Home ‘Progressieven zijn antidemocratisch’

‘Progressieven zijn antidemocratisch’

Door Ralf Bodelier op 13 maart 2013

10-2003 Filosofie magazine Lees het magazine
Alain Finkielkraut waarschuwt voor het monsterverbond tussen moslimjongeren en het nieuwe links én hij verdedigt de democratie tegen de dictatuur van het politiek-correcte denken.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Alain Finkielkraut bekijkt Alain Finkielkraut. Op de leestafel van het Amsterdamse Ambassadehotel waar de Franse filosoof (1949) logeert, ligt een verse zaterdagse Volkskrant. ‘Finkielkraut: antisemitisme ligt op de loer’ kopt de krant op de openingspagina van het Reflex-katern. Finkielkraut buigt zich voorover en bladert naar het paginagrote interview met zichzelf. Nederlands leest hij niet. Maar de mooie portretfoto die bij het stuk is afgedrukt, lijkt hem te bekoren. Finkielkraut is in Amsterdam om een lezing te houden over de ‘dubbelzinnigheid van de democratie’. Het in Parijs afgenomen interview in de Volkskrant gaat over Finkielkrauts laatste boekje Au nom de l’Autre (In naam van de ander). Met zijn veertig pagina’s is dat een klein boekje, maar met een brisant onderwerp: de snelle groei van het antisemitisme in Frankrijk. Een antisemitisme dat vreemd genoeg uit linkse hoek komt en, vreemder nog, haar wortels heeft in de drie woorden die sinds 1945 het Europese denken tot in zijn vezels heeft bepaald: ‘Nooit meer Auschwitz’. Deze mantra, zo betoogt Finkielkraut nu, is uitgegroeid tot een ideologie die zich, o paradox, vooral tegen jóden richt.Dat ging als volgt. Eerst was er de Tweede Wereldoorlog waarin de nazistaat de joden onderdrukte en uitroeide. Vervolgens waren er de drie woorden: ‘Nooit meer Auschwitz’. Wie deze woorden uitsprak, doelde niet zozeer op het kámp Auschwitz-Birkenau in Polen, maar op het hele complex van uitsluiting, onderdrukking en uiteindelijk moord op een groep mensen. Bovendien ging het in die drie woorden niet exclusief om joden, maar om ieder volk dat onderdrukt werd en zich in een vergelijkbare situatie bevond als de joden onder de nazi’s.

Toen was er de staat Israël. Een staat die niet alleen in oorlog raakte met haar buurlanden, maar ook met het Palestijnse deel van haar eigen bevolking. In de loop der jaren kantelde in de publieke opinie de invulling van de termen onderdrukker en onderdrukten. Nu waren het niet langer de joden die onder de knoet zaten van de nazi’s, maar de Palestijnen onder die van Israël. Deze verschuivende sympathie, zegt Finkielkraut, is legitiem. Want waarom zou je de verstikkende greep die Israël op de Westbank en de Gazastrook heeft niet mogen kritiseren?

 

Problematisch is daarentegen de rechte lijn die steeds vaker getrokken wordt tussen het hakenkruis en de Davidster. Problematisch is ook het gegeven dat het conflict hoe langer hoe meer wég drijft van de concrete stáát Israël en het concrete Palestijnse bevolkingsdeel. Steeds vaker wordt ‘Israël’ in de publieke opinie vervangen door ‘de joden’, steeds vaker heten de Palestijnen ‘de moslims’. Inmiddels zijn we volgens Finkielkraut aanbeland in een situatie waarbij ‘de joden’ steeds vaker over een kam worden geschoren met ‘de nazi’s en de moslims met ‘de joden’ tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dat is de paradox van de geschiedenis. En in Amsterdam zegt Finkielkraut het zo: ‘Het hedendaagse antisemitisme is er, omdát we ons de les van Auschwitz zeer ter harte hebben genomen.’Voor alle duidelijkheid. Als u het hebt over de nieuwe antisemieten, dan heeft u het dus niet over figuren als Le Pen en zijn kameraden van het Front National?
‘Nee, ik heb het met name over hun tegenstanders, de jongens en meisjes die zich verenigen onder de paraplu van de anti-globalisten. Dáár heeft het denken in onderdrukkers en onderdrukten het sterkst wortel geschoten. Dáár wordt Israël ook beschouwd als de navel van de wereld, als de bron van alles wat fout is, als het kwaad, het vleesgeworden racisme, de duisternis. En tegenover dat kwaad staan dan de onderdrukte Palestijnen als een bron van licht, als de slachtoffers bij uitstek.’

Anti-globalisten maken zich toch alleen maar zorgen om de verworpenen der aarde?
‘Nee, het lijkt alleen maar of zij zich zorgen maken om die zwakken en verschoppelingen. Maar ze interesseren zich absoluut niet voor de Tibetanen, de Zuid-Koreanen, de Koerden, de Tsjetsjenen… Alleen het kwaad dat de joden de Palestijnen aandoen telt.’

