Home Moet het volk de elite volgen? Geef het een reden om dat te doen

Moet het volk de elite volgen? Geef het een reden om dat te doen

Door Bas Belleman op 26 april 2010

Cover van 04-2010
04-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

Prominente Nederlanders roepen de elite op om Nederland te gidsen in barre tijden.
Bedenk dat een elitaire mening helemaal niet ‘de juiste mening’ hoeft te zijn.

In de media duikt geregeld iemand op die de intellectuele voorhoede of de culturele elite wakker wil schudden: de intelligentsia zou haar stem moeten verheffen en het voortouw moeten nemen in een of andere bekvechterij op opiniepagina’s en in praatprogramma’s.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


De intellectuele voorhoede laat het ernstig afweten, zei Freek de Jonge begin dit jaar in een lezing. ‘Het is een brij van vooral veel meningen, geen inzicht en zeker geen doorzicht. We zijn een beetje teruggekeerd op het niveau van pesten.’ Ruim een jaar eerder verzette CDA-lid Doekle Terpstra zich tegen de ‘verwildering’ van de samenleving en begon hij met ‘benoemen en bouwen’: een lange lijst handtekeningen tegen Geert Wilders. Alweer een paar jaar daarvoor, in 2006, schreef Jan-Peter Balkenende een brief aan Harry Mulisch: waarom hielden Harry en zijn culturele kornuiten zich gedeisd in het maatschappelijke debat?

Een militante versie van deze oproep stond vorig jaar in Vrij Nederland. De toenmalige PvdA-minister van Binnenlandse Zaken Guusje ter Horst snakte naar een ‘opstand der elite’, zei ze in een interview. ‘Dat er een tegenbeweging op gang komt van mensen die zeggen: we hebben genoeg van de vergroving, de samenleving die extreem rechts propageert is niet het Nederland waarin wij willen leven. Hun stem hoor ik te weinig.’
Zo zijn er allerlei voorbeelden te noemen uit de afgelopen jaren: de ene oproep na de andere, de ene eleganter dan de andere, maar allemaal bedoeld om die dommelende elite op te porren, die knikkebollende intellectuelen, die schone slapers in hun ivoren torens en witte villa’s.

Als de elite eenmaal in beweging komt, dan zal het volk volgen – dat is het idee. De elite wordt telkens beschouwd als een groepje trendsetters. Elite als lifestyle.

En twee dingen vallen meteen op. Allereerst zijn het steevast leden van de elite die deze oproep aan de elite doen; je zult zelden een laaggeschoolde uitkeringstrekker horen verzuchten: was er maar een waardige elite waar ik achteraan kon dobberen. Ten tweede veronderstelt zo’n oproep dat de elite niet zozeer verdeeld is als wel laks, lui of bang. De ware elite kan de standpunten van Geert Wilders niet steunen, de ware elite verlaagt zich niet tot pesterijtjes, de ware elite heeft het stralende inzicht al bereikt, maar is te nuffig om zich te verlagen tot pennenstrijd. Maar nu moet de elite het strijdperk in, voordat alles verkruimelt waar zij waarde aan hecht.

Alsof de elite een soort adel is. Noblesse oblige: men is het aan zijn stand verplicht het volk te leiden en zich met gezag over bepaalde kwesties uit te spreken. Men is het ook aan zijn stand verplicht een grootmoedig standpunt in te nemen. Rancune is iets voor het plebs, daar verlaagt men zich niet toe.

Verheven

Die ondertoon van adeldom is niet verwonderlijk. Het woord élite werd geboren in het Frankrijk van de zeventiende eeuw en het betekent ‘uitgelezen’. De elite is een ‘uitgelezen’ groep mensen, een verheven genootschap, de punt van de piramide: een minderheid die op grond van rijkdom of kunde boven de massa uitsteekt. En lange tijd overlapte die groep met de adel. Lieden van adel hadden immers de tijd en het geld om zich met staatszaken bezig te houden en zich tot leiders te ontwikkelen, of ze lazen literatuur en filosofie en schreven zelf ook gedichten en traktaten. Of ze kregen de troon in de schoot geworpen en moesten de schijn ophouden dat ze die waard waren. In zaken van cultuur en politiek stonden adellijke types bovenaan, of anders verdeelden zij de belangrijke posities onder hun minderen.
`Elite’ betekende daarom ook de ‘bovenlaag’. Die positie was erfelijk, aangezien adellijke titels en rijkdom erfelijk zijn – en wie van buitenaf tot de elite doordrong, moest buigen voor de cultuur van de adel. Maar langzamerhand veranderde dat, doordat de burgerij steeds machtiger werd. Met de opkomst van het kapitalisme en de Industriële Revolutie moest de adel zijn bevoorrechte positie gaan delen met steeds meer nieuwe rijken en mensen die nu eenmaal op grond van hun prestaties tot de bovenste kringen doordrongen.

