Religie leidt tot onderdrukking, zo wil het ene cliché. En volgens die andere gemeenplaats is religie het ideale middel om het individu te bevrijden. Maar wat betekenen deze woorden in de praktijk?
‘Ik heb de pest aan godsdiensten, ze zijn op z’n gunstigst tijdverspilling, en meestal bron van dood en verderf. Als je oorlog wilt, hoef je alleen maar gelovigen te mobiliseren’, zegt de bekende essayist Rudy Kousbroek in een interview in NRC Handelsblad. Is dat nou zo? Dat Kousbroek een hekel heeft aan religie, daaraan hoeven we niet te twijfelen. Maar het standpunt zelf: is religie een uitermate belangrijke bron van veel kwaad en geweld? Volgens veel gelovigen is eerder het tegendeel het geval en is religie, of op z’n minst sommige religies, of de enige ware religie, een bron van alles wat goed is in deze wereld. Beide standpunten zijn te beschouwen als uitersten in de controverse over religie die momenteel woedt.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
Kan de wetenschap deze controverse helpen oplossen? Voor zover het een controverse is tussen absolute standpunten, die als onopgeefbaar worden beschouwd, natuurlijk niet. Daarbij is het voor wetenschappers een probleem om oordelen te vellen over goed en kwaad. Maar de meeste mensen nemen geen extreme standpunten in en kunnen zelf wel een oordeel vellen over wat deugt en wat niet. Voor hen kan de wetenschap veel verhelderen. Of het daarbij gemakkelijker wordt een oordeel te vellen is echter nog maar de vraag. Een oordeel vellen is immers altijd moeilijker als men beschikt over enige kennis van zaken.
Het vraagstuk van het maatschappelijk belang van religie is goed te behandelen met behulp van het begrip ‘macht’. Dat gebeurt in de bundel Powers. Religion as a Social and Spiritual Force, die wij geredigeerd hebben en die in de loop van dit jaar verschijnt bij Fordham University Press in het kader van het NWO-programma The Future of the Religious Past.
Een van de tactieken die bruikbaar zijn om de verhouding tussen religie en macht te analyseren, is ze te betrappen in het leven zelf. Daarvan geeft het boek een aantal frappante voorbeelden, waarvan we er enkele samenvatten. Deze casestudies hebben een attenderende waarde en dragen zo ook bij aan een op feiten gebaseerde theorievorming.
De macht van Lourdes
Een prachtige analyse van de dynamiek tussen twee vormen van macht (macht over en macht tot) geeft Catrien Notermans in haar beschrijving van een reis naar Lourdes van een aantal ernstig zieke, chronische patiënten, op kosten van een katholieke ziektekostenverzekeraar. Machtelozere mensen zijn nauwelijks denkbaar. Ze zijn overgeleverd aan zorginstanties en hulpverleners, en overigens ook aan de kerk die hun de troost biedt van een pelgrimage naar een plek waar ooit de Maagd Maria zou zijn verschenen. Tot aan het begin van de reis heeft iedereen macht over hen. Maar tijdens de pelgrimage voltrekt zich iets wat op een klein wonder lijkt. Niet het wonder van de genezing. Niemand verwacht dat en het komt er ook niet van. Het is het kleine wonder van de overgang naar macht tot. De pelgrimage is om te beginnen afstand nemen. Vanuit het verre Lourdes krijgt het treurige leven in Nederland, met al zijn zorginstanties, iets betrekkelijks. Daarenboven betekent het verblijf in Lourdes dat men zich opgenomen weet in een tijd- en wereldomspannende gemeenschap van lotgenoten, waarvan de Maagd Maria de katalysator is. Dat geeft deze pelgrims het gevoel dat ze er mogen zijn. Zo worden ze ook behandeld. Niet op de routineuze manier die ze gewend zijn, maar als mensen om wie alles draait. Dat geeft zelfvertrouwen en ook weer de moed om de ziekte op een nieuwe manier te dragen. Jij hebt weliswaar de ziekte, maar de ziekte heeft jou niet. Jij bent iemand, ondanks de ziekte en niet door de ziekte.
De cultus van Esteban
In de casus van de pelgrims naar Lourdes zien we hoe een machtige religieuze institutie mensen macht geeft om een moeilijk leven aan te kunnen. De Nederlandse godsdienstantropoloog André Droogers geeft een voorbeeld van het omgekeerde. Hij laat aan de hand van een verhaal van de Colombiaanse schrijver Gabriel Garcia Marquez zien hoe een sterke religieuze organisatie het empowerment van religie kan verpletteren. In een arm vissersdorp, zo begint het verhaal, spoelt het lichaam aan van een mooie, grote man. Het is aan de vrouwen van het dorp om een nette uitvaart van hem te verzorgen. Terwijl ze dat doen, beginnen ze verhalen over hem te verzinnen en over hem te zingen. Ze geven hem ook een naam: Esteban. Gaandeweg wordt Esteban door dit alles de kern van een cultus, waaraan ook de mannen deelhebben. Maar omdat het initiatief bij de vrouwen heeft gelegen, geeft de Esteban-cultus de vrouwen extra macht.
