Met de voortschrijdende economische en vooral kenniseconomische voorspoed, in de vorm van ‘intelligente’ apparaten, wordt de ’testburger’ steeds dommer in zijn privatopia. Een koortsig pleidooi voor reflectie en bescheidenheid.
Een Japans onderzoek heeft onlangs uitgewezen dat computergebruik een negatief effect heeft op het geheugen. Eerder was al bekend dat autorijden leidt tot een slechtere fysieke conditie, de televisie het verbeeldingsvermogen aantast en de magnetron ervoor zorgt dat de mens de kookkunst verleert. De nadelige gevolgen van het snelle streven naar meer gemakzucht en nog meer kennis breiden zich uit.
De op de publieke omroep uitgezonden Nationale I.Q.-Test verdoezelt het gegeven dat onze kwalitatief hoogstaande technocratie een doorlopende intelligentietest is. De testburger rijdt in een Smart met een intelligent navigatiesysteem, wordt bespied door intelligente camera’s, kijkt naar een televisietoestel dat het nieuws opleukt zodra de afstandsbediening beweegt, koopt via smart commerce, belt met een smart phone waarmede hij slimme SMS-berichten verstuurt, gaat voor advies naar Intelligent Solutions, draagt slimme kleding, surft via LookSmart door de datajungle, viert vakanties in Smart State Florida en is lid van de Stichting Smart Homes. Voorts laat hij het huishouden over aan Smart Time, belegt hij met smart money, winkelt hij in een smart shop, maakt gebruik van de ‘meedenkende lift’, werkt hij bij de Intelligence Factory, borrelt hij aan de bar van Smart Projects Space, stort hij zich in het intelligente nachtleven aan de zuurstofbar van etablissement IQ, overnacht hij in het ‘smart and sophisticated’ Swissotel, luistert hij naar de ‘intelligente punk’ van Lawaai uit Leeuwarden en werkte hij tijdens zijn studie Cognitieve Kunstmatige Intelligentie als intellectuele chauffeur van Frits Bolkestein om nu te stemmen op de kwaliteitspoliticus Paul Rosenmöller die intelligente sancties tegen schurkenstaten prefereert boven het gebruik van smart bombs. En zo hoopt hij in geval van juridische nood bijstand te krijgen van het advocatenechtpaar mrs. A. Van der Plas en P. Bakker Schut dat alleen intelligente criminelen van het genre Mink K. verdedigt.
Ronald Reagan
Ondanks de hyperintelligente leefomgeving gaat er nog veel mis, of zoals het auteurscollectief Bilwet stelt in Hardware, Software, Wetware: ‘Met behulp van onkunde, sabotagedrift en een ongebreidelde creativiteit loopt de techniek altijd weer in het honderd en uit deze ongelukken spruiten de mooiste gedrochten voort, die na esthetische isolatie moeiteloos tot kunst worden verklaard.’ Deze ongelukken gaan traditioneel gepaard met paniek, die veelal ontstaat wanneer mensen als machines moeten handelen. Tijdens een recent bezoek aan mijn oude middelbare school – waar, om de terminologie van de Rotterdamse mediafilosoof Henk Oosterling te benutten, ‘gestage Bildung opgaat in up to date informatisering’ – vertelde een van de docenten dat het computerlokaal in de wandelgangen voor de ‘paniekruimte’ doorgaat.
Niet alleen leerlingen en docenten tonen doorgaans weinig begrip voor apparaten waar we het denken aan hebben uitbesteed. Bij een bedrijf in het Engelse Luton ging recentelijk de administratie verloren dankzij een schoonmaker die een handig, maar na later bleek, fataal stopcontact had uitverkoren voor zijn, nog niet zo zelfstandige, stofzuiger. Technology Related Anger wil ook nog wel eens ontstaan bij een onbedoeld openstaande microfoon. Ronald Reagan zaaide ooit paniek door een oorlogsverklaring aan de Russen te verkondigen tijdens het testen van zijn microfoon die per ongeluk aanstond, zijn partijgenoot George W. Bush liet blijken hoe dun zijn vernislaagje fatsoen is door een journalist ‘on the record’ uit te maken voor ‘major league asshole’ en even onaardig praatte een argeloze Wim Kok in alle ‘openheid’ over de actievoerders die de slotbijeenkomst van de Europese Top opvrolijkten. Onlangs nog kon gans nieuwsgarend Nederland tenenkrommend horen hoe blij de Volendamse burgemeester was na een bemoedigend telefoontje van de commissaris van de koningin. Hier is geen mediatraining tegen bestand. Het eerder genoemde advocatenduo dacht trouwens aan intelligente samenzweringen toen de microfoons van een perskamer openstonden gedurende het besloten verhoor van cliënt K.
