Hoe geeft het asielsysteem vorm aan wie ‘vluchteling’ of ‘asielzoeker’ is? Auteurs van het New Keywords Collective beantwoorden deze vraag in een door Yolande Jansen ingeleid essay. Hun conclusie: termen rondom ‘migratie’ brengen aannames mee die beladen en controversieel zijn.
Inleiding
Het onderstaande artikel is een vertaling van een van de vier bijdragen aan de reeks ‘New Keywords of the Crisis in and of Europe’. De artikelen werden vorig jaar gepubliceerd in het eerste nummer van het interdisciplinaire tijdschrift Near Futures Online (www.nearfuturesonline.org, sectie ‘managed inhospitality’). Deze zijn geschreven door het New Keywords Collective, dat wordt gevormd door een onderzoeksnetwerk op het gebied van interdisciplinaire kritische migratiestudies, in samenwerking met kunstenaars en activisten die zich met Europese grenspolitiek bezighouden.
Deze keywords of sleutelwoorden zijn gekozen om zichtbaar te maken hoe discoursen over de ‘vluchtelingencrisis’ samenhangen met de andere crises van Europa: de financiële en de politieke. Het tweede sleutelwoord betrof ‘migrantencrisis’/’vluchtelingencrisis’, en dat is het hier vertaalde stuk.
De praktijk van het schrijven van deze sleutelwoorden begon met de publicatie van Keywords; A Vocabulary of Culture and Society (1976) van Raymond Williams, een van de grondleggers van de Britse Cultural Studies. In de inleiding van dat boek vertelt Williams hoe hij ertoe gekomen is om keywords te gaan schrijven en wat hij daaronder verstaat. Hij schrijft dat hij en een collega, die beiden aan het front zijn geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog, na hun terugkeer in Cambridge aan de universiteit maar heel moeilijk weer contact konden maken met collega’s die aan de universiteit gebleven waren: ‘ze spraken een andere taal’.
Hij vertelt dat hij een aantal van de kernbegrippen die hij in die andere taal tegenkomt, is gaan onderzoeken. Het gaat niet om normale verschillen in betekenis van bepaalde woorden in bepaalde contexten, of om de manier waarop klassenverschillen in taal tot uitdrukking worden gebracht. Het gaat om iets algemeners: om begrippen die op een bepaald moment gekoppeld zijn aan sterke sociale emoties en belangrijke ideeën, en waar verschillende groepen heel andere waarden, waarderingen en emotionele connotaties aan verbinden. Sleutelwoorden schrijven is dan ook geen semantische exercitie, maar eerder een poging om begrippen die op een bepaald moment een grote politieke en historische lading hebben in hun specifieke historische context te lezen, en te analyseren op welke manier die een specifieke ervaring belichamen. Het doel ervan is een kritische discussie mogelijk te maken.
Williams: ‘Dit is geen neutrale blik op betekenis. Het is een onderzoek naar het vocabulaire dat (…) onder specifieke historische en sociale voorwaarden tot stand is gekomen, en waarover een groter bewustzijn en kritisch vermogen moet ontstaan (…) als ons doel is dat de miljoenen mensen die dat vocabulaire actief gebruiken ook gaan inzien dat dit een actief vocabulaire is. (…) [We zouden] dat vocabulaire moeten zien als vormend, en vervormend, in specifieke situaties, als tot stand gekomen vanuit diepgaand verschillende perspectieven;een vocabulaire om te gebruiken, om onze weg in te vinden, te veranderen als we dat nodig achten, terwijl we onze eigen taal en geschiedenis maken.’
Williams’ manier van werken is verwant aan andere naoorlogse initiatieven om de historische lading van politieke discoursen en hun veranderingen te traceren en met een meer omvattende kritische visie te verbinden. Het is bijvoorbeeld verwant aan de aantekeningen van Victor Klemperer over de Lingua Tertii Imperii en ook aan het essayisme van de oude Frankfurter Schule, bijvoorbeeld Adorno’s Minima Moralia. Zij probeerden ook alledaagsec ervaringen en taalgebruik te duiden in het licht van een kritische sociaalhistorische visie.
In 2005 werd een nieuwe, collectieve en geüpdatete versie van de Keywords gepresenteerd waaraan vele auteurs hadden bijgedragen. Het New Keywords Collective constateerde echter in 2014 dat in deze Keywords van 2005 een aantal keywords ontbrak dat nodig moest worden besproken, omdat deze bij uitstek de woorden zijn waarin maatschappelijke groepen op dit moment ‘elkaars taal niet spreken’: begrippen die met migratie te maken hebben. Het betrof migratie zelf, maar ook boundaries (begrenzingen), borders (grenzen) en refugees.
Al deze begrippen zijn hoogst complex en controversieel geworden: een deel van de maatschappelijke conflicten komt al in het gebruik van deze begrippen zelf tot uitdrukking. Deze tweede bedrage van het New Keywords Collective probeert deze begrippen in beweging te brengen en meer kritisch te beschouwen, door heel systematisch het gebruik van de begrippen rondom ‘migratie’ te verbinden met de andere crises van Europa en met een perspectief op de historische constellatie van Europa in een postkoloniale wereld.
Op drift geraakte mensen
In de berichtgeving in de Britse media wordt afwisselend gesproken over de Europese ‘vluchtelingencrisis’ en, impliciet neerbuigender, over de ‘migrantencrisis’. Het is veelzeggend dat letterlijk elk artikel over het onderwerp op de site van BBC News vergezeld gaat van de volgende verklaring: ‘Een opmerking over terminologie: de BBC gebruikt de term ‘migrant’ om te verwijzen naar alle op drift geraakte mensen die het juridische proces van een asielaanvraag nog niet hebben afgerond. Bij deze groep horen zowel mensen die uit door oorlog verscheurde landen als Syrië zijn gevlucht en waarschijnlijk een vluchtelingenstatus zullen krijgen, alsook economische migranten’.
Uit dit voorbeeld en vele andere blijkt duidelijk dat de door migratie en vluchtelingenstromen ontstane epistemische crisis stelselmatig ontweken wordt en ergens anders neergelegd. De prangende vraag hoe op drift geraakte mensen die ‘ongeoorloofd’ landsgrenzen oversteken het best kunnen worden genoemd, wordt overgelaten aan een toekomstige beslissing van daartoe bevoegde overheidsinstanties; aan de zogeheten expertsdie geacht worden de Europese grensbewaking ten uitvoer te brengen. Zij zijn het die de asielaanvragen beoordelen en een oordeel vellen over de vraag wie er mogen gelden als ‘rechtmatige’ en ‘geloofwaardige’ vluchtelingen. Tot deze dag des oordeels gelden alle vluchtelingen voorlopig ‘slechts’ als migranten.
In de praktijk lijkt in het discours over de ‘migratiecrisis’ de term ‘migrant’ vooral naar ‘illegale’/economische migranten te verwijzen, waardoor de mediaweergave van ‘migratie’ niet meer los te zien is van de mondiale/postkoloniale politiek waarin klasse en raciale ongelijkheden als normaal worden gezien. (In de Nederlandse context is dit overigens een beetje anders dan in de Britse, omdat de termen vluchteling en migrant in Nederland nu vaak door elkaar worden gebruikt, en de status van ‘vluchteling’ in publieke discoursen niet meer direct de connotatie heeft dat iemand hier dan ook legitiem of gewenst is.)
Hierdoor wordt echter ook zichtbaarder dat de term ‘asielzoeker’ sowieso al een diepliggend wantrouwen in zich bergt ten aanzien van iedereen die asiel aanvraagt binnen het Europese asielsysteem, een systeem dat routinematig en systematisch de overgrote meerderheid van de aanvragen als onrechtmatig bestempelt en afwijst. Daarmee ratificeert de terminologie nog eens de processen die het op drift raken van deze mensen veroorzaakt.
De uitkomst van deze op uitsluiting gerichte asielpolitiek is dat de huidige ‘vluchtelingencrisis’ simpelweg leidt tot een enorme groei van de Europese populatie afgewezen vluchtelingen. Hierdoor gaat hun ‘migrantenstatus’ als afgewezen vluchtelingen of asielzoekers die leven in ‘illegaliteit’ deel uitmaken van een nieuwe constellatie van racialeen klassenongelijkheden binnen Europa.
