Home Matthijs Schouten: ‘Natuur moet je voelen’
Mens en natuur

Matthijs Schouten: ‘Natuur moet je voelen’

In Het andere en het eigene waarschuwt ecoloog en filosoof Matthijs Schouten voor klimaatdoemdenken en bepleit een meer doorvoelde omgang met de natuur.

Door Cas van Driel op 07 september 2022

Matthijs Schouten: ‘Natuur moet je voelen’

In Het andere en het eigene waarschuwt ecoloog en filosoof Matthijs Schouten voor klimaatdoemdenken en bepleit een meer doorvoelde omgang met de natuur.

Dit artikel krijgt u van ons cadeau

Wilt u onbeperkt toegang tot de artikelen op Filosofie.nl? U bent al abonnee vanaf €4,99 per maand. Sluit hier een abonnement af en u heeft direct toegang.

Tijdens een reis door Myanmar staat ecoloog en filosoof Matthijs Schouten (1952) met autopech bij een benzinestation, als plots een zeer giftige slang voor zijn voeten kronkelt. De pomphouder komt met een grote stok toegesneld. Schouten vermoedt dat de man het dier ermee zal doodslaan, maar wordt verrast: de pomphouder gebruikt de stok om de slang liefdevol in de bosjes te leggen. ‘Dan rijdt er geen auto overheen,’ zegt hij. 

De westerse mens kan veel kan leren van hoe mensen in het Oosten naar de natuur kijken, stelt Schouten in zijn recent verschenen boek Het andere en het eigene. Schouten werkt bij Staatsbosbeheer, is emeritus hoogleraar plantenecologie en natuurbeheer aan Wageningen University, en hoogleraar natuur- en landschapsbescherming aan University College Cork (Ierland).

Hij koestert een grote liefde voor Azië, waar hij veel heeft gereisd en waarover hij kennis opdeed tijdens zijn studie oosterse filosofie. ‘Mens en natuur zijn daar wezenlijk met elkaar verbonden,’ zegt hij, zittend in zijn woonkamer die volstaat met boeken en Aziatische kunst. ‘Terwijl we ons in het Westen van de natuur hebben vervreemd. Een duurzame omgang met de aarde is alleen mogelijk als we onze relatie met de natuur herzien.’

In uw boek bekritiseert u het westerse natuurbegrip. Wat is daar precies mis mee?
‘We hebben in het Westen de natuur apart gezet van onszelf en tot een ‘het’ zonder enige wil of subjectiviteit gemaakt. De natuur heeft voor ons alleen instrumentele waarde en we vinden dat we haar zonder enige reserve mogen toe-eigenen. De natuur is tot onze speeltuin verworden. Natuurrampen als klimaatverandering en afnemende biodiversiteit zijn hier het directe gevolg van.’

Waar komt deze omgang met de natuur vandaan?
‘Hier gaat een lange filosofische geschiedenis aan vooraf. Aristoteles zag de mens als het enige wezen met denkvermogen – ‘logos’. De natuur is volgens hem hiërarchisch geordend, met onderaan de mineralen en helemaal bovenaan de mens. Maar alles wat leeft, groeit of beweegt had volgens Aristoteles wel een ziel. Het christendom legde een sterke nadruk op de ménselijke ziel, waardoor de bezieling van de natuur op de achtergrond raakte. Veel christelijke theologen stelden dat de natuur door God is geschapen ten behoeve van de mens. Vervolgens scheidde Descartes geest en materie van elkaar, waardoor dieren, planten en andere wezens gereduceerd werden tot redeloze en zielloze dingen. Zo hebben we de natuur – in de woorden van de Duitse socioloog Max Weber – geleidelijk aan onttoverd.’

U bepleit het natuurbegrip uit de grote Aziatische tradities. Hoe ziet dat eruit?
‘Er bestaan natuurlijk verschillen tussen het boeddhisme, hindoeïsme, zen of taoïsme. Maar de gemene deler is dat mens en natuur onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De natuur vertegenwoordigt hier zowel het andere als het eigene. Men weet dat mens en natuur niet hetzelfde zijn, maar herkent wel veel van zichzelf in de natuur. De natuur is de mens dus niet vreemd, maar staat wel dusdanig op zichzelf dat ze de mens niet toebehoort. In plaats van een object dat we ons kunnen toe-eigenen wordt de natuur zo een medesubject – een deelgenoot in het zijn –, met wie we betekenisvolle en welwillende verbindingen aan kunnen gaan.’