De intelligente kenniseconomie wordt bedreigd door drie driften: onkunde, sabotage en creativiteit. De laatstgenoemde is vogelvrij verklaard door de eerste twee. De bekendste sabotage vindt men natuurlijk bij de hackers en virusverspreiders die de maatschappelijke systeembeheerders met enige regelmaat de stuipen op het ingelogde lijf jagen. Verder is er het misbruik van intelligente mobiele telefoontjes, waarmede voetbalsupporters afspraken om de slag tussen Argos en Sparta op een weilandje nabij Beverwijk na te spelen. En wat te denken van de pornografische e-mails waarmede advocaten van een deftig Londens advocatenkantoor het wereldwijde net verrijkten. Dat zijn uitingen van naffness, ofwel, een proces van bewuste, vrijwillige proletarisatie of vulgarisatie. Reagan zou zeggen: ‘Well, boys will be boys.’
Onkunde is de meest ironische drift omdat het zo’n fraai contrast vormt met de reëel bestaande intelligentie-ideologieën, waarin niet de machines, maar de mensen het dreigen te begeven. Volgens de Franse filosoof Jean Baudrillard stuit de droom van totale elektronische controle op de ’traditional stupidity of the masses’, terwijl de Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith opmerkte dat er meer geld naar de aandelenmarkten vloeit dan daar aan intelligentie voor handen is. Op zijn beurt achtte Albert Einstein de kans op de oneindigheid van de menselijke onkunde aanzienlijk groter dan de oneindigheid van het heelal.
Intelligentie en een gebrek aan wijsheid ontmoeten elkander voortdurend in de Verenigde Staten die, zo concludeerde de Franse premier Georges Clemenceau een kleine eeuw geleden, in de unieke omstandigheid verkeren dat ze vanuit het barbarisme een grote sprong voorwaarts naar de hypermoderniteit hebben gewaagd, gelijk het menselijke bot van een kannibalenstam dat in de openingsscène van Stanley Kubricks 2001: A Space Odyssey transformeert tot een ruimtevaartuig. De trillingen van de dreun die de genoemde sprong voorwaarts heeft veroorzaakt, zijn nog dagelijks waarneembaar in de Nieuwe Wereld. Juichend stappen mensen er naar de rechter omdat ze er niet in zijn geslaagd om een prehistorisch stembiljet op legale wijze in te vullen, waardoor een presidentskandidaat die het recht op onwetendheid belichaamt, het Witte Huis mag betreden.
Holbewoners
Baudrillard schrijft in het reisverslag Sideraal Amerika over het gat tussen Silicon Valley en Jerry Springer. ‘In wezen zijn de Verenigde Staten, met hun ruimte, hun technologische raffinement, en onbeschaamd goede geweten en zelfs met de ruimtes die ze openstellen voor de simulatie, de enige hedendaagse primitieve samenleving. En het is fascinerend om er doorheen te trekken als ware het de primitieve samenleving van de toekomst, een samenleving van de grootste complexiteit, vermenging en promiscuïteit, van een woest maar in zijn oppervlakkige diversiteit prachtig ritueel, van een totaal metasociaal verschijnsel met onvoorspelbare gevolgen waarvan de immanentie ons in verachting brengt, naar een samenleving zonder verleden en daarom ontoegankelijk voor bespiegeling, dus door en door primitief.’ De opkomst van time-share communities en gated cities waar welgestelden zich met hun intelligente koelkast en toetsenbordloze computer opsluiten zorgt ervoor het land van de onbegrensde mogelijkheden in wezen vijandig staat tegenover Karl Poppers Open Society. Achter de muren van deze communes proberen de bewoners een intelligent belicht privatopia te creëren waar geen ruimte zou moeten bestaan voor dommigheid.
