Home Oude en nieuwe koeien

Oude en nieuwe koeien

Door Johan Braeckman op 12 december 2012

02-2002 Filosofie magazine Lees het magazine
Het begrip eugenetica werd pas in de negentiende eeuw geïntroduceerd, maar eugenetische ideeën bestonden lang voor we ze ‘eugenetisch’ noemden. In de huidige discussies over genetica wordt vaak van een nieuwe grensoverschrijdende praktijk gesproken. Maar eugenetica is zo oud als de mens. Het grensverleggende van de hedendaagse eugenetica is hooguit dat het van een wetenschappelijk fundament wordt voorzien.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Negenduizend jaar geleden waren de hond en de geit al gedomesticeerd. Enkele duizenden jaren later werden de wilde voorouders van tarwe en gerst gecultiveerd. De moderne beschaving is ondenkbaar zonder het ontstaan van landbouw en veeteelt, vijf- à tienduizend jaar geleden. Onze voorouders die hun leven als rondzwervende jager-verzamelaars opgaven om sedentaire, hardwerkende boeren te worden, deden meer dan dieren temmen en planten kweken. Ze trachtten ze ook te veranderen, te verbeteren, te veredelen. Ze deden aan kunstmatige selectie.

Het door Charles Darwin ontdekte mechanisme van natuurlijke selectie zorgt ervoor dat organismen aangepast zijn aan hun omgeving, in functie van zichzelf. Een vogel zingt geen lied om mensen te behagen, maar om een wijfje te lokken of een rivaal af te schrikken. Kunstmatige selectie daarentegen zorgt voor eigenschappen die nuttig zijn voor diegene die de selectie uitvoert.

Vele duizenden jaren geleden begreep men reeds dat bepaalde kenmerken van planten en dieren erfelijk zijn. Door enkel te kweken met individuele planten en dieren die bepaalde eigenschappen in bijzondere mate bezitten, kan men die eigenschappen nog sterker tot uiting laten komen in de nakomelingen. In de tweede generatie is er opnieuw variatie, waardoor men weer selectief te werk kan gaan om een derde generatie te produceren die nog beter is, enzovoort. Dit proces leidde tot de vele duizenden dier- en plantensoorten waar mensen op de een of andere manier gebruik van maken. Dier- en plantensoorten die in de natuur niet tot ontwikkeling zouden komen, met eigenschappen die veeleer nuttig zijn voor ons dan voor de dieren en planten zelf. De eerste gedomesticeerde koeien zullen amper melk hebben gegeven, hedendaagse rassen kunnen in goede omstandigheden veertig tot zestig liter per dag produceren.
 

Vroedvrouwen

Al duizenden jaren beoefenen we de kunst van de eugenetica bij dieren en planten. We trachten door selectieve voortplanting voor ‘goede geboorten’ (eu-genetica) te zorgen, waar mensen baat bij hebben. De evolutie van onze soort is onderhevig aan precies dezelfde darwinistische principes en wetmatigheden als die van alle andere soorten. Ook bij mensen levert elke generatie een grote hoeveelheid genetische variatie op, waarop zowel natuurlijke als kunstmatige selectie kan inwerken.

Dit inzicht is uiteraard niet nieuw. In Plato’s Theaetetus bijvoorbeeld, vergelijkt Socrates zijn manier van werken met die van de vroedvrouw. Socrates – zelf een zoon van de zeer royale en imposante vroedvrouw, Phaenarete – vraagt retorisch: ‘Is ook dit niet aannemelijk en zelfs noodzakelijk: dat vroedvrouwen beter dan anderen de kunst zullen verstaan om te herkennen wie zwanger is of niet?’


Theaetetus: ‘Zeer zeker.’
Socrates: ‘(…) Lastige bevallingen brengen zij tot een goed eind, en als ze het goed vinden een vrouw ontijdig te doen bevallen, dan drijven zij de onvoldragen vrucht af. Is het niet zo?’
Theaetetus: ‘Zo is het.’
Socrates: ‘En hebt je ook nog niet het volgende bij hen opgemerkt: dat ze namelijk de meest gewiekste huwelijksmakelaarsters zijn, en hoe ze er alles van weten welke vrouw gekoppeld dient te worden met die of die man om de beste kinderen ter wereld te brengen?’
Theaetetus: ‘Nee, dat wist ik helemaal niet.’
Socrates: ‘Weet dan nu dat ze daar fierder over zijn dan over hun kunst om de navelstreng door te snijden.’
 
