‘Wat is de mens toch een fantastisch wezen dat hij in staat is zich almaar vooruit te bewegen.’ Reclameman Roland van der Vorst over hoop als medicijn tegen moderne kwalen.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
‘Daags na die mislukte aanslag in het vliegtuig van Amsterdam naar Detroit, afgelopen kerst, stond op de voorpagina van De Telegraaf een foto van die Nederlandse man die de terrorist had overmeesterd. “Onze held”, stond er in grote letters boven. Typisch, nietwaar? Blijkbaar hebben we er behoefte aan om mensen zo neer te zetten: als held, als redder. We hebben te maken met iets ongrijpbaars als terrorisme, en zoeken dan naar houvast, naar mensen die het probleem voor ons kunnen oplossen. We zoeken, kortom, iets of iemand om ons hoop te geven.’
Sinds communicatiedeskundige en reclamemaker Roland van der Vorst (1969) er een boek over schreef, kortweg Hoop getiteld, ziet hij het plots overal: die onverwoestbare neiging van mensen om te hopen en vertrouwen te stellen in hoopgevers, van de heldhaftige vliegtuigpassagier tot aan religieus en politiek leiders. Van der Vorst: ‘Ligt het nou aan mij, of wordt die behoefte aan hoopgevers de laatste tijd echt steeds groter? Misschien komt het doordat ik zoveel met het thema bezig ben geweest – als je zelf een kind verwacht lijkt het immers ook plots alsof de hele wereld zwanger is. Maar ik denk toch dat er echt iets aan de hand is. De wereld is groter geworden, de onzekerheden nemen toe. De economische crisis is geïntensiveerd, voor de klimaatcrisis is steeds meer aandacht. Veel mensen zijn murw, zien geen uitwegen meer. Je ziet dat ook aan de vele films in de bioscoop waarin apocalyptische visioenen worden geschetst, zoals 2012. Of het nu terecht is of niet doet er niet zo toe, maar we hebben het gevoel dat we met onze rug tegen de muur staan.’
Precies dat zijn volgens Van der Vorst de momenten waarop mensen uitkijken naar iemand die hoop kan bieden, al is het maar een sprankje. ‘Zonder onzekerheid is er geen hoop. Het interessante van het hoopbegrip is dat het geen zekerheden biedt. Hoop geeft geen garanties dat er iets gaat gebeuren. Maar die zorgt er wel voor dat er een mogelijkheid is dát het gaat gebeuren. Daarom is het zo’n waanzinnig medicijn. Hoop is een medicijn tegen heel wat moderne kwalen: tegen fatalisme, tegen wanhoop, tegen apathie, zelfs tegen hedonisme. Want de hedonist geniet slechts van iets wat zich nu afspeelt. Iemand die hoop koestert, geniet daarentegen dubbel: hij geniet nu van het vooruitzicht dat straks nog meer te doen.’
Valse hoop
Hoop, zo legt Van der Vorst uit, is ‘een verheugende emotie die leidt tot een motivatie. Je gelooft dat een bepaald ideaal bereikbaar is en gaat vervolgens ook iets doen om het te bereiken. Daarom luidt de ondertitel van mijn boek ook: Hoe we door de toekomst worden verleid.’ Maar die verleiding van de toekomst is niet zonder meer goed; er bestaat immers ook zoiets als ijdele hoop, en zelfs valse hoop. Dus ook vandaag de dag blijft de vraag van Immanuel Kant uiterst relevant. Volgens de Duitse filosoof was een van de meest wezenlijke vragen van de filosofie: wat mag ik hopen?
Er is in de loop van de geschiedenis heel verschillend geantwoord op die vraag, zo laat Van der Vorst in zijn boek zien. In vogelvlucht langs de westerse denkgeschiedenis scherend, onderscheidt hij een aantal verschillende opvattingen over hoop. Allereerst is er de christelijke kijk op hoop, die draait om begrippen als ‘verlossing’ en ‘eeuwig leven’. Om er de vraag van Kant nog eens bij te halen: wat mag ik hopen, volgens de christenen? Dat er een uitweg is uit de moeilijkheden van ons aardse bestaan, dat lijden en dood uiteindelijk niet het laatste woord hebben. ‘Of om het heel simpel te zeggen’, vult Van der Vorst aan, ‘dat je uiteindelijk rust zult vinden.’
In het tijdperk van de Verlichting raakte een nieuwe vorm van hoop in zwang, die wat minder geduldig was dan de christelijke variant – ‘prestatiehoop’ noemt Van der Vorst die. De mens wilde niet langer wachten op wonderen van boven, maar leerde te vertrouwen op de wonderen van de mensheid zelf. Het creëren van een betere wereld hebben wij, dankzij de ontwikkeling van wetenschap en techniek, zelf in de hand, en we hoeven dus ook niet meer te wachten tot sint-juttemis om die perfecte wereld te verwezenlijken. Wat ik mag hopen, zo verwoordt Van der Vorst de prestatiehoop heel kernachtig, is ‘dat het snel beter wordt’.
Het blakende zelfvertrouwen van de Verlichting werd echter niet onverdeeld positief onthaald. De romantici van de negentiende eeuw wezen op de donkere keerzijden van het maakbaarheidsdenken van de Verlichting: de technologische vooruitgang had immers ook onthechting en vervreemding gebracht. Als remedie tegen het kille rationalisme stelden zij een herwaardering en cultivering van het gevoelsleven voor. Niet het verstand, maar het gevoel is het hoogste: je kunt dat ervaren als je je laat overweldigen door de schoonheid van de natuur of van de kunst. Met deze opvatting ontstond een nieuwe categorie van hoop, aldus Van der Vorst: de ‘gemoedshoop’, ofwel de al even ongeduldige hoop ‘dat je het ultieme kunt ervaren’.
Grote verhalen
Maar ook die romantische opvatting raakte weer in onbruik. Wij zijn in onze tijd sowieso wat verlegen geworden met de grote verhalen van religie, rede of romantiek – hoewel wij er gevoelig voor blijven. Het voorbeeld van de Nederlander die een terrorist overmeesterde in het vliegtuig laat dat goed zien. Ja, we noemen hem een held; maar deze held is geen Messias of bovenmenselijke superheld, waar respectievelijk de christelijke hoop en de prestatiehoop hun vertrouwen in stelden. Deze hoopgever is kleiner, bescheidener, menselijker, en dat alles past dan ook bij de laatste vorm van hoop die Van der Vorst onderscheidt: ‘gelegenheidshoop’ noemt hij die.
Van der Vorst: ‘Gelegenheidshoop is een vorm van hoop die gemakkelijker verkrijgbaar is. Hij is laagdrempeliger. Gelegenheidshoop richt zich niet op een autoritaire figuur die de weg wijst, maar op de kleine dingen die je zelf kunt bereiken. Denk aan spontane stille tochten wanneer er iets ergs gebeurd is, aan compensatie van CO2-uitstoot na een vliegreis, of aan allerlei petities via internet. Ik zie dat als een heel realistische vorm van hoop: mensen zijn bescheiden in hun pretenties, maar toch blijven ze geloven dat dergelijke kleine bijdragen zin hebben.’
‘Ik vind ook in dit opzicht iemand als Obama razend interessant. Tijdens zijn verkiezingscampagne speelde hij met klassieke archetypen van hoop: hij wierp zich op als held, als redder. Nu hij president is, ontpopt hij zich echter als gelegenheidshoopgever. Hij gaat niet naar de klimaatconferentie in Kopenhagen om te zeggen: “Ik zal in mijn eentje het klimaatprobleem weleens oplossen.” Nee, hij gaat achter de schermen werken, werkt samen, hij zoekt naar realistische uitwegen, dat is zijn grote kracht. Tegelijkertijd zijn mensen juist daarom teleurgesteld in hem. Terwijl ik die redelijke kant veel interessanter vind dan de heroïsche. Het is veel meer “nu”. Bescheidener. Op Kants vraag wat wij mogen hopen, antwoordt de gelegenheidshoop simpelweg: ‘Dat er een uitweg is.’
Van der Vorst beschrijft al deze vormen van hoop in zijn boek met veel humor en vaart, met sprekende voorbeelden en tal van illustraties. Dat maakt Hoop een aangenaam en positief boek. Maar of het ook een hoopvol boek is, valt nog te bezien. Want hij ontleedt slechts het mechanisme van de hoop, zonder zelf een verleidelijk toekomstperspectief te schetsen. Het slotdeel, waarin hij zijn analyse omzet in praktische tips voor wie hoop wil opwekken (zie kader), kun je zelfs tamelijk cynisch noemen: hoop wordt er immers in gereduceerd tot een foefje voor handige marketingjongens. ‘Als je het zo leest, zou het inderdaad cynisch zijn’, reageert Van der Vorst, ‘maar ik heb het meer als grap bedoeld. “Tien manieren om hoop te wekken” is natuurlijk hetzelfde als zeggen: “Tien manieren om verliefd te worden.” Dat werkt niet. Ik heb niet de pretentie dat je met dit boek leert hoop op te wekken.’
‘Maar inderdaad, ik kies geen positie. Het boek gaat meer over hoe de hoop precies werkt dan over waar je op zou moeten hopen. En het mechanisme van hoop is telkens hetzelfde: mensen houden zichzelf een wortel voor, waar ze vervolgens achteraan lopen. Alleen de wortel ziet er steeds wat anders uit bij de verschillende soorten hoop. Je kunt dat cynisch opvatten en zeggen: wat zijn de mensen toch stom dat ze zichzelf telkens een wortel voor de neus houden. Je kunt dat zelfbedrog noemen. Maar wat dat betreft ben ik echt een kind van deze tijd: ik zit daar niet zo mee. Het werkt toch? Wat ik juist wil zeggen is: wat is de mens toch een fantastisch wezen dat hij in staat is zich almaar vooruit te bewegen met die wortel. Daar spreekt een enorme veerkracht van mensen uit. Hoop is goede reclame voor de mens.’
Hoop, door Roland van der Vorst, uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2009, 239 blz., € 18,50