Halve burgers
Om te beginnen moet hier gewezen worden op het fundamenteel misleidende en ondoorzichtige karakter van het onderscheid tussen ‘vluchtelingen’, ‘asielzoekers’ en ‘migranten’. In tegenstelling tot ‘vluchteling’ correspondeert het begrip ‘migrant’ bijvoorbeeld niet echt met een specifieke juridische status. Dat maakt tevens de juridische basis wankel voor het indelen van op drift geraakte mensen in de schimmige categorieën van zogeheten ‘irreguliere’ en ‘illegale’ migratie. Zoals we zojuist al zagen, wordt door het spaarzame gebruik van de term ‘vluchteling’ de daadwerkelijke betekenis van deze term gereduceerd tot in nauwe juridische vorm gegoten selectie- en uitsluitingsprocedures van overheidsinstanties.
Ondertussen geeft de term ‘asielzoeker’ al aan dat op drift geraakte mensen er niet omheen kunnen zich te onderwerpen aan een asielaanvraagprocedure. Behalve de status van ‘vluchteling’ die in deze procedure wel of niet wordt toegekend, wordt hier nog een aantal juridische categorieën gehanteerd van gedeeltelijke erkenning en voorlopige – vaak benarde – ‘legaliteit’. Daar komt nog bij dat het begrip ‘asielzoeker’ een allesbehalve bevredigende beschrijving geeft van de complexe, historisch bepaalde, sociale en politieke achtergronden van degenen die zichzelf genoodzaakt zien in Europa asiel aan te vragen – aangezien ‘legale’ wegen ontbreken om er te komen en toegelaten te worden. Zelfs degenen die na een noodgedwongen migratie wel officieel als ‘vluchteling’ erkend worden en dus tijdelijk een ‘legale’ status krijgen, worden door de asielpolitiek van de Europese Unie (EU) desalniettemin buitengesloten en tot marginaliteit veroordeeld.
Het door overheidsinstanties, van zowel EU-organen en staten, gevoerde tegenstrijdige beleid om mensen tegelijk in de steek te laten en te willen controleren, is doortrokken van een diepe ambivalentie. Daardoor komen degenen die in de ‘marge van de staat’ leven in allerlei absurde hybride categorieën terecht, en worden zo tot ‘halve burgers’ of ‘illegale burgers’ gemaakt. Geconfronteerd met tegenstrijdige wettelijke bepalingen komen deze semi-legale migranten/vluchtelingen soms terecht in een langdurige toestand van armlastige ‘legaliteit’ en een wettelijk afgedwongen immobilisering. In andere gevallen worden zij door hun onzekere wettelijke status gedwongen om rusteloos van land tot land te trekken, in een situatie van illegaal gemaakte mobiliteit en irregulier (tijdelijk) verblijf.
Zo was er bijvoorbeeld een groep vluchtelingen – oorspronkelijk afkomstig uit Afrikaanse landen onder de Sahara en vervolgens jarenlang werkzaam in Libië – die in 2011 vervolging en een burgeroorlog in Libië wist te ontvluchten, om na aankomst in Italië onder het North Africa Emergency Plan als ‘asielzoeker’ of ‘tijdelijke vluchteling’ te worden aangemerkt. Later, nadat deze mensen in Italië in veel gevallen meer dan drie jaar lang dakloos en werkloos waren geweest, besloten zij hun benarde toestand te verruilen voor een situatie met betere vooruitzichten.
Zij zwierven door Europa, maar werden daarop onmiddellijk tot ‘illegale buitenlanders’ bestempeld. Diegenen die als ‘asielzoekers’ geregistreerd staan of een voorlopige ‘legale’ status hebben in een lidstaat van de EU, in dit geval Italië, vallen onder de Dublinconventie en worden dus, zodra ze zich naar andere EU-landen bewegen om er tijdelijk ‘ongeoorloofd’ te leven en te werken, opnieuw als illegaal bestempeld. Ze krijgen de status van ‘migranten’ en kunnen, als ze worden opgepakt door de autoriteiten, weer naar Italië worden gedeporteerd.