In De Staat en De Wetten werkt Plato de inzichten van de Griekse vroedvrouwen verder uit. Het is de taak van de staat om de mannen en vrouwen met de beste eigenschappen samen kinderen te laten verwekken. In De Staat brengt Plato verschillende regels naar voren die ervoor moeten zorgen dat voortplanting niet langer ‘de vrucht van duisternis en van schaamteloze uitspatting is’, maar ‘dat uit goede ouders steeds maar betere kinderen, en uit nuttige ouders nuttiger kinderen mogen spruiten’.

Het is, wat door de staat uitgeoefende eugenetica betreft, niet gebleven bij de theoretische bespiegelingen van de Atheense filosoof. De Spartanen waren, voornamelijk om militaire overwegingen, van mening dat de samenleving moest bestaan uit sterke en gezonde mannen en vrouwen. Naar verluidt werd elk nieuwgeboren kind in opdracht van de staat aan een gedetailleerd onderzoek onderworpen. Indien bepaalde afwijkingen werden vastgesteld, werd het kind gedood. In moderne termen uitgedrukt: zo voorkwam men dat genen die ongewenste eigenschappen tot uitdrukking brengen zich verder in de populatie verspreidden.



Een merkwaardig eugenetisch experiment werd vele eeuwen later uitgevoerd door Elisabeth Nietzsche, de zus van Friedrich. Samen met haar man Bernhard Förster, een notoir antisemiet, stichtte ze in 1886 in Paraguay een ‘zuivere, Arische kolonie’, Nueva Germania genaamd. Het was de bedoeling om van daaruit geheel Zuid-Amerika te ‘germaniseren’. Anders uitgedrukt: de oorspronkelijke bevolking diende te worden vervangen door ‘raszuivere’, blonde en blauwogige Duitsers. Elisabeth poogde haar racistische ideeën op de filosofie van haar broer te enten, die zich daartegen verzette. De superieure kolonie viel evenwel uiteen, wat mede aanleiding gaf tot de zelfmoord van Förster. Elisabeth keerde terug naar Europa, waar ze de rest van haar dagen wijdde aan het beheer van het werk van haar broer. Mede dankzij haar werd Nietzsche een beroemd filosoof, maar evenzeer door haar toedoen wordt hij tot op heden vaak geassocieerd met het nazistisch gedachtegoed. Toen ze in 1935 stierf, woonde Adolf Hitler haar begrafenis bij. Dat brengt ons bij het meest beruchte eugenetisch experiment aller tijden, de pogingen die de nazi’s ondernamen – van gedwongen sterilisatie tot de concentratiekampen – om ‘inferieure rassen’ te vernietigen. Het begrip eugenetica wordt sedertdien voortdurend in verband gebracht met het fascisme. Toch waren zowel linkse als rechtse intellectuelen, kunstenaars en politici aanhangers van de eugenetica sedert de Britse wetenschapper Francis Galton, neef van Charles Darwin, het begrip introduceerde in de jaren zestig van de negentiende eeuw. Bovendien werden in verschillende landen verregaande eugenetische maatregelen getroffen zonder de minste verwijzing naar racistische of nazistische opvattingen, en dit nog decennia na het einde van de Tweede Wereldoorlog. In Zweden bijvoorbeeld werden tussen 1935 en 1976 ongeveer zestigduizend jonge vrouwen tegen hun wil in gesteriliseerd omdat ze mentaal of lichamelijk gehandicapt waren.
 

Grenzen

Francis Galton dacht dat hij een nieuwe wetenschap uit de grond had gestampt, maar eugenetische ideeën bestonden reeds lang voor Galton ze ‘eugenetisch’ noemde. Ook in de huidige discussies over genetica wordt vaak van een nieuwe grensoverschrijdende praktijk gesproken. Maar eugenetica is zo oud als de mens. Het grensverleggende van de hedendaagse eugenetica is het onderliggende wetenschappelijk fundament. Galtons opvattingen, alleen al bij gebrek aan een adequate erfelijkheidstheorie, zijn tegenwoordig nog moeilijk wetenschappelijk te noemen. Wie zich nu een voorstander noemt van eugenetica, doet dit binnen een grondig gewijzigde context als diegene die we hierboven hebben geschetst. De wetenschappelijke kennis over alles wat met erfelijkheid te maken heeft is de voorbije decennia zo sterk toegenomen, dat we momenteel wel degelijk de mogelijkheid hebben om wetenschappelijk aan eugenetica te doen. Ondertussen is het inzicht groeiende dat eugenetica niet langer iets te maken heeft met het ‘verbeteren van het ras’, of met gedwongen sterilisatie, of met andere maatregelen die van overheidswege zouden worden opgelegd. Zowel de huidige medische ethiek als de ontwikkeling van patiëntenrechten staan haaks op de eugenetische praktijken uit het verleden.