Home Niemand is rechtvaardig

Niemand is rechtvaardig

Door Bas Belleman op 20 november 2012

08-2001 Filosofie magazine Lees het magazine
Jacques Derrida zou met zijn ‘deconstructivisme’ de rechtvaardigheid vernietigen. Maar zo is het niet, meent hij zelf: deconstructie komt juist voort uit rechtvaardigheid.

 

Wanneer wij de holocaust onrechtvaardig noemen, willen we dat over die veroordeling geen discussie mogelijk is. Maar als alle denkbeelden aangevallen kunnen worden, dan geldt dat ook voor die veroordeling. Het ‘deconstructiedenken’ van Jacques Derrida zou volgens velen op deze manier het fundament onder de rechtvaardigheid wegslaan.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Deconstructiedenkers lezen nauwgezet de teksten van de grote filosofen en wijzen op interne tegenspraak en onduidelijkheid van de begrippen, waardoor de teksten lijken te verkruimelen. Als je alle ideeën op die manier behandelt, blijft er geen plaats meer over voor rechtvaardigheid, is de redenering van de ‘anti-deconstructivist’.

Ter verdediging tegen zulke kritiek heeft Derrida in 1994 twee lezingen uitgebracht onder de titel: Kracht van wet – Het mystieke fundament van gezag. In de lezingen probeert hij aan te tonen dat deconstructie de rechtvaardigheid niet vernietigt, maar juist uit een appèl van die rechtvaardigheid voortkomt.
De Nederlandse vertaling wordt ingeleid door Rico Sneller, een echte Derrida-liefhebber. En Derrida-liefhebbers vallen bij alles wat Derrida schrijft van bewondering achterover. In hun  ogen kan hij nooit gewoon een kanttekening plaatsen bij de titel van een symposium, nee, die titel wordt ‘radicaal geproblematiseerd’. Derrida maakt ook nooit een interessante woordspeling. Het gaat altijd om een ‘magistrale vondst’. En wie mocht menen dat Derrida zich gewoon verweert, heeft het mis: Derrida zal ‘elke verdenking krachtig logenstraffen’. Van Sneller hoeven we geen kritische noot te verwachten. Toch is de inleiding de moeite waard. Centrale begrippen uit Derrida’s denkwereld worden kort uit de doeken gedaan, zoals deconstruc­tie, différance en supplement. En, handig voor het begrijpen van Derrida, het betoog wordt alvast samengevat.

In de eerste tekst, Van het recht op rechtvaardigheid, legt Derrida uit dat er een verschil is tussen recht en rechtvaardigheid. Het is rechtvaardig dat er recht is, maar recht is niet hetzelfde als rechtvaardigheid. ‘Recht’ zijn de wetten en hun toepassing. Die wetten kunnen veranderen of verschillend geïnterpreteerd worden. Elk geval is bovendien een geval apart, zodat algemene regels enkel met geweld op de specifieke zaak toegepast kunnen worden. De regels zijn bedoeld om de rechtvaardigheid te vangen, maar die rechtvaardigheid blijft uiteindelijk altijd afwezig. En dat kan niet anders, aldus Derrida, want rechtvaardigheid gaat aan de mogelijkheid van regels vooraf.



Om rechtvaardig te zijn, moeten we vrij zijn, luidt een algemeen aanvaard axioma. Het argument dat we niet vrij zijn en dat er daarom nooit sprake kan zijn van rechtvaardigheid, doet Derrida op zijn eigen manier dunnetjes over. Om recht­vaardig te worden genoemd moet een beslissing in vrijheid zijn genomen. Maar als een beslissing volgens morele regels wordt genomen, dan is er sprake van ‘onvrije berekening’ – van recht dus, en niet van rechtvaardigheid. Zelfs wanneer je zonder regels oordeelt, dan is het moment van het oordeel exact het moment dat je nieuwe regels hebt uitgevonden. Daarom kan een beslissing nooit rechtvaardig zijn, zegt Derrida. Laat staan dat je kunt zeggen: ‘Ik ben rechtvaardig’.

Derridiaanse deconstructie van het recht komt voort uit een appèl op rechtvaardigheid: als geen enkel oordeel rechtvaardig kan zijn, dan moet je die oordelen ontrafelen om te zien waar het onrecht zit en hoe er eventueel anders kan worden geoor­deeld. Helaas geeft Derrida van die bezigheid geen voorbeeld, zodat het geheel erg abstract blijft. Wel zegt hij nog dat het klassieke emancipatie-ideaal niet achterhaald is en noemt hij dierenrechten een reusachtige kwestie.

De tweede tekst, ‘Voornaam van Benjamin’ is een interpretatie van Walter Benjamins essay ‘Zur Kritik der Gewalt’ uit 1921. Derrida koppelt ‘Walter’ aan ‘Gewalt’, dat niet alleen ‘ge­weld’, maar ook ‘macht’ betekent. Benjamin maakt onderscheid tussen mythisch geweld (dat een orde schept, zoals politiege­weld of een revolutie) en goddelijk geweld (dat we slechts indirect kunnen kennen). Hij keert zich tegen de parlementaire democratie, omdat het mythische geweld in de democratie ver­borgen wordt en daardoor onzuiver is. Derrida, die de tekst intrigerend vindt, heeft kritiek, omdat je de holocaust zou kunnen beschouwen als goddelijk geweld, wanneer je Benjamins logica doortrekt. En dat mag niet. De holocaust moet volgens Derrida juist aanleiding geven om te kijken of wij persoonlijk medeplichtig zijn.

Derrida is een interessante denker, maar hij lijkt nooit een kant te kiezen. Wat dat betreft verblijft hij meestal bij de impotente observatie dat elke keuze ook anders had kunnen uitvallen en dat we voorzichtig moeten zijn. Desondanks is de wijze waarop hij de begrippen ‘rechtvaardigheid’ en ‘geweld’ uiteenrafelt fascinerend.
 
Kracht van wet – Het ‘mystieke fundament van gezag’, door Jacques Derrida, vertaald en ingeleid door Rico Sneller, uitg. Agora, Kampen 2001, 137 blz., ¦ 36,50 / bef.730