Het resultaat is juridische onzekerheid en een geografische hypermobiliteit, die gezien kan worden als de consequentie van het conflict tussen enerzijds de wens van migrerende personen om vrijelijk te bewegen en een bestaan in Europa op te bouwen, en anderzijds de pogingen van de EU en haar natiestaten om deze bewegingsvrijheid zo veel mogelijk in te perken. ‘Europa’ wordt daardoor tot een ruimte van twee elkaar bestrijdende praktijken, waartussen de grenzen continu bevochten en geherdefinieerd worden.
De prangende vraag van het politiek asiel figureert daarin als de centrale contradictie van de taxonomische macht en van de mechanismen van grenscontrole en ‘migratiemanagement’. Deze toestand van onderhorigheid aan de Dublin-conventie is absoluut niet uniek voor dit geval. Hieruit blijkt in welke mate het Europese asielsysteem in de praktijk meer en meer functioneert als een machine voor de productie van ‘illegale’ migranten.
Eilandgevangenissen
Duitsland gaf een veelgeprezen, zogeheten humanitaire reactie op de dramatische toestroom van vluchtelingen en migranten in de zomer van 2015. De grenzen gingen zo goed als op en de Dublin-conventie werd genegeerd. Dit was echter een zeer selectief proces, dat in de eerste plaats voor mensen uit Syrië mogelijk werd gemaakt. Het kan begrepen worden als een late onderkenning van het feit dat migranten en vluchtelingen deze grenzen al minstens twee jaarin steeds grotere getale overschreden en ‘ongeoorloofd’ op Duits grondgebied verbleven.
Daarnaast ging deze de facto amnestie (vermomd als humanitair beleid) vergezeld van de invoering op nationaal en EU-niveau van een nieuw restrictief asielbeleid ten aanzien van andere (geïllegaliseerde) migranten en vluchtelingen. Door het terloops aanwijzen van verschillende staten als ‘veilige derde landen’ kon een relatief gastvrij beleid voor enkelen gepaard gaan met i) de uitsluiting op voorhand van andere vluchtelingen louter op basis van land van herkomst, en ii) met de deportatie van vele andere vluchtelingen die de afgelopen jaren in de EU asiel aanvroegen.
Duitsland heeft bijvoorbeeld alle staten van het voormalig Joegoslavië, evenals Albanië, aangemerkt als ‘veilig derde land’, al hebben verschillende mensenrechtenorganisaties volop bewijs verzameld dat veel van deze staten voor Roma niet als veilig kunnen worden beschouwd. Deze recente Duitse beslissing had niet alleen directe gevolgen voor voormalig Joegoslavische staatsburgers die in de jaren negentig asiel aanvroegen – en van wie velen recentelijk weer naar hun veronderstelde ‘land van herkomst’ gedeporteerd zijn – maar ook voor asielzoekers die veel korter geleden vanuit deze zogenaamd veilige Zuidoost-Europese landen Duitsland probeerden binnen te komen.
Zulke maatregelen op nationaal niveau vormen één geheel met nieuwe vormen van grenscontrole en migratiemanagement op EU-niveau, zoals een nieuw systeem van toekenning aan en verdeling onder lidstaten van asielzoekers: het zogenaamde quotasysteem. Hiermee worden migrerende personen nieuwe vormen van mobiliteitsdwang en gedwongen immobiliteit opgelegd, naast die waarmee ze al in het kader van de Dublin-conventie te maken hadden.
In de loop van 2015 werd de Europese reactie op de aankomst van mensen op zoek naar asiel al gekenmerkt door een steeds restrictiever beleid. Migranten en vluchtelingen werden vastgehouden aan de buitengrenzen van Europa, voordat ze op het grondgebied van EU-lidstaten werden toegelaten. Als gevolg van de eind 2015 door de Europese Unie met Turkije gesloten bilaterale akkoorden, en daarnaast door de militaire operatie European Naval Force Mediterranean (EUNavFor Med) om ‘mensensmokkelaars te bestrijden’, stranden er steeds meer vluchtelingen en migranten in Turkije en Libië. Maar ook binnen de Europese ruimte wordt een restrictief beleid gevoerd: de creatie van nieuwe opvangkampen – zogenaamde hotspots – maakt van grensstaten als Griekenland en Italië plekken van detentie, sortering en deportatie.
