In het redactionele voorwoord van het speciaal katern over Eugenetica stelt de redactie dat het mogelijk moet zijn een overwogen standpunt in te nemen inzake ‘humane selectie’. Het interview met Rietdijk is uiteraard goed voor een aantal uitdagende stellingen. Helaas biedt dit interview door de vele denkfouten en ongefundeerde veronderstelling weinig houvast voor een serieuze denkexercitie. Eerder nog ontstaat een door U zo verfoeide mediahype als gevolg van de discriminerende en beledigende inhoud waarmee Rietdijk beoogt infanticide uit de criminele sfeer te halen, met als belangrijkste argument het optimaliseren van geluk.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Eugenetica en Humane selectie zijn, ondanks de kritische vragen van de interviewer en een korte nabeschouwing, toch aanvaardbaarder gemaakt ten opzichte van Mongooltjes.
Op 15 januari dit jaar kwam ons zoontje Ward ter wereld. Meteen na de controles kregen we te horen dat hij het Syndroom van Down had, oftewel een mongooltje was. Hoewel dit zeker een schok teweegbracht, accepteerden we het mannetje meteen.
De echte schok kwam drie dagen later toen Ward knalgeel en met ademhalingsproblemen werd opgenomen op de Intensive Care. Daar kwam een aangeboren hartafwijking aan het licht. De hartoperatie is inmiddels achter de rug. Het is een heel zware tijd geweest, waarin wij echter door familie en vrienden zijn bijgestaan met adequate hulp en werden omringd door warmte en liefde. Hoewel het een zorgelijke periode was beseffen we nu al dat het hieraan verbonden gelukservaren een levenlang zal doorklinken. Paradoxaal? Neen, een feit.
Rietdijk zegt: ’Als de ouders nu een mongooltje krijgen en dit laten voortbestaan, dan denk ik dat het zeer redelijk is te veronderstellen dat het mongooltje plus de beide ouders veel minder geluk zullen hebben, dan wanneer er op het mongooltje euthanasie was gepleegd en de ouders twee jaar later een nieuw kind hadden gekregen dat gezond is’. Als meneer Rietdijk dan toch wil tellen, hoe calculeer je wroeging, woede van een broertje of zusje en teleurstelling over het uitblijven van de plaatsvervangende zwangerschap in? Jammer dat al deze minfactoren toch afbreuk doen aan het simpel opgetelde geluk van die twee hypothetische ouders en hun gezonde nog virtueler kindje.
De geluksopvatting van Rietdijk getuigt niet van implementatie van moderne beschrijvende definities van het dynamische geluksbegrip.
Als we geluk beschouwen als een proces in een spanningsveld van constant veranderende belevingen en verwachtingen is dan niet het oordeel over de kwaliteit van geluk een resultaat van beïnvloeding van verwachtingen en beleving.
Voor een naar buiten tredende figuur als Rietdijk zie ik plots een geheel nieuwe missie in het leven. In plaats van de gemiddelde mens ongelukkig te maken met zijn ideaal van hoogstaande begaafdheid kan hij bijdragen aan het totale geluk van de mensheid door juist specifiek menselijke eigenschappen als mededogen, altruïsme en empathie centraal te stellen als ideaal.
Als troost voor het wegvallen van hoog IQ als doel tenslotte een opvallend bericht; het IQ van de groep als geheel gerelateerd aan de eerste metingen van zo’n 50 jaar geleden is met ongeveer 30% gestegen, dit ondanks al die vermeende achteruitgang van de genenpoel.
Was alles maar zo eenvoudig als optellen en aftrekken.
Aanklacht
Leiden, 18 juni 1999
Doel van deze aanklacht is zo veel mogelijk de schade te beperken die wordt veroorzaakt door ondoordachte, onterechte uitspraken en onderbouwing van het pleidooi om pasgeboren levensvatbare gehandicapten van het leven te beroven. Mijn professionele kennis en ervaring als arts vormt naast de ervaring die ik heb als vader van een kind met het syndroom van Down het uitgangspunt voor mijn aanklacht.