En de verbondenheid van Israël met de Verenigde Staten maakt het er zeker niet beter op?
‘Bush en Sharon zijn in de ogen van de anti-globalisten één personage, de incarnatie van de onderdrukking. Bovendien is die joods-Amerikaanse repressie in hun ogen zó immens, dat er alleen nog wanhoopsdaden mogelijk zijn. Zoals het zichzelf opblazen van Palestijnen in de straten van Jeruzalem of de zelfmoordaanslagen op het WTC in New York. Amerika en Israël worden volgens die gedachtegang alleen door dit terrorisme getroffen omdat ze schuldig zijn. In het WTC zaten, zoals de anti-globaliste Arundhati Roy het formuleerde, louter “roofzuchtige multinationals”. Nou die kregen van de onderdrukte moslims een koekje van eigen deeg.’

Nu heb ik de indruk dat anti-globalisme en anti-semitisme in Nederland lang zó sterk niet samengaat als u schetst.
‘Over Nederland kan ik niet goed oordelen. In Frankrijk, in Parijs loopt de situatie in elk geval uit de hand. Wanneer een joodse vereniging bij het Chanoekafeest bekend maakt de joodse kinderen van Parijs te trakteren op een Harry Potter-film, krijgt de directeur van de bioscoop meer dan honderd emails en driehonderd telefoontjes met bedreigingen. Wijselijk heeft hij heeft de voorstelling geannuleerd.’

Vindt u die nieuwe antisemieten alleen onder anti-globalisten?

‘In Frankrijk bestaat er een soort monsterverbond tussen de Noord-Afrikaanse moslimjongeren en de anti-globalisten. Wie iets op deze knullen heeft aan te merken, wordt door de anti-globalisten zonder meer als racist weggezet. Ook dat hoort bij de paradox van het hedendaagse antisemitisme. Kijk, die jongeren geven geen zier om de idealen waar de anti-globalisten voor zeggen te staan. Ze interesseren zich niet voor de honger in de wereld, voor het verstrekken van anti-aidsmedicijnen aan Afrikanen, voor de uitvoering van het Kyoto-protocol. Nee, zij verafschuwen het Westen om het beste wat het Westen te bieden heeft: gelijke kansen voor mannen en vrouwen, de bereidheid tot het leveren van zelfkritiek of het sluiten van compromissen. Maar door het vermeende slachtofferschap van de moslims en het louter nog kunnen denken in termen van onderdrukkers versus onderdrukten, zijn de anti-globalisten blind voor deze verschillen.’

Radicale politiek

Volgens Finkielkraut is dat een ontwikkeling die niet op zichzelf staat. De ideologie van het anti-globalisme is maar één variant van wat hij omschrijft als de ‘radicalisering van de politiek’. In zijn onlangs in Nederlandse vertaling verschenen bundel Het onvoltooide heden schrijft Finkielkraut dat we ons sinds halverwege de jaren negentig in een periode van toenemende ideologisering bevinden. In de jaren ná 1989, dus na de val van de muur, leek de laatste ideologie, het communisme te zijn gesneuveld. Het was de tijd waarin Fukuyama zijn Einde van de geschiedenis schreef, waarin de ‘markt’ populairder was dan de politiek en waarin pragmatisme het vaandel van het extremisme leek over te nemen. Maar die periode is allang weer voorbij. Nu is de ideologie teruggekeerd en daarmee ook de radicale politiek.Waar ziet u die radicale politiek aan het werk?
‘Het duidelijkst zie je dat wel in de wijze waarop sommigen met het begrip democratie marchanderen. Democratie, dat is een regime waarin het pluralisme fundamenteel is, waarin álles aan debat onderhevig is. Wat ooit werd beslist op grond van dwang en dogma’s is in een democratie onderwerp van discussie. Dat betekent dus ook dat niemand weet welke argumenten uiteindelijk zullen winnen. En dat geen enkele opinie bij voorbaat de juiste is. Dat betekent ook dat democraten op voorhand bescheiden zijn. Ze weten dat ze niet alles weten, dat ook anderen het bij het rechte eind kunnen hebben.

Nu wordt deze opvatting van democratie steeds minder gedeeld. Met name in het progressieve kamp ontstaat een nieuw begrip. Democratie is daar een proces dat leidt naar een voorafgegeven uitkomst. Democratie, dat ís volgens de progressieven het weggeven van aidsmedicijnen aan Afrikanen door de farmaceutische industrie. Democratie, dat ís toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Democratie, dat ís het toestaan van massale rave-partys in de openlucht. Democratie, dat ís evenveel vrouwen als mannen in het openbaar bestuur. Democratie, dat is kortom het uitvoeren van het progressieve programma. Feitelijk is dat dus een democratie die samenvalt met haar uitkomst, een democratie zonder discussie, zonder pluralisme, zonder de mogelijkheid dat je ongelijk hebt. En wie aan die voorafgegeven uitkomst twijfelt, of wie een heel andere toekomst voor ogen heeft, die is geen democraat en mag niet meer meedoen.’