Vandaar dat ‘elite’ in de negentiende eeuw een tweede betekenis verwierf en in zwang kwam als neutrale term voor de ‘gevestigde orde’. Het deed er in die nieuwe betekenis niet toe hoe die orde tot stand was gekomen: de oude adel werd op één hoop gegooid met mensen die zich op eigen kracht naar boven hadden gevochten. De elite was de invloedrijke klasse, ongeacht hoe de leden precies tot die klasse waren gaan behoren.

Hierdoor schuilt in het woord ‘elite’ een spanning tussen voorrecht en verdienste, die vaak voor spraakverwarring zorgt. Zo kan een criticus een nieuwe piep-knars-plof-opera ‘nogal elitair’ noemen, waarop de componist wrevelig antwoordt: ‘Dan maar elitair.’ De criticus bedoelt dat deze opera alleen wordt gewaardeerd door een publiek dat allerlei willekeurige ongeschreven sociale regels en modes van een bepaalde culturele vriendenclub kent. De componist springt over op de betekenis van voortreffelijkheid: zijn opera mikt niet op het grote publiek, maar op een select gezelschap dat de muziekgeschiedenis kent en de moeite heeft genomen smaak te ontwikkelen.

Voltaire

Terug naar het verwijt van Guusje ter Horst dat de elite zwijgt, terwijl Geert Wilders met verbaal geweld de ene zetel na de andere snaait. Nu kun je van columnisten, politici en andere opiniemakers veel zeggen, maar ze hebben bepaald niet over Geert Wilders gezwegen. Ze kijven dat hij haat zaait en slepen hem voor de rechter, ze verwijzen naar de Tweede Wereldoorlog of vinden juist dat je zoiets niet mag doen, ze spelen de rol van Voltaire en verdedigen zijn recht op vrije meningsuiting, ze duiden de onvrede van de PVV-stemmers en ga zo maar door. Zegt Ter Horst dat ze de tegenstemmen onvoldoende hoort? Dat is zo flagrant onwaar dat ze waarschijnlijk iets anders bedoelt.

Kennelijk zijn deze stemmen niet de stemmen die zij graag zou horen, net zomin als haar eigen stem en die van andere bestuurders. Ze smacht naar de woorden van een elite waar iedereen in bewondering tegen opkijkt: niet de bestuurlijke, culturele of journalistieke elite-als-bovenlaag, maar de gezaghebbende elite van voortreffelijken. En ze denkt dat die voortreffelijken allemaal even tolerant, vredelievend en opbouwend zullen zijn – great minds think alike, nietwaar? Sterker nog: ze verwacht de elite aan een mening te kunnen herkennen.
Daar gaat het mis. De elite bestaat per definitie uit een kleine groep uitblinkers. Daar kun je niet zomaar lid van worden door een bepaalde mening als een toegangspasje aan de portier te tonen. Volgens de wakkerschudders van de elite is er altijd wel een klein clubje voortreffelijke lieden, alleen zijn die momenteel te slap en te lui om zich het gezag aan te meten dat zij van nature zou moeten hebben. De elite is even niet zichtbaar, maar zou zich moeten onthullen en beter haar best moeten doen.

Maar die gedachte steunt op een misverstand. Je schijnt te kunnen zeggen dat je diep vanbinnen altijd al kunstenaar was, maar het slaat nergens op te beweren dat je diep vanbinnen altijd al tot de elite behoorde. Is het verborgen, dan is het geen elite. Een opstand der elite is onmogelijk, omdat er geen sluimerende elite bestáát. Voortreffelijkheid toont zich in dadendrang, toewijding en helderheid, in kennis van het verleden en oog voor het heden. Zij bestaat niet los daarvan, zoals een atleet alleen tot de top behoort als hij weleens een wedstrijd wint.

Daarom heeft het ook weinig zin om de elite op haar vingers te tikken en op te voeden. Het is geen kwestie van karakter of ethiek. Je kunt de Ethica van Aristoteles ter hand nemen en de elite voorspiegelen dat het verkeerd is om bang of lui te zijn, dat een goed karakter aan oefening ontspruit, dat de juiste houding het midden tussen twee uitersten kiest, dat een zekere trots aan grootse mensen eigen is enzovoort. Maar je mag ervan uitgaan dat het karakter van voortreffelijke lieden al genoeg gestaald is; iedereen heeft zijn zwaktes, maar zonder een robuust karakter kun je geen voortreffelijkheid bereiken. De Ethica verhoudt zich tot de elite als een kookboek tot een sterrenchef: als ze de regels breken, is dat niet uit onwetendheid.

