Het menselijk lichaam is in vergetelheid geraakt. Dat klinkt gek in tijden van wellness-hotels, plastische chirurgie en erotiek op TV. Maar juist al die speciale aandacht voor het lichamelijke duidt erop dat er speciale inspanning nodig is om je van het lichaam bewust te maken. De rest van de dag vergeet je het weer, dan heb je wel wat anders aan het hoofd. Al die aandacht voor het lichamelijke duidt juist op lijfsvergetelheid. Interesse voor het lichaam is nostalgie, herstelwerk, een reconstructie van de verloren ongegeneerde lichamelijkheid, de lijfelijkheid die zich van kwaad noch goed bewust is.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Welbewuste aandacht duidt er altijd op dat iets vanzelfsprekends verdwenen is. Zo noemt Lao Tse, in de Tao te King, het hameren op ouder- en kinderplichten ‘een noodmaatregel voor het ontbreken van de natuurlijke harmonie in het familieleven.’ Door het ‘noodmaatregel’ te noemen wekt Lao Tse misschien de indruk een profeet van treurnis en verval te zijn, een reactionair die terug wil naar de natuur. Maar die indruk is niet juist. Iemand die eenmaal aandacht voor z’n lichaam heeft gekregen, krijgt z’n onmiddellijke lichamelijkheid nooit meer terug. In onze tijd tonen de rampenfilms ‘Into the Wild’ en ‘Grizzlyman’ de wederwaardigheden van helden die het niettemin probeerden. Het is zeer wel mogelijk dat Lao Tse wellness-hotels en de plastisch chirurg welwillend als ‘noodmaatregelen’ na het definitieve verlies van natuurlijke lichamelijkheid zou hebben beschouwd.
De fase van bewuste aandacht, die onze natuurlijke naïveteit doet verdwijnen, is een noodzakelijke opstap naar een meer verfijnde tweede natuur. Verstand schept afstand, heel spijtig en unheimlich, maar onvermijdelijk voor iemand die iets van zichzelf wil maken. Ik zie Lao Tse als een melancholieke realist die door wil op inslagen Tao (=weg). De eeuwige Tao loopt van natuurlijke vanzelfsprekendheid, via een verstandelijke vervreemdingsfase, naar verfijning en cultuur die aanvoelt als een tweede natuur. Die tweede natuur is in tegenstelling tot de eerste natuur geen geschenk zijn, maar een verworvenheid.
Onze lijfsvergetelheid is geen teken van decadentie. Misschien zijn we op het hoogtepunt van de noodzakelijke negatieve fase, de tussenperiode waarin de afstand tot ons lichaam de vorm van mishandeling heeft aangenomen: wij piercen, tatoeëren, liposuctioneren en verbouwen het lichaam, als noodmaatregel na verlies van de verloren gegane onmiddellijkheid. Dat is weliswaar letterlijk tegennatuurlijk, pervers en corrupt, maar daarmee niet slecht. Alleen dankzij deze tijdelijke hyperverstandelijke zelfkastijding kunnen we straks door op ingeslagen Tao. Het is de kunstmatige opmaat naar een verfijnde actieve lichamelijkheid die aanvoelt als een tweede huid, als finesse een tweede natuur wordt en het lichaam niet langer gestraft hoeft te worden.