Er bestaat een beroemde naaktfoto van Simone de Beauvoir uit 1951. Beauvoir staat met haar rug naar ons toe, op muiltjes, en schikt haar haar in de spiegel. Het lijkt een terloops kiekje, maar ook weer niet, want ik ken geen vrouw die terloops hakken draagt. Zeker niet in haar blootje. De foto lijkt erotisch, maar is ook erg huiselijk. Zinnelijke huiselijkheid, alledaagse erotiek – zoiets. Beauvoir is een vrouw van in de veertig, het zijn ‘echte’ billen, geen gladde afgetrainde, en dat ontroert. De foto is gemaakt tijdens een interview, maar ze poseerde niet. Dat roept wel wat vragen op: waarom ga je tijdens een interview even iets naakt voor een spiegel doen?
Je kunt natuurlijk met recht kritisch opmerken dat van een mannelijke filosoof nooit zo’n foto gemaakt zou zijn (de billen van Sartre?), maar ik vind hem even prachtig als intrigerend. De Amerikaanse schrijfster Katie Roiphe neemt de foto als startpunt van haar jongste boek, The Power Notebooks. Ze ziet een spanning tussen het ideologische gedachtegoed van feministen en hun werkelijke levens. Voorbeeld: je kunt als feminist onafhankelijkheid als ideologie prediken en intussen dagelijks smeken of je man alsjeblieft terugkomt. Roiphe wil het argumentatieve schrijven laten voor wat het is; het gaat haar er niet om feministen te betrappen op inconsistenties, maar ze wil doordringen tot een laag daaronder: wat zijn je echte twijfels tijdens het leven? Wat lukt er niet? Dat wil ze zo eerlijk mogelijk opschrijven, zonder het in een argument te persen. Het resultaat komt verrassend geordend over – je dagboek stilistisch vormgeven mag (gelukkig) wel. Het is boeiend om te lezen wat er in Roiphes leven ‘misgaat’: twee kinderen, twee verschillende vaders. Zonder argumentatie blijft het wat particulier, en daardoor geeft ze jammer genoeg ook geen antwoord op de boeiende vraag: hoe kan het dat iemands ideologische ambities vaak niet stroken met diens leven?
Ideologische ambities stroken zelden met het echte leven.
Ik heb er een mogelijk antwoord op. Filosofen en feministen hebben patent op handleidingen voor het leven. Zelden tref je beschrijvingen van hoe het is, maar meestal van hoe het zou moeten of kunnen zijn, inclusief heldere categorieën (‘drie soorten vriendschap’ of ‘vijf soorten liefde’). Op papier helpen orde, ideologie, argumentatie en een narratief ons als inspiratie, kapstok, troost en streven bij een verder tamelijk rommelig leven. Toch is het een inspirerende opdracht van Roiphe: ga als ‘feminist’ (of als filosoof) met de spreekwoordelijke billen bloot, zoek de mismatch tussen jouw leven en je ideologie. Niet als straf (je doet het nog niet goed!), noch als argument (jij bent inconsistent!), maar als raadsel, bron van twijfel, bron van zijn.