Los daarvan is een voortreffelijk karakter, hoe elitair ook, absoluut geen garantie voor de juiste mening. Het is een misverstand dat mensen daadwerkelijk het goede doen als ze het goede bedoelen; er zijn dwaalwegen genoeg en er kunnen best elitaire PVV-stemmers bestaan.

Goede bedoelingen zijn in de publieke ruimte geen argument, laat staan een excuus. Met bedoelingen kun je niet eens in gesprek gaan. Tegen iemand die zegt: ‘Ik bedoel het goed’, kun je moeilijk zeggen: ‘Maar ik bedoel het beter.’ Alleen al daarom heeft het in de regel geen zin een meningsverschil tot ethiek terug te brengen.

Toch gebeurt dit vaak. Soms lijkt het wel alsof politici hun eigen ethische opvattingen zo evident vinden dat ze vergeten te argumenteren. Dan komen ze niet verder dan uitspraken van het kaliber: ‘Zo gaan we in dit land niet met elkaar om’, of: ‘Het is gevaarlijk om tweespalt te zaaien.’ Maar zo werkt het niet; een mening verdedig je niet louter en alleen door die uit te spreken. Je zult die moeten onderbouwen en gezag moeten veroveren. Tegenover het boe-roepen van Wilders moet je geen eigen versie van boe-roepen plaatsen, geen elitaire echo van zijn gelijkvloerse agressie, maar een plan, een idee, een betoog. Moet het volk de elite volgen? Geef het een reden om dat te doen.

Het is hooghartig en pessimistisch om de massa te onderschatten en te denken dat een handjevol oneliners en een scheutje charisma genoeg zijn om die op de knieën te krijgen. Uitmuntend is niet de mening, maar het vertoog achter de mening en de daden die daaruit voortvloeien.

En als de elite niet genoeg overtuigingskracht bezit, als zij niet met kop en schouders boven de rest uitsteekt, als zij dus in feite niet bestaat, dan kun je hooguit hierop wijzen: dat uitblinken niet alleen inzicht of prestaties vereist, maar ook retoriek. Kijk maar eens naar Barack Obama: die weet wel wat de kracht van retoriek is. Wie de elite wakker wil schudden – of wie intelligente lieden wil oproepen boven het grauwe veld uit te rijzen – zou niet de Ethica van Aristoteles uit de boekenkast moeten trekken, maar diens Retorica: zijn meesterwerk over de redevoering.

VOC-mentaliteit

Retoriek had lange tijd een dubieuze naam en werd gezien als de kunst van franje en bedrog, maar ten onrechte. Een betoog slijpen betekent ook de gedachte slijpen.Platgetreden paden en holle termen (‘prachtwijken’, ‘toptalent’, ‘VOC-mentaliteit’) schaden de overtuigingskracht, al is het maar omdat de spreker de betekenis van zijn woorden zelf nauwelijks lijkt te vatten.
Aristoteles maakt het klassieke onderscheid tussen ethos (karakter), pathos (gevoel) en logos (argumentatie). De PVV kan meestentijds niet vertrouwen op de logos en doet dat ook niet. Wilders en zijn geestverwanten torpederen liever het karakter van hun tegenstanders, en verder spreken ze met zo veel mogelijk pathos. Hun speeches staan bol van woorden als ‘knettergek’, ‘kopvod’ en ‘terreur’.

Als de tegenstander alles op het pathos gooit en daar zoveel succes mee boekt, heeft het weinig zin erin mee te gaan. Niet terugschreeuwen. Laat het ethische argument (‘Zo mag je niet denken’) niet de hoofdmoot vormen, want ook zo’n vermaning is een vorm van pathos en op dat terrein versla je de tegenstanders niet: die volgen een ander pathos.
Eleganter spreken en denken begint bij de logos. Toon superioriteit. Niet met modder smijten, maar argumenten geven. Daar komt gezag uit voort.

Maar voor de ware elite zou ook dit gesneden koek moeten zijn. Uiteindelijk is de roep om een nieuwe elite wel begrijpelijk, al is die wens vergelijkbaar met de roep om betere schrijvers of grotere kunstenaars of geestrijkere componisten of diepzinniger filosofen: die hebben zo’n oproep niet nodig.