Home Sacher-Masoch: ‘Sla, geliefde meesteres en genees zijn hart’

Sacher-Masoch: ‘Sla, geliefde meesteres en genees zijn hart’

Door Bert Bultinck op 16 januari 2006

01-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Het lijkt alsof de masochistische held gevormd wordt door de autoritaire vrouw, terwijl hij de strenge woorden souffleert die zij tot hem richt.’ Gilles Deleuze over Sacher-Masoch, naamgever van het masochisme.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen


Masochisme is menselijk. Op een klassieke, onvolprezen elpee zingt de lijzige stem van Lou Reed de volgende explicit lyrics: ‘Severin, down on your bended knee / Taste the whip, in love not given lightly.’ De regels komen uit Venus in furs, de SM-hymne op de titelloze plaat die The Velvet Underground in 1967 uitbracht. De naam Severin is een verwijzing naar het hoofdpersonage van de roman Venus im Pelz (1870) van Leopold von Sacher-Masoch. Deze in zijn tijd vrij bekende auteur, die naast zijn literaire activiteiten ook een leerstoel geschiedenis had aan de universiteit van Graz, vertelt over de verterende passies van een intellectueel geschoolde jongeman voor Wanda, die hem afwisselend hooghartig kwelt en ter wille is. Het boek mag dan ietwat in vergetelheid zijn geraakt, de achternaam van de auteur doet wellicht wél een belletje rinkelen: de negentiende-eeuwse Duits-Oostenrijkse psychiater Richard Freiherr von Krafft-Ebing verwees in zijn hoofdwerk Psychopathia Sexualis naar zijn tijdgenoot om een van de seksuele afwijkingen te benoemen die in zijn studie besproken worden. Terwijl het sadisme zijn naam kreeg via het werk van de Markies de Sade, zou het masochisme voortaan altijd verbonden blijven met de wonderlijke, hypergestileerde liefdesroman van Leopold von Sacher-Masoch.

‘Strike dear Mistress / and cure his heart’ zingt Reed nog op hetzelfde nummer, en dat lijkt de visie van Krafft-Ebing te bevestigen: het masochisme als een pervers medicijn voor een al even perverse ziekte. Het is een beeld dat ook volledig past in onze populaire dromen over het negentiende-eeuwse fin de siècle: de decadentie als de uitwas en excessieve viering van een weggeteerde samenleving, waarin men zijn lichaam en geest naar de verdoemenis hielp met absinth en moeilijke Franse poëzie. Maar de droom van Severin, waarmee de roman van Sacher-Masoch begint, toont meteen al dat het masochisme veel vertrouwder is dan men zou vermoeden. Severin is in slaap gevallen bij zijn lectuur van Hegel, en krijgt een visioen van een wrede, in bont gewikkelde, ‘marmeren’ vrouw. Zij staat model voor Wanda, zijn latere liefdesobject, maar ook voor de diepe kloof tussen man en vrouw, waar wij vandaag niet echt meer versteld van staan. Volgens de marmeren vrouw is het allemaal eenvoudig – het is de man die verlangt en het is de vrouw naar wie verlangd wordt. ‘Het is het enige voordeel van de vrouw, maar het is wel een beslissend voordeel.’ De vrouw zal dan ook de man tot haar speelgoed moeten maken.

Even later bekent Severin dat hij zich anders voelt dan de anderen, omwille van zijn verlangen naar een dominante vrouw, die hem moet overmannen met schoonheid, temperament, intelligentie en wilskracht. Maar Wanda zelf antwoordt scherp, slim en genadeloos tegelijk: hij is helemaal niet zo bijzonder, want we ‘weten, en voelen, allemaal hoezeer sensueel plezier en wreedheid met elkaar verstrengeld zijn.’ Veel van Wanda’s puntige observaties gaan over het wezen van de vrouw die Severin moet leren kennen: ‘Elke vrouw heeft het instinct en de de capaciteit om haar charmes ten volle uit te buiten. Het is schitterend om jezelf weg te geven zonder dat daar liefde of plezier bij te pas komt: door zelfbeheersing kan men alle voordeel uit de situatie halen.’
 
Voor oningewijden is het wellicht verrassend dat het Severin is die Wanda moet opleiden, en niet andersom, ondanks haar dominante rol: hij moet haar steeds weer precieze voorstellen doen om hem wreedaardig te behandelen. Uiteindelijk groeit Wanda in haar rol, al verwijt ze hem eerst nog dat hij haar heeft gecorrumpeerd en haar bloed heeft doen ontvlammen. Ze is zelfs bereid om met Severin een contract aan te gaan, waarin hij vastlegt dat hij haar eigendom wordt: ze krijgt nadrukkelijk het recht om hem te vermoorden als ze daar zin in heeft. Venus im Pelz gaat ver in de masochistische fantasie, maar de roman is ook een metafoor voor hoe rolpatronen voor mannen en vrouwen worden uitgedeeld en genegotieerd.

Afwijkingen
Het intelligente verhaal van Severin en Wanda was voor de Franse filosoof Gilles Deleuze de aanleiding tot een uitvoerige analyse van de verhouding tussen masochisme en sadisme. Traditioneel werd ervan uitgegaan dat die twee afwijkingen eigenlijk twee zijden van dezelfde medaille waren: de sadist wil graag pijn doen, en de masochist wil graag lijden. Als ze elkaar vinden, ontstaat er vanzelf een win-winsituatie. Volgens Deleuze is daar niets van aan: een echte sadist zou nooit een masochist als slachtoffer willen (want de sadist wil niet dat de ander genot beleeft aan zijn wreedheid), en een masochist wil ook geen soevereine, sadistische domina (hij moet haar kunnen boetseren naar zijn dromen). In zijn lange en beroemd geworden artikel Le froid et le cruel haalt Deleuze de twee uit elkaar, als betrof het een oefening in de ‘symptomatologie’ – het noemen, herbenoemen en hergroeperen van symptomen in ziektebeelden. Anders dan Krafft-Ebing heeft Deleuze echter niet de minste ambitie om het masochisme – en het sadisme – te pathologiseren, al heeft hij het wel over ‘perversies’ – het hele essay is een lange poging om beide fenomenen te begrijpen.

Volgens Deleuze wordt het masochisme aangedreven door een idealisering van de vrouw, die het pijnlijke besef van de realiteit op afstand houdt. Dat de werkelijkheid geenszins ideaal is, kan hij vergeten in ritualistische verheerlijkingen van de vrouw, waarbij hij zelf controle behoudt over haar, zijn oncontroleerbaar verlangen. Eigenlijk doet hij maar alsof hij aan haar is overgeleverd, want hij zegt heel precies wat ze moet doen. Deleuze verwijst naar Die Liebe des Plato, een verhaal van Sacher-Masoch, om diens dialectisch platonisme te duiden: ‘Plato toonde dat Socrates naar voren kwam als de minnaar, maar dat hij fundamenteel de beminde was. Op een gelijkaardige manier lijkt het alsof de masochistische held opgevoed en gevormd wordt door de autoritaire vrouw, terwijl hij het is die haar vormt, haar aankleedt voor haar rol en de strenge woorden souffleert die zij tot hem richt.’

Deleuzes analyse verslikt zich gaandeweg een beetje in de techniciteit van het Freudianisme, maar de grondtrekken van zijn theorie zijn ook vandaag nog nuttig om die twee fundamentele neigingen – of zelfs: houdingen – van de moderne mens te kaderen. Aan het einde van Deleuzes symptomatologische herschikkingen wordt duidelijk dat zowel het sadisme als het masochisme wortelen in de meest courante beelden van de vrouw, die zowel door de vrouw als de man worden doorgegeven. De politieke kracht van Deleuzes geschrift bestaat er dan vooral in om die beeldvorming van een afstand te beschrijven, zodat de mogelijkheid ontstaat om te variëren op de bestaande clichés – die in het sadisme en het masochisme extreme vormen aannemen – en, wie weet, misschien heel andere patronen geboren te laten worden.