Dit artikel is exclusief voor abonnees
In de Engelse tuin herkent Kant de schoonheid waarvoor hij in zijn Kritik der Urteilskraft (1790) een pleidooi houdt. Het is een schoonheid die zich aan de regels onttrekt, of in ieder geval de regels verbergt. Hoewel de wilde Engelse tuin net als de Franse het product is van een strenge tuinarchitect, ziet Kant in het resultaat toch de ‘vrije beweging’ van de natuur.
Die paradox van ingrijpen in de natuur om zo de schijn van een niet door mensenhanden aangeraakte paradijselijke plek te creëren, zal kenmerkend blijven voor de Engelse tuin. Als de Engelsen hun tuin cultiveren, gaat het hen niet om het onderwerpen van de natuur aan de menselijke geest, maar om het herscheppen, het melancholisch zoeken naar een paradijs dat volgens de dichter John Milton verloren was gegaan. De Engelse tuin is dan ook onvergelijkbaar met de onheilspellende oernatuur, waar Nietzsches held Zarathoestra naar de kernvragen des levens zocht. Waar een berglandschap Subliem is, daar is de landschapstuin Schoon. De Zwitserse Alpen geven een ‘unheimlich’ gevoel, de Engelse tuin een sfeer van geborgenheid. Het ene zorgt voor een combinatie van angst en bewondering, het andere voor contemplatie.
Calculerende zonnekoning
Daartegenover staat de sierlijke, lichtelijk anarchistische en door Oosterse ideeën beïnvloede Engelse tuin die in de werken van Edmund Burke fungeerde als parabel. Voor deze conservatieve achttiende-eeuwse denker stond de Engelse tuin voor decentralisatie, eenheid in verscheidenheid, voor een plek waar individuen, families en gemeenschappen plezier vinden en hun creativiteit kunnen uiten. Hier kunnen ze, zo schreef Burke, zichzelf op zo’n manier besturen dat hun hogere waarden een vervulling vinden. Dan kan het gaan om het scheppen van een tuin vol tijm met het motief van een dambord tot het picknicken in de tuin van operahuis Glyndebourne vóór, in de pauze van en na Madame Butterfly. Het is geen toeval dat in het Engelse deel van het Parijse Jardin de Luxembourg een vrijheidsbeeld staat.
De liberale versie van de Tuin van Eden is niet alleen een reactie op het Franse absolutisme, maar ook op het classicisme in eigen land. Na de onteigening van de gemeenschapsgronden in de zestiende eeuw – ‘de tragedie van de commons’ – vielen lappen grond in handen van de absolute vorst en grootgrondbezitters, voor wie de aanleg van een tuin een welhaast industriële bezigheid vormde. Voor avontuurlijk tuinieren, door de filosoof Francis Bacon omschreven als het puurste soort plezier, was geen ruimte meer. Na de Glorieuze Revolutie eind zeventiende eeuw ageerden de libertijnen Joseph Addison en Lord Shaftesbury tegen de tirannie der kaalgeschoren heggen en rechte paden. In The Moralists schreef Shaftesbury, die de geschiedenis in zou gaan als ‘the first philosophical sponsor of a new movement in gardening’, lyrisch over een tuin waar kunst noch de grilligheid of de ijdele hoogmoed van de mens de oorspronkelijke orde had vernietigd. De koninklijke tuinen, zowel in Frankrijk als in Engeland, noemde hij schijnvertoningen.
Deze kleinburgerlijke opkomst van de schier onverzorgde en ‘informele’ tuin bleek een constante te zijn, bezongen door dichters en slechts onderbroken door een modernistische tuinkundige als Joseph Paxton, tevens de ontwerper van het afgebrande Crystal Palace. William Wordsworth componeerde zijn natuurgedichten in een Engelse tuin, de Parijse romancier Marcel Proust wandelde vaak door het ‘Engelse’ droomparkje Monceau in Parijs, Bertrand Russell putte meer moed uit gesprekken met zijn tuinman dan met een geleerde, George Bernard Shaw schreef in een tuinhuisje waar hij met de zon meedraaide, Agatha Christie verzon misdaden in haar paradijselijke tuin en Isaac Newton zag er een appel vallen.
Kanaaltunnel
Een veel grotere bedreiging dan de renovatie van de tinmijnen, is de aanleg van de kanaaltunnel – vooral ook omdat die tunnel zo’n krachtig symbool is. Hoewel Cumbria meteorologisch gezien het beste tuinklimaat heeft, staat Kent bekend als ‘de Tuin van Engeland’. Dit graafschap heeft echter een historisch probleem: het ligt op de route naar het continent. Waar in Frankrijk de aanleg van de hogesnelheidslijn op geen enkele weerstand stuitte, daar woedde in Kent jarenlang een oorlog tussen diverse ministeries en tuinliefhebbers die opeens een, nota bene in Frankrijk gemaakte, trein langs of zelfs door hun tuin zagen razen. Het Kanaaltunnel-project werd niet alleen ervaren als een ongekende aanval op de tuinen zelf, maar ook op de Tuin als een met klaprozen (poppy’s) en rotsplanten gedecoreerd stukje vrijheid. De Nederlandse discussie over de aantasting van het Groene Hart of de Betuwe was er niets bij. In The English; portrait of a people maakt BBC-journalist Jeremy Paxman zich vrolijk over de betekenis van de tuin voor zijn landgenoten. ‘Rijk en arm hebben andere verwachtingen, maar één ambitie delen ze. Dat is een huis mét een tuin. Niet alle Engelsen kunnen in een kasteel wonen. Maar ze willen allemaal hun grachten en ophaalbruggen. Waar ter wereld wordt serieus beweerd dat wonen in flats onvermijdelijk leidt tot oproer?’