Je komt bij een logicus thuis. Er staan drie thermoskannen op tafel. Je wil graag een kopje thee, maar je weet niet wat er in welke kan zit. De kannen zijn genummerd en op elke kan staat een zin.
- In kan 2 zit koffie.
- In kan 3 zit thee.
- In kan 1 en 2 zit hetzelfde.
De logicus vertelt dat in iedere kan óf thee óf koffie zit (maar niet allebei). Op theekannen staan ware zinnen en op koffiekannen onware zinnen. Wat zit er in de thermoskannen?
Oplossing
In kan 1 zit thee en in kan 2 en 3 zit koffie.
Stel dat er thee in kan 2 zit. Dan is de zin op kan 2 waar en zit er dus thee in kan 3. Dan is ook de zin op kan 3 waar, en omdat er thee in kan 2 zit, moet er dan ook thee zitten in kan 1. Maar dat kan niet, want op kan 1 staat dat er koffie in kan 2 zit, en geen thee zoals wij dachten. Dat betekent dat onze veronderstelling niet klopt: er kan geen thee in kan 2 zitten. In kan 2 zit dus koffie. Dan is de zin die op kan 2 staat onwaar, en zit er dus koffie in kan 3. Dat betekent dat ook de zin op kan 3 niet waar is: er zit dus niet hetzelfde in kan 1 en 2. In kan 2 zat koffie, dus moet er wel thee in kan 1 zitten. En dat klopt, want op kan 1 staat de ware zin dat er koffie zit in kan 2.