Tot zover het verhaal van Marquez. Maar de antropoloog kan, op grond van wat er over het ontstaan en teloorgaan van religieuze bewegingen bekend is, voorspellen wat er verder gebeurt. Eerst gaat de gemeenschap ermee aan de gang. Om te beginnen wordt Esteban officieus heilig verklaard: Sint- Esteban. De plaatselijke priester gaat zich ermee bemoeien en annexeert Esteban. Ondertussen breidt de cultus zich uit, de hele streek aanbidt hem. Dat betekent dat hogere machten belangstelling krijgen: het religieus-politiek-economisch complex. De cultus – nu ingepast in de heersende religie – is weer helemaal een mannenzaak. En de vrouwen? Die worden weggedrukt. Als uiteindelijk de kerk van Sint-Esteban een officiële heilige heeft gemaakt, als van het dorpje een mondain pelgrimsoord is gemaakt, waarvan de commercie en het hotelwezen bezit hebben genomen, wat rest er dan voor de vrouwen? Niet veel meer dan een baantje als prullariaverkoopster in een van de vele souvenirwinkeltjes. Ze zijn begonnen als nobodies, ze hebben zich opgewerkt dankzij hun cultus van Esteban, en ze zijn door hun eigen succes teruggeworpen. Hier zien we hoe de geïnstitutionaliseerde religie, samen met economie en politiek, de mensen juist van hun macht, die toch al gering was, berooft.
Maria en de strijd in Bougainville
De focus op geleefde religie, dus op mensen en niet op het verschijnsel of abstracte begrip van religie, laat de pluraliteit en ambiguïteit van religie goed uitkomen. Het is onzin om te beweren – zoals dat in het publieke debat helaas nog regelmatig gebeurt – dat religie als zodanig goed of slecht is, of de emancipatie van mensen bevordert of juist belemmert. Scott Appleby laat in het boek zien dat menselijke reacties op ‘het heilige’ in zichzelf niet goed of slecht zijn. De interactie met het heilige kan zowel tot destructieve als tot positieve acties leiden. Wat er gaat gebeuren hangt af van de interpretatie en keuze van de desbetreffende religieuze mens. Of religie tot meer macht leidt, inspiratie, troost en bemoediging biedt, of macht ondergraaft, verschilt van geval tot geval. Religie kan dus fungeren als een instrument om de macht van een persoon, bijvoorbeeld een politiek leider, of een groep te vergroten, maar evengoed als een middel om deze macht aan kritiek te onderwerpen en te veranderen. De eerder genoemde verering van Esteban laat beide kanten al zien.
Een ander voorbeeld, Anna-Karina Hermkens’ onderzoek naar de religieuze dimensie van een ingewikkelde machtsstrijd op Bougainville, een kleine eilandengroep in de Stille Oceaan, met rijke kopervoorraden, toont hoe religie voor mensen kan functioneren als inspiratiebron tot verzet. Aan het eind van de twintigste eeuw waren veel inwoners van Bougainville verwikkeld in een smerige oorlog die bijna de gehele infrastructuur en de meeste sociale voorzieningen vernietigde.
Religie, vooral een katholieke vorm van christendom, speelde een belangrijke rol in dit conflict. De strijd tegen de economische suprematie van internationale mijnbouworganisaties veranderde in een Heilige Oorlog, die niet alleen vriend en vijand duidelijk van elkaar afbakende, maar ook sociale controle bracht over de eigen groep en motivatie om op te treden tegen de krachten van het kwaad. Het verzet ontleende zijn kracht en legitimatie van de strijd aan het geloof in God en ‘Mama Maria’. Francis Ona, een van de helden van het verzet, wijdde zijn leven aan Maria en verschafte zijn groep daarmee zowel een eigen identiteit als een sanctionering door God. Het religieuze optreden van deze verzetsgroep was onlosmakelijk verbonden met inheemse conventies en strategieën om de macht op Bougainville over te nemen. Op Maria werd een beroep gedaan om de overwinning te brengen en vrede tot stand te brengen.
Kunnen we zeggen dat de strijd van Francis Ona en zijn groep goed was? Dat is een lastige kwestie, want hier zijn normen en waarden in het spel. Voor Francis Ona zou het antwoord simpel geweest zijn, maar voor zijn tegenstanders, de eigenaren van de grond op Bougainville en de mijnbouwcorporaties, werden hun rechten en contracten geschonden. De beoordeling van de consequenties van religieus gemotiveerd gedrag blijft altijd subjectief. Die is afhankelijk van de visie van de betrokken religieuze mensen zelf en de mening van de wetenschappers die hun daden analyseren en interpreteren, want er is absoluut geen consensus over wat goed en slecht is in de global village.
Powers. Religion as a Social en Spiritual Force, Meerten ter Borg, en Jan Willem van Henten (red.), uitg. Fordham University Press, 264 blz, $ 85,-, verschijnt in de loop van 2009
Meerten ter Borg is hoogleraar niet-institutionele religie aan de Universiteit Leiden en Jan Willem van Henten is hoogleraar Bijbelwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.