezier om een goede conversatie te hebben.’

Conversatie-experts

Voor haar onderzoek ging Jensen te rade bij een aantal conversatie-experts. Zo leerde ze van Alain de Botton dat een goede conversatie kan ontstaan als mensen kwetsbaar durven te zijn. ‘Je moet het gevoel hebben dat je iets zegt wat tegen je gebruikt kan worden in de toekomst. En dat je vragen stelt die buiten het geijkte “Wat doe jij voor werk?” vallen. Sinds ik met De Botton gepraat heb, probeer ik vaker de persoonlijke vraag in formele situaties: “Heb je kinderen? Waarom wel of niet?” Je moet iets durven lanceren, het kabbelende gesprek durven doorbreken.’

Van relatiepsycholoog Jean-Pierre van de Ven leerde Jensen het belang van experimenteren met gespreksstijlen. ‘Hij merkte op dat ik erg voorover zat geleund tijdens gesprekken, en dat ik eens moest kijken wat er gebeurde als ik wat meer achteroverleun.’ Van de Ven adviseert ook om je in een gesprek af te vragen wat de olifant in de kamer is. Wat is overal aanwezig, maar waarover heb je het toch niet? Als het je lukt het daar toch over te hebben, kan het goede gesprek beginnen.

Jensen ging ook langs bij interviewer Frénk van der Linden, die onder andere oppert tijdens een gesprek te vragen: ‘Kun je je verplaatsen in een ander?’ Vrijwel iedereen zegt dan ‘ja’. Vervolgens vraag je: ‘Verplaats je eens in je ergste criticus. Wat is het beste argument dat die persoon tegen jou heeft?’ Dan komt er altijd iets boeiends, aldus Van der Linden. Interviewer Theodor Holman adviseerde haar om waarom-vragen te vermijden, omdat die een moreel oordeel suggereren (‘Waarom heb je de wc nog steeds niet schoongemaakt?’), en in plaats daarvan te beginnen met een neutrale hoe-vraag.

Waarom is Jensen eigenlijk te rade gegaan bij psychologen en interviewers? Die zijn toch meer van de eenzijdige communicatie? ‘Klopt, ik heb ook overwogen mijn kapster te ondervragen. Zij kan heel naturel een goed gesprek voeren, maar het is voor haar moeilijk uit te leggen hoe ze dat doet. Goed converseren is deels ook een kwestie van oefenen.’

Om dit oefenen te stimuleren zijn er conversatiekaarten bij dit boek gevoegd: aan de voorkant staat een vraag die je kunt stellen aan je gesprekspartner, bijvoorbeeld: ‘Waar heb je spijt van?’, of: ‘Wat is je favoriete leeftijd?’ Op de achterkant staan een citaat van een denker en een foto, die inspiratie kunnen geven tijdens het gesprek.

‘Ik heb de kaartjes ook uitgeprobeerd met Leo Wentink, met wie ik de box samen heb gemaakt. Zij is een goede vriendin van me, maar op vragen als “Wat is je grootste zonde?” kwamen er dingen naar boven waarvan ik dacht: wauw! We leerden elkaar echt beter kennen door de gesprekken die die avond ontstonden.’