Mijn zoon werd geboren juist in de periode dat de uitspraken van Rietdijk veelvuldig en uitgebreid in de belangstelling werden gebracht. In korte tijd werd ik in gesprekken naar aanleiding van een tv. interview met de heer Rietdijk meerdere malen geconfronteerd met de vraag waarom we geen Vlokkentest hadden gedaan voor een preventieve abortus, daarnaast werd drie keer de mogelijkheid van Euthanasie door collega artsen ter sprake gebracht. Dat deze publiekelijke discussie veel leed en emotionele onzekerheid teweegbrengt daar waar ouders reeds verward zijn door een schokkende mededeling bericht over de gezondheid van hun kind behoeft geen verder betoog. Dat ook patiënten hierdoor geraakt kunnen worden is evident
Met grote stelligheid wordt beweerd dat het beter is voorrang te geven aan hoogbegaafden. Rietdijk wil daartoe ‘de mogelijkheden van de eugenetica nog verder uitbreiden. Op bladzijde 68 (de holle Diamant) zegt hij de genetische selectie een handje te willen helpen. ‘Vooral ook omdat de natuur de laatste eeuwen niet meer zo selecteert, door de geneeskunde en de sociale voorzieningen. Dat moet wel een beetje gecompenseerd worden. Een aspect van wat je eugenetica kunt noemen, is de overtuiging dat er beperking nodig is van de bevolkingsgroei. Het zou zeer aan te bevelen zijn daar kwalitatieve criteria bij te hanteren. Het zou totaal onredelijk en immoreel zijn als er minder ruimte zou komen voor hoogstaande en begaafde mensen, omdat er wat ruimte voor de mongooltjes nodig was.’
Rietdijk vindt blijkbaar dat wetenschappelijk voldoende objectief is vastgesteld dat mongooltjes inferieur zijn. Hij zegt hierover: ‘Bepalen we ons tot wat nu reëel is, dan zie je categorieën geestelijke en lichamelijke onvolwaardigheid, die soms voor het kind en bijna altijd voor de ouders groot lijden betekenen, en verder voor de maatschappij een heleboel extra (financiële) zorg. En als we dan toch al te veel mensen hebben, heb ik geen enkele morele aarzeling deze kinderen via abortus of later via euthanasie toch te doen inslapen.’ (blz. 69).
Rietdijk heeft het hier nog steeds over mongooltjes. ‘Ik kan me zelfs niet vagelijk verplaatsen in de mentaliteit van mensen die hier bezwaren tegen hebben. Het is een kip-zonder-kop dogmatisering en (schijn)heiligverklaring van het leven als zodanig, zonder naar de inherente deugden en waarden ervan te kijken.’(blz. 69)
Het gaat hierbij volgens Rietdijk om het optimaliseren van geluk. Zijn uitgangspunt is dat de gehandicapte zelf en zijn omgeving ongelukkiger zouden zijn. Dit wordt zowel weersproken door onderzoek dat hiernaar is verricht, door uitspraken van individuele ouders en patiënten met het syndroom van Down.
Samenvattend:
De heer Rietdijk treedt vrijwillig en actief keer op keer op de voorgrond met kwetsende uitspraken, die ertoe moeten leiden dat niet alleen het verrichten van een levensreddende ingreep na te laten, nee, de ultieme doelstelling van Rietdijk is actieve euthanasie mogelijk te maken op zijns inziens inferieure kinderen, zoals Mongolen. Deze kinderen zijn medisch gezien echter volkomen levensvatbaar, en waar is het uitzichtloos lijden?
De Wet zegt dat doding van levensvatbare kinderen moord is, dus vormt consequent redenerend het pleidooi van Rietdijk een aanzet tot moord. Dat verwarde gevoelens, (het gevoel een inferieur kind te hebben) in het verleden reeds tot passieve en actieve euthanasie hebben geleid, is helaas voldoende bekend uit de medische literatuur en praktijk.
Zonder de vrije meningsuiting te willen aantasten acht ik het gewenst een einde te maken aan deze onzorgvuldige, discriminerende, kwetsende en gevaarlijke uitspraken van de heer Rietdijk. Het zou veel onnodig leed besparen.