Dit artikel is exclusief voor abonnees
Richard Rorty wordt wel omschreven als een van de meest spraakmakende en invloedrijke Amerikaanse filosofen van de laatste decennia. De inmiddels 71-jarige New Yorker werkt sinds 1998 als professor in vergelijkende literatuurwetenschappen en filosofie op de prestigieuze Stanford universiteit, ten zuiden van San Francisco. In zijn piepkleine, met boeken – met name: Wittgenstein, Derrida en Dewey – volgestouwde kantoor praten we over de Verenigde Staten na de aanslagen 11 september 2001 en de daaropvolgende bombardementen in Afghanistan, ‘post 9-11’ zoals Amerikaanse media graag koppen.
Occidentalisme
Over de bombardementen en de toenemende Europese kritiek op het Amerikaanse beleid is Rorty kort. ‘Wat men vaak niet goed begrijpt, is dat Amerikanen overal in de wereld ingrijpen met de beste humanitaire en idealistische redenen. En Amerikaanse presidenten zullen zoiets nooit doen als ze niet zeker weten dat de bevolking die actie steunt. De beste manier om het regeringsbeleid in de Verenigde Staten te beïnvloeden – misschien wel de enige manier – is het bestoken van de publieke opinie. Amerika had bijvoorbeeld moeten ingrijpen in Ruanda – het Amerikaanse volk zou zoiets volledig hebben gesteund. Daarom heeft Clinton later zijn verontschuldiging hiervoor aangeboden.’ Wat betreft Bin Laden en de motieven van diens Al-Qaeda, schaart Rorty zich achter de analyse van Avishai Margalit en Ian Buruma in de New York Review of Books. Rorty: ‘Margalit en Buruma wijzen het “occidentalisme” aan als kern van de retoriek en motivatie van deze terroristen in de islamitische wereld.’ Het occidentalisme van met name Hasan Hanafi is als letterlijke tegenpool van het oriëntalisme te zien als een objectivering van ‘het Westen’ met als doel het scheppen van een onafhankelijke Arabische intellectuele traditie. Daarbij worden allerlei politieke, sociale en culturele aspecten in één beweging gereduceerd tot typische – en in de ogen van iemand als Osama bin Laden buitengewoon afkeurenswaardige – kenmerken van hét Westen. Aangezien Rorty per definitie een bloedhekel heeft aan elk absolutisme – in zijn meest recente boek Philosophy and Social Hope noemt Rorty dit een ‘verwerpelijke erfenis’ van Plato – wil hij van beide termen af. Tegenstellingen tussen ‘Oost’ en ‘West’ als een type absolute verklaring van de werkelijkheid zijn (wederom in de woorden van Rorty’s boek) gedateerde dualismen. Het wordt tijd voor een nieuwe ‘publieke taal’, eentje die niet gebaseerd is op wat hij in het nawoord van “Philosophy and Social Hope” omschrijft als ‘Een Waar Verhaal Over Hoe De Dingen Werkelijk Zijn’.
Bewaker van de wereld
Dat Rorty een overtuigd democraat is – en naar eigen zeggen deel uitmaakt van de ‘linkse’ vleugel van de partij – moge duidelijk zijn. Toch kleeft aan zijn universiteit, Stanford, een wat conservatief imago. ‘Dat is echt onzin. Op universitair niveau moet je vooral prikkelen, de studenten leren te twijfelen. Alleen mensen die op een gegeven moment fundamenteel gaan twijfelen aan de dingen, die in de samenleving over het algemeen voor waar worden aangenomen, worden uiteindelijk professor. Volgens republikeinse politici maken zogenaamd “linksige”sociaal-wetenschappelijke of geesteswetenschappelijke departementen zich juist schuldig aan het voeden van de kritische blik van studenten ten opzichte van de politiek. Gelukkig maar! Maar de republikeinen hebben in principe een hekel aan alles wat potentieel stemmers voor de Democratische Partij voortbrengt in Amerika – en dat zijn in hun ogen zo’n beetje alle universiteiten en de massamedia.’
Mark Deuze promoveert binnenkort aan de Universiteit van Amsterdam op Journalists in
The Netherlands
Philosophy and Social Hope van Richard Rorty verscheen in 1999 bij uitgeverij Penguin
Richard Rorty over burgerrechten na 9-11
‘De Verenigde staten bevinden zich een staat van oorlog ook al is niet volledig duidelijk om wat voor soort oorlog het gaat. Geen enkele natie kan zich de aanslag die wij hebben ondergaan laten welgevallen zonder maatregelen te treffen, zelfs wanneer we niet precies weten wat die maatregelen zullen inhouden. (…)
Maar het was geen ongegronde paranoia, die linkse aanhangers van de Democratische Partij waaronder mij zelf, ertoe aanzette zich in de nasleep van 11 september de vraag te stellen: “Mijn God, wat betekent dit voor onze burgerrechten?”. (…) In ieder geval zullen de burgerrechten (het recht van de individuele burger tegenover de staat) eronder lijden wanneer de Verenigde Staten oorlog zal voeren.
In het jaar 1913 werd de ‘America Civil Liberties Union’ (Amerikaanse Vereniging voor Burgerrechten) als privé-organisatie in het leven geroepen om de rechten van het individu te verdedigen. Deze organisatie heeft zich een vooraanstaande reputatie verworven, doordat zij, met name tijdens de oorlog, voor deze rechten gevochten heeft voor het gerecht. Buitenlandse vrienden van mijn land zullen in toekomstige krantenartikelen waken voor klachten tegen vertegenwoordigers van de regering, bijvoorbeeld wegens schending van de privé-sfeer, onrechtmatige strafvervolging of klachten over de grondwet. (…)
Zelfs wanneer Amerika ter zijner tijd meer op een imperium dan op een republiek zal lijken en ondanks de arrogantie die mijn regering aan de dag legt, heeft mijn Vaderland veel vrienden in het buitenland, die mijn land met welwillendheid bejegenen en dankbaar zijn dat de Verenigde Staten in het verleden het voorbeeld van een constitutionele democratie heeft gegeven.
Ik was tot tranen toe geroerd door de e-mails waarmee mijn buitenlandse vrienden mij hun medeleven betoonden na de terroristische aanslag. Ik hoop niet dat deze vrienden teleurgesteld zijn door de maatregelen die mijn regering wil treffen – en niet alleen wat betreft de vergeldingsmaatregelen, maar ook met het oog op de toekomst van de Amerikaanse democratie.