In de meeste gevallen is het grove criterium ‘nationaliteit’ het instrument waarmee onderscheid wordt gemaakt tussen degenen die Europa binnen mogen om asiel aan te vragen en anderen die worden tegengehouden of geïllegaliseerd. De spoedasielprocedure blijkt dus tevens bedoeld te zijn om spoeddeportaties mogelijk te maken voor niet in aanmerking komende aanvragers.
Met het in mei 2015 geïntroduceerde en in september van dat jaar in Italië en Griekenland officieel ingevoerde hotspot-systeem krijgen de insluitings- en identificatiemechanismen waarmee de ‘migratiechaos’ aan de Europese buitengrenzen tegemoet wordt getreden een nieuw gezicht. Volgens deze hotspot-logica moeten Griekenland en Italië als grensgebieden gaan functioneren waar een soort preselectieproces plaatsvindt.
Alle nieuw aangekomenen worden zo snel mogelijk geïdentificeerd, hun vingerafdrukken worden afgenomen en zij krijgen wel of niet het label van toekomstige ‘echte’ vluchtelingen opgeplakt, waarna de minder gelukkigen in principe onmiddellijk gedeporteerd kunnen worden. Lampedusa en Lesbos krijgen zo steeds meer de functie van eilandgevangenissen, waar een in versneld tempo ‘ter plaatse’ uitgevoerde identificatieprocedure gecombineerd wordt met detentie (en langdurige immobilisatie) van elke migrant of vluchteling die weigert zijn vingerafdrukken af te geven.
In december 2015 organiseerden 250 Eritrese vluchtelingen een protest op Lampedusa. Zij eisten het kamp te mogen verlaten waar zij twee maanden lang waren vastgehouden omdat zij weigerden hun vingerafdrukken te laten afnemen. Op deze manier worden de centra voor eerste ‘opvang’ in Europa tot een soort migrantenvallen. Het ‘militair-humanitaire’ type grensbewaking krijgt een politiefunctie toebedeeld, uitgevoerd door Europese actoren (zoals de grensbewakingsdienst Frontex) samen met humanitaire partijen als de UNHCR.
Onvermogen
Deze nieuwe vormen van grensmanagement verscherpen het ongelijkmatige karakter van de Europese geografie. Op Lesbos en Samos bijvoorbeeld heeft de lokale overheid zich allang neergelegd bij de transformatie van deze Griekse eilanden tot hotspots en heette men een trits humanitaire organisaties als de UNHCR, het Rode Kruis en Artsen zonder Grenzen welkom. Daarentegen heeft de lokale overheid van andere geplande Griekse eiland-hotspots als Kos en het kleine eiland Agathonisi (bij Leros) consequent de vestiging van hotspot-kampen en de komst van humanitaire NGO’s geweigerd.
Door de komst van deze doorgangsfaciliteiten en humanitaire functies zou een magneetwerking van hun eilanden uitgaan, zeggen zij, waardoor grote aantallen migranten en vluchtelingen hun kusten zouden bereiken. Dit zou de lokale, op toerisme gerichte economie schaden. In de context van de economische ‘crisis’ beschouwen lokale overheden en andere partijen op deze eilanden de Europeanisering van hun beleid inzake de ‘migratie-‘ en ‘vluchtelingencrisis’ als de zoveelste manifestatie van een bredere ‘Europese dreiging’, die de economische levensvatbaarheid van Griekenland teniet heeft gedaan.
Vanuit het perspectief van sommige zwaar op de proef gestelde Europese grenslanden ziet de toenemende integratie van militaire tactiek en humanitaire technieken er dus allesbehalve uit als een oplossing voor de ‘crisis’ aan hun grenzen, maar eerder als een nieuwe serie maatregelen die de dubbele ‘crisis’ alleen maar zal doen verergeren.
In feite zijn transitiezones als het Eidomeni-kamp aan de Grieks-Macedonische grens – waar de zeer ingrijpende scheiding van ‘vluchtelingen’ en ‘anderen’ wordt uitgevoerd naar de grove maatstaf van nationaliteit, zodat alleen Syriërs, Irakezen en Afghanen door worden gelaten – ook zulke hotspots, evenals het tijdelijke, zichzelf besturende vluchtelingen-/ migrantenkamp in de buurt van Calais vlakbij de ingang van de Kanaaltunnel naar Engeland – waar veel migranten een tijdlang vastzitten, voordat ze gedeporteerd worden door de Franse autoriteiten. Zowel deze informele als ook de officiële hotspots zijn louter de meest in het oog springende tekenen van de toegenomen mobiliteit van migrerende personen en de daardoor ontstane transitieruimtes.
Daarop zullen de EU en nationale instanties een antwoord moeten formuleren. Het bestaan van deze kampen getuigt van het gebrek aan visie waarmee de EU en nationale instanties het fenomeen migratie tegemoet treden. Ze trachten slechts de mobiliteit van mensen in te kaderen, te labelen en te managen. Tegelijkertijd erodeert het veronderstelde ‘recht’ op asiel en worden mechanismen ingesteld waarmee voor het overgrote deel van de mensheid grensoverschrijdende mobiliteit bij voorbaat illegaal wordt gemaakt.
De vermenigvuldiging van het aantal grenzen en de opkomst van heterogene grensgebieden zijn de meest zichtbare manifestatie van de huidige Europese ‘migratiecrisis’. Beleidsmakers bezigen steeds vaker de plichtmatige, eufemistische uitdrukking ‘gemengde migratiestromen’ als uitdrukking van het overmogen om de in de praktijk ongestructureerde mobiliteit te beheersen en te temmen.
Bestaande beleidscategorieën en -criteria zijn onvoldoende in staat om de ongeregelde mobiliteit van mensen in hun huidige gedaante in goede banen te leiden. De benamingen ‘migrantencrisis’ en ‘vluchtelingencrisis’ weerspiegelen de hopeloosheid van pogingen van de EU en Europese natiestaten om de ‘onrechtmatige’ transnationale en intercontinentale bewegingen van mensen te controleren, te beheersen en te sturen. Eigenlijk fungeert de term ‘crisis’ als instrument om buitengewone ‘noodmaatregelen’ van overheden te rechtvaardigen – en vervolgens te normaliseren – met als uiteindelijk doel tot een effectievere grensbewaking en een strenger immigratiebeleid te komen.
In dit licht bezien is deze ‘crisis’ een kritiek moment voor regeringen om controversieel beleid door te kunnen voeren, terwijl burgers intellectueel te zeer afgeleid, emotioneel gemanipuleerd, of anderszins verlamd zijn door het spektakel aan hun grenzen om nog welke vorm van adequate of effectieve weerstand dan ook te kunnen organiseren. De huidige ‘crisis’ moet dus in de eerste plaats worden gezien als een crisis in de legitimatie van de macht, gekoppeld aan een vrijwel onbegrensde vrijheid van deze macht om ‘migranten’/’vluchtelingen’ te classificeren, benoemen en verspreiden.
Vleesgeworden crisis
Het gebruik van de termen ‘migrantencrisis’ en ‘vluchtelingencrisis’ heeft verder als effect dat deze ‘crisis’ tot iets persoonlijks gemaakt wordt en gelokaliseerd wordt in het lichaam van de ‘migrant’/’vluchteling’, op het moment dat van hem of haar een beeld gevormd wordt. Het is alsof hij de drager is van een ziekte die ‘crisis’ heet en deze ‘crisis’ dus ook kan verspreiden waar hij ook maar naartoe gaat.
De belangrijkste boodschap daarbij is dat dit personagevan de migrant/vluchteling Europa met een ongeneeslijke en besmettelijke aandoening bedreigt. En of deze vleesgeworden ‘crisis’ nu opduikt in de Middellandse of Egeïsche Zee, of aan de prikkeldraadversperringen in het binnenland – van Calais en Ceuta tot de kleine grensplaatsen van Hongarije en Bulgarije – het is puur de fysieke aanwezigheid van de geïllegaliseerde migrant of vluchteling en zijn alle grenzen te buiten gaande mobiliteit die met zijn of haar ‘crisis’ het symbolische membraan van Europa als ‘indringer’ bedreigt.