Niet de kosmopoliet, maar de holbewoner lijkt de mens van de 21e eeuw te worden. De Amerikaanse jurist Eben Moglen kreeg er mede te maken toen hij een computerparadijs bezocht: ‘What I saw in the Xerox Park technology, was the caveman interface, you point out and you grunt. A massive winding down, regressing away from language, in order to address the technological nervousness of the user.’ De techniek schrijdt voort en de gebruiker blijft achter als een verouderd en afgebrand stuk software. Het is als met hippe, sportieve auto’s: ze zijn mooi en snel, maar de bestuurders kunnen er nooit hard mee rijden. En als het hem onverhoopt lukt vaart te maken, dan krijgt hij lik op stuk. Een Rotterdamse verkeersagent zei onlangs in NRC Handelsblad: ‘Als ik in de verte een smart zie aankomen, weet ik al dat het raak is. Die gaat er altijd op. Zal wel een minderwaardigheidscomplex zijn van de bestuurder.’
Vol goede moed creëert de mens apparaten die vervelende karweitjes moeten opknappen, maar uiteindelijk kruipt hij teleurgesteld in zijn schulp wanneer blijkt wat zijn creaties allemaal wel niet nog méér kunnen. Deze kortsluiting is al zo oud als de Franse revolutie, toen de revolutionairen zich in hun enthousiasme te weinig rekenschap gaven van de menselijke aard. Ze zochten steun in de Rede, maar alleen met een theorie verander je de praktijk niet. Mensen leven ook zintuiglijk, noteerde de Duitse denker Friedrich Schiller. Ongeacht de context geloven hedendaagse beleidsmakers, voor wie de Franse revolutie het ultieme referentiekader vormt, heilig in alles waar ‘smart’ en ‘intelligent’ voor staat. Volgens de cultuurfilosoof Rein de Wilde zijn deze kwalificaties op zichzelf betekenisloos: ‘Een fiets is binnen de context van de Amsterdamse binnenstad een veel “slimmere” machine dan een auto, ook al zit deze stampvol digitale techniek.’
Daar we onszelf als gevolg van de daaruit voortvloeiende overmoed ongewild naar Plato’s grot lijken terug te klikken – en dat terwijl we doen alsof we in een New Intellectual Order leven – past een oproep voor reflectie. ‘Misschien is het een goede gedachte om het wat rustiger aan te doen,’ suggereerde de Amerikaanse schrijver Neil Postman, om eraan toe te voegen dat intelligentie op z’n minst enige wijsheid vereist. Maar reflectie is natuurlijk iets vreemds binnen onze jachtsamenleving waarin alleenstaande modelburgers lopend eten, schaakpartijen versnellen tot vluggertjes, liberale vice-premiers sneller willen autorijden dan pooiers, schrijvers in etalages boeken produceren en studiefinanciering een tempobeurs heet. Alle technologische hulpmiddelen zorgen ervoor dat de hersenen steeds minder worden gestimuleerd om gegevens op te slaan, laat staan om problemen op te lossen. Gemakzucht leidt zelden tot iets moois (de enige bezigheid die met handen op de rug tot een succesvol einde kan worden gebracht, blijft lange-afstand-schaatsen).
Een dwaze dwerg
Terwijl de menselijke hoogmoed in het kader van voortschrijdend inzicht aan herziening toe is, weigert de technische mens in al zijn haastige spoed de gevolgen te aanvaarden van zijn eigen, krenkende ontdekking, namelijk dat hij in diepste wezen een dier (Charles Darwin), een kruimel op de rok van het universum (Lucebert), een dwaze dwerg (Jan Wolkers) dan wel een stofje in het heelal (Dries van Agt) is. Het uitbesteden van onze creativiteit en intelligentie aan allerhande apparaten maakt het er alleen maar erger op. Maar ja, diep van binnen voelen we onszelf nu eenmaal die ene smartdrugs slikkende anomalie in de evolutie. En daarom maken we ons even druk als een hoge Sovjet-functionaris dat doet in De Lichtende Toekomst van de Russische ex-dissident Alexander Zinoviev: ‘Wat er toch godverdomme aan de hand is! Op massale schaal produceren we verstandige, geletterde, getalenteerde, oprechte enzovoort, enzovoort mensen. En toch zie je, waar je ook kijkt, onwetendheid floreren, en domheid, talentloosheid, corruptie, inhaligheid en carrièrezucht. Wat moet dat worden?’ Slimme vraag.