Achteraf gezien was de periode van ontideologisering maar een heel kort intermezzo, van 1989 tot ongeveer 1995. De westerse geschiedenis lijkt, met uitzondering van dergelijke intermezzo’s, doortrokken van radicale politiek?
‘Het radicalisme heeft zeker historische wortels. Je kunt het terugvoeren tot de achttiende eeuw, tot Jean-Jacques Rousseau. Die brak als eerste met de oeroude gedachte van de erfzonde. Met het bijbelse idee dat de wereld doortrokken is van het kwaad, dat geen mens aan het kwaad kan ontsnappen, dat niemand volledig goed is. Deze gedachte balde zich ooit samen in het begrip “zonde”. Want zonde wijst op de menselijke fragiliteit en feilbaarheid, en op het onvermogen om het kwaad uit je leven te verdrijven.

 

Sinds Rousseau hebben we langzaam maar zeker het idee ontmanteld dat het kwaad niet uit te bannen. De theologische notie van het kwaad is vervangen door het meer juridische begrip misdaad. Terwijl je het kwaad nooit definitief kunt lokaliseren, kun je dat met de misdaad wél. Terwijl je het kwaad nooit uit zult kunnen roeien, lijkt dat met de misdaad wél te lukken. Het wordt de rol van de politiek om de misdadiger op te pakken. Rousseau heeft die misdadiger ook meteen maar aangewezen. Dat is de onderdrukker en de slavenhouder.
En omgekeerd was het al niet anders: het slachtoffer, degene die wordt onderdrukt en tot slaaf gemaakt, is automatisch onschuldig. Zie hier het zwart-wit-stramien van de anti-globalisten. Dat is een gevaarlijk stramien, want het maakt de politiek messianistisch. De politiek wordt hét antwoord op het kwaad in de wereld. Vóór Rousseau wisten we nog dat deze problemen uiteindelijk onoplosbaar zijn. Vandaag zijn we dat vergeten.’Er is nóg iets wat u de anti-globalisten voor de voeten werpt. Dat is ondankbaarheid, zoals ook de titel van uw boek uit 1999 luidt.
‘Dat werp ik niet alleen de anti-globalisten voor de voeten, dat verwijt ik iedereen die “nieuw” en “dynamisch” bij voorbaat positief waardeert. Wie oud is en wijs, wie een levenslange ervaring meedraagt, wordt vandaag nogal eens beschreven in diskwalificerende termen. Als stilstaand water en bejaard, verkalkt of vervallen. Wie daarentegen jong is en niet belast met twijfel of met de ervaring dat de werkelijkheid niet louter uit goed en kwaad bestaat, die krijgt alleen maar positieve termen toebedeeld: vitaal, creatief, energiek en origineel. Nieuw en jeugdig betekent op voorhand beter. Dat geldt zéker voor een jeugd die zichzelf als edelmoedig en rechtvaardig ervaart. Maar terwijl deze jeugdigen dromen van betere wereld, verwerpen ze alles en iedereen die daar niet in meegaat. Elke redenering die te ingewikkeld is, alles wat haar kwaliteit bewezen heeft, doet niet meer ter zake.’

Feitelijk, meneer Finkielkraut, verkondigt u het programma van het conservatisme. Ik bedoel niet het zogenaamde neo-conservatisme van Bush, maar een variant die bijvoorbeeld in Nederland wordt uitgedragen door de Burkestichting. Die bepleit ook verzet tegen een radicale politiek, die betreurt ook het verlies van de bijbelse notie van het kwaad, die ziet ook niets in dat jeugdige elan om alles op de schop te nemen. De vraag is kortom: waar staat u in politiek opzicht?
‘O, dat weet ik niet. Lang geleden was ik links. Nu hoor ik nergens meer bij. En politieke ambities heb ik al helemaal niet. Ja, ik ben erg voor het aanspreken van burgers op hun verantwoordelijkheden. Dat wordt in het algemeen gezien als een rechtse, liberale visie. Ik zie echter niet in waarom dat ook niet in het linkse denken zou passen. Het is toch vréémd dat de Franse Groenen geen stokje willen steken voor de rave-partys, waar duizenden jongeren in de vrije natuur bijeenkomen om te dansen. De Groene Partij verdédigt deze feesten, want jonge mensen moeten vooral hun gang gaan. Maar die ravers vertrappen alles wat onder hun voeten komt en maken ook nog eens een boel herrie. Dat moet die Groenen toch ook in het hart raken. Wel, waar sta ik nu? Is dat een links of een rechts standpunt? Of geen van beiden? Ik bewonder Hannah Arendt. Zij weigerde zich te identificeren als conservatief, liberaal of sociaal-democraat. Het kon haar feitelijke ook niet schelen. Bij mij is het niet anders.’

De Franse filosoof Alain Finkielkraut gebruikt tv, krant en boeken voor een scherpe kritiek op de moderne cultuur. In september 2003 verscheen bij van hem Au nom de l’autre. Réflexions sur l’antisémitisme qui vient. In 2002 schreef hij L’imparfait du présent. Pièces brèves. Het boek verscheen onlangs bij uitgeverij Contact als Het onvoltooide heden. In 2000, eveneens bij Contact: Ondankbaarheid. Een gesprek over onze tijd, de vertaling van L’Ingratitude. Conversation sur notre temps uit 1999.