Kunt u een voorbeeld geven?
‘In zowel het hindoeïsme als het boeddhisme kent men de samsara: de eeuwige kringloop van dood en wedergeboorte. Men gelooft dat dieren als mens wedergeboren kunnen worden en omgekeerd; zelfs Boeddha was in vorige levens meerdere malen een dier. En denk ook aan de hindoeïstische filosoof Vivekananda. Hij schreef dat alle levende wezens verschillende lichamen hebben, maar samen onderdeel uitmaken van één ziel.’

In het Westen zijn we ons steeds meer bewust van onze grote en nadelige impact op de natuur. Waarom hebben we zoveel moeite om hier iets tegen te doen?
‘We blijven vaak hangen in onze oude denkkaders, terwijl die juist aan de basis staan van de milieuproblematiek. Bij de stikstofcrisis zie je bijvoorbeeld dat veel boeren en politieke partijen inzetten op technologische innovatie om stikstofuitstoot te verminderen. Zo hoopt men op oude voet door te kunnen gaan. Maar nieuwe, grotere ecologische problemen blijven zich aandienen.’

U stelt in uw boek een paradigmaverandering voor. Wat houdt die in?
‘Ten eerste is het belangrijk om de betekenis van ons mens-zijn te herzien: welke plek in de gemeenschap van leven op aarde dichten we onszelf toe? We zien gelukkig al dat het antropocentrische wereldbeeld, waarin de mens centraal staat, langzaam wordt ingewisseld voor een ecocentrisch denken met meer aandacht voor de eigen waarde van natuur. Zo pleit Bruno Latour voor het opnemen van niet-menselijke wezens in ons democratische bestel en vond Michel Serres dat er naast een sociaal contract ook een contract met de natuur moest komen.’

‘Maar vaak gaapt er een kloof tussen weten en handelen. Als we alleen maar bedenken dat we met de natuur zijn verbonden, maar het niet voelen, dan verandert er weinig aan onze gedragspatronen. Daarom moeten we – net zoals in de grote Aziatische tradities – de belevingsfuncties meer centraal zetten.’

Hoe doen we dat?
‘We zijn gewend om alles wat we zien meteen te benoemen en te classificeren, wat leidt tot een kille mathematisering van de wereld. In plaats daarvan kunnen we de wereld ook duiden via de ervaring van betekenisvolle relaties; door gebruik te maken van mythen, metaforen en poëzie. Soms kunnen we verwijzingen zelfs compleet weglaten om in stilte getroffen te worden door het wonder van het bestaan.’

‘Er zijn momenten van verstilling en heroriëntatie nodig om een gevoel van partnerschap met de natuur te kunnen ervaren. Tijdens mijn cursussen vraag ik deelnemers om een tijdlang iedere dag vijf minuten te kijken naar iets dat niet door de mens is gemaakt. Een van mijn cursisten – een zakenman – bood aanvankelijk weerstand, maar bouwde uiteindelijk toch een hechte relatie op met de boom in zijn tuin. Hij passeerde de boom niet meer zonder hem te groeten en besloot met zijn bedrijf enkel nog gecertificeerd hout in te kopen.’

U waarschuwt voor het gevaar van doemdenken. Waarom is een heroriëntatie op de natuur volgens u effectiever om ons gedrag te veranderen?
‘Doemdenken leidt tot angst, en angst leidt tot vermijding. Het gevoel van betekenisvolle verbinding is veel krachtiger, omdat het leidt tot daadkracht en inzet voor het welzijn van de grote gemeenschap van leven. Maar eerst zullen we moeten rouwen over wat we de natuur hebben aangedaan. Alleen dan kunnen we hoopvol een duurzame toekomst tegemoet treden.’

Het andere en het eigene. Onze relatie met natuur en landschap
Matthijs Schouten
Noordboek
160 blz.
€ 17,90