Deze belichaamde ‘crisis’ wordt soms letterlijk tot een doodsmotief door de proliferatie van beelden van in zee drijvende of aangespoelde dode lichamen. Of beelden van anderen die worden opgejaagd, verwond, met uitputting bedreigd, bedekt met stof en modder, of getoond als over hekken of door ramen van treinen klimmende wanhopige menigten – als kakkerlakken, niet zelden beschreven als allesbedreigende ‘invasie’ of catastrofale ‘vloedgolf’, of zelfs als regelrechte ‘plaag’ of ‘zwerm’. Waar ze ook gaan, ze brengen ‘de crisis’ met zich mee.
Deze spektakels knippen de navelstreng door waarmee Europa verbonden is met de verschillende regio’s waar de geïllegaliseerde migranten en vluchtelingen vandaan komen. Daarmee wordt systematisch verhuld dat Europa juist een (post)koloniaal belang heeft bij de natuurlijke hulpbronnen en het menselijk kapitaal van deze meestal voormalige koloniën. In dat licht gezien is migratie dus een hinderlijke manifestatie van het postkoloniale Europeseerfgoed.
De termen ‘migrantencrisis‘ en ‘vluchtelingencrisis’ lijken daarom ten doel te hebben ons ertoe aan te zetten ons een ‘crisis’ voor te stellen belichaamd in de mensen die, als gevolg van hun geïllegaliseerde mobiliteit, nu de raciale gedaante van ‘migrant’ hebben aangenomen. In deze context verschaft de leus die de strijd van migranten begeleidt – ‘Wij zijn hier, omdat jullie daar waren!’ – nog steeds een prima inzicht in de aard van het tot ‘crisis’ bestempelde fenomeen. Deze leus nodigt ons uit – nee, stelt aan ons de eis, de rol van Europa in de productie van de ‘crisis’ te onderkennen.
Tegelijk is het van groot belang om te benadrukken dat de huidige ‘crisis’ rondom de grensbewaking en het management van migratie in de allereerste plaats voortkomt uit wat wij ‘de autonomie’ van de menselijke mobiliteit noemen, de fundamentele bewegingsvrijheid van mensen die altijd verschillende vormen kan aannemen en niet volledig stuurbaar is. Mobiliteit is een direct gevolg van het scala aan gecompliceerde redenen waarom mensen ‘ongeoorloofd’ staatsgrenzen over trekken en soms onderweg stranden voordat zij hun bestemming hebben bereikt.
De centrale vraag die de proliferatie van de vele, schijnbaar inwisselbare vertogen over de ‘migrantencrisis’ of ‘vluchtelingencrisis’ oproept, is daarom eigenlijk: wiens ‘crisis’ is dit eigenlijk? Uiteindelijk lijkt het er een te zijn van de (postkoloniale) zeggenschap van staten over de transnationale mobiliteit van als ‘illegaal’ gediskwalificeerde mensen. De redenen hiervoor sluiten naadloos aan bij de mondiale klasse-, etnische en nationale ongelijkheden. Zo wordt helder in hoeverre deze ‘crisis’ in werkelijkheid niet meer dan een momentane bestuurlijke impasse is, die gebruikt wordt en strategisch ingezet om de tactieken en technieken van grenscontrole opnieuw te bepalen.
De ‘crisis’ moet daarom worden aangegrepen als een mogelijkheid om ons te herbezinnen op de strijd aan en om onze grenzen, zodat we de fundamentele bewegingsvrijheid van mensen kunnen verdedigen en vergroten. Het is vooral belangrijk om de aandacht te vestigen op de nieuwe ‘transitieruimtes’ waar migranten en vluchtelingen zelf gestalte aan geven, en daarmee ook aan de manieren waarop deze ‘ongeoorloofde’ menselijke mobiliteit de sociale en politieke geografie van Europa heeft omgegooid.
Daarnaast moeten we oog krijgen voor de ingewikkelde (niet in kaart gebrachte en vaak ook niet in kaart te brengen) migratie- en vluchtroutes binnen de Europese ruimte, die zich zelden houden aan de cartografische representaties van de ‘crisis’ zoals Frontex en het IOM ze voorstellen. Zo bezien biedt de ‘crisis’ van het Europese grensbeleid, voortgekomen uit de menselijke bewegingsvrijheid die op allerlei manieren in gang gezet kan worden en niet te controleren is, niet alleen een moment vol van nog onopgeloste conflicten, maar ook vol van een onvoorstelbare potentie.