Home Michael Walzer: ‘Een rechtvaardige oorlog bestaat, ook al denken pacifisten daar misschien anders over’

Michael Walzer: ‘Een rechtvaardige oorlog bestaat, ook al denken pacifisten daar misschien anders over’

Door Ralf Bodelier op 19 september 2006

08-2006 Filosofie magazine Lees het magazine

'Links is domweg tegen oorlog, en laat de bestrijding van het terrorisme over aan Bush. Dat is een grote fout.' Een interview met Michael Walzer, het linkse geweten van de Verenigde Staten.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

 
Soms is Michael Walzer boos. Bijvoorbeeld wanneer hij zich afvraagt of er nog wel zoiets als een ‘sympathiek, beschaafd, ja, fatsoenlijk links bestaat’. Maar dan is de éminence grise van links Amerika de wanhoop nabij.
Daar in het Witte Huis, zegt Walzer, zit een regering, zo gevaarlijk, zo ideologisch bevangen en zo imperialistisch dat hij haar het liefst vandaag nog met pensioen zou sturen. En hier, aan de universiteiten en in de media, gaapt een linkse stompzinnigheid die zo leeg, zo vooringenomen, zó ongeïnteresseerd is in wat zich werkelijk afspeelt, dat het wel pathologisch lijkt.

‘Spraakmakende linkse Amerikanen zijn vooral tegen. Tegen de regering Bush, tegen de Amerikaanse supermacht, tegen Israël en tegen de oorlogen in Afghanistan, Irak en Libanon. Maar ze hebben geen idee hoe we dan wel moeten reageren op de terroristische aanvallen van Elf September, de snelle opkomst van Hezbollah en Hamas in het Midden-Oosten of de burgeroorlog in Irak. Links is vandaag het product van wat Philip Roth ooit omschreef als “de combinatie van verbittering en niet-denken”.’
 
Aldus Michael Walzer (71), op een nazomerse maandagochtend in zijn huis in Princeton, New Jersey. In de Verenigde Staten is Walzer een van de meest bekende politiek filosofen. In Nederland is hij, ondanks zijn 27 boeken en talloze essays, vrijwel onbekend.

En dat is jammer, want Walzers analyses zouden ook bij ons niet misstaan. Gelukkig krijgen we nú een kans. Want een van zijn belangrijkste boeken, Just and Unjust Wars verschijnt deze maand als Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen.

‘Ja, ook al denken pacifisten daar misschien anders over, een rechtvaardige oorlog bestaat’, zegt Walzer. ‘Feitelijk draagt ieder mens het idee van een “rechtvaardige” en een “onrechtvaardige” oorlog met zich mee. Dat idee verwerf je in het alledaagse leven. Stel je voor dat je op straat wordt aangevallen. Wanneer je je dan verdedigt, dan is dat een miniversie van een “rechtvaardige” oorlog. Wanneer iemand je op zo’n moment te hulp schiet, vecht ook hij mee in een rechtvaardige oorlog.’

‘In het groot geldt eigenlijk hetzelfde. De verdediging van de Ethiopiërs tegen de troepen van Mussolini in 1936 was een rechtvaardige oorlog. En de geallieerde hulp die Europa kreeg in 1944 was dat ook. Vandaag zijn veel humanitaire interventies gerechtvaardigd. Zoals in 1978, toen Vietnam een einde maakte aan de Killing Fields in het Cambodja van Pol Pot. Vandaag zou regime change in Sudan een rechtvaardige oorlog zijn, omdat de overheid in Darfur haar eigen bevolking uit laat moorden.’

‘De aanval van de Verenigde Staten op Afghanistan ná Elf September was eveneens gerechtvaardigd. Uiteraard kun je niet elk land aanvallen waar terroristen zitten, maar de relatie tussen Afghanistan en Al Qaida was wel heel speciaal. Het Talibaan-regime gaf Bin Laden territorium, wapens en alle faciliteiten die het nodig had om de VS aan te vallen.’

‘Daarom was de Amerikaanse aanval een kwestie van zelfverdediging. Al voerden we die oorlog overigens niet goed uit. We lieten teveel over aan anderen, zetten zelf te weinig mensen in en investeerden maar amper in de wederopbouw.’

‘Irak was een ander verhaal. In maart 2003 was geen massamoord gaande. Irak bezette op dat moment geen ander land dat geholpen moest worden. Bovendien was het land al verzwakt door de boycot en de no fly zones in het noorden en zuiden. En er waren nog meer opties om Saddam Husseins regime verder te verzwakken. Daarom was ik tegen de invasie in Irak, ook omdat elke oorlog enorme risico’s en grote ellende met zich meebrengt.’

‘Dat is weer anders in de oorlog tussen Israël en Hezbollah. Toen Israël zich in 2000 uit Libanon terugtrok, liet het een gedemilitariseerde zone achter. De VN-macht Unifil moest erop toezien dat die zone ook gedemilitariseerd zou blijven. Maar Unifil deed helemaal niets. Ze keek toe hoe Hezbollah duizenden raketten installeerde, fortificaties bouwde en Israël begon te bestoken. De VN-macht heeft Hezbollah nooit tegengewerkt, nooit alarm geslagen en nooit de Veiligheidsraad gewaarschuwd. Omdat het aantal en de kwaliteit van de Hezbollahraketten snel toenam, was Israël volgens mij gerechtvaardigd om zich te verdedigen.’
‘Daarentegen kan terrorisme nooit gerechtvaardigd worden. Terroristen willen een politiek doel bereiken door het moreel van een volk of beweging breken. Dat doen ze door volstrekt willekeurig onschuldige mensen te vermoorden. Dit willekeurige moorden is bedoeld om een aan wanhoop grenzende angst te wekken. Iedereen moet ervan doordrongen worden dat de dood ook hem of haar kan treffen. Daarom is terrorisme de totalitaire variant van oorlog en politiek. Aan de angst die terroristen zaaien is geen ontsnappen mogelijk. Het is een van de centrale ideeën achter de rechtvaardige oorlog, dat onschuldige burgers ontzien moeten worden. Terroristen richten zich echter nét op die onschuldige burgers.’
 

Vakbonden

Michael Walzer wordt in 1935 geboren in een arme buurt in New York. Zijn ouders zijn joodse migranten uit Oost-Europa. Halverwege de jaren ‘40 verhuist het gezin naar een ‘staalstadje’ in Pensyllvania. Temidden van de hoogovens en gieterijen raakt de kleine Michael geïnteresseerd in het activisme van de vakbonden. Tien jaar later studeert hij aan de Brandeis-Universiteit die op dat moment fungeert als een vluchthaven voor linkse intellectuelen, opgejaagd door de communistenvreter Joseph McCarthy. Eind jaren ’50 stoot Walzer op de strenge apartheid in het zuiden van de VS en wordt hij actief in de burgerrechtenbeweging. In 1961 promoveert hij en in ‘65 verschijnt zijn eerste boek: over de wortels van de radicale politiek. Eind jaren ’60 voert hij stevig actie tegen de oorlog in Vietnam.


Als hoogleraar politieke filosofie neemt hij zijn linkse opvattingen moeiteloos mee naar de universiteit. Eerst naar Princeton, dan naar Harvard. Het is de tijd van wereldverbeterende idealen en Walzer voelt zich als een vis in het water. Vandaag is dat totaal anders. Walzer voelt zich nog steeds de linkse denker van weleer. Maar de intellectuele omgeving die hem in de tweede helft van de vorige eeuw omgaf, is verdwenen.
‘Wat links vandaag kenmerkt, is domheid, gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel en overtrokken moralisme. Veel linkse denkers zitten nog steeds in een marxistisch stramien. Ze willen alles verklaren in economische termen. Daarom weigeren ze bijvoorbeeld in te zien hoe machtig het religieuze denken is geworden. Ze menen nog steeds dat het terrorisme wortelt in de groeiende kloof tussen arm en rijk, ook al roepen de vertegenwoordigers van die terroristische bewegingen nog zo hard dat ze niets anders willen dan de wereldwijde verspreiding van Gods woord.’

‘In hun ideologische obsessie menen veel linksen dat ze alles al weten. Elke groepering die de supermacht Amerika aanvalt, moet dat wel doen omdat Amerika hen uitbuit. En de agenda van de Arabische terroristen moet daarom wel dezelfde zijn als die van linkse Amerikanen. Dat ze zo denken, ik kan het niet anders verklaren, komt omdat ze zich domweg niet voor kunnen stellen dat iemand oorlog wil voeren omdat zijn tegenstanders ongelovigen zijn.’

Walzer steekt ook het gebrek aan linkse reflectie over het verschijnsel oorlog. Want oorlogen zijn er altijd geweest en zullen er voorlopig ook nog wel blijven. Soms moet je oorlog voeren. En wanneer je daartoe besluit, dan kun je dat op talloze manieren doen. Daarover moet je lezen, studeren, nadenken en debatteren. Er ligt studiemateriaal genoeg: van de gesprekken die Caesar voerde over de Gallische oorlog tot de overwegingen van premier Blair om zijn troepen een einde te laten maken aan de burgeroorlog in Sierra Leone.
 
‘Veel linksen in Amerika zijn blindelings tégen oorlog. Ze willen er niets van weten. En dat, terwijl het verschijnsel oorlog zo ingrijpend van karakter verandert. Grote legers staan nog maar amper tegenover elkaar, zoals tot de jaren ’90. Nu hebben we veel meer te maken met warlords, burgeroorlogen en religieus terrorisme. Hoe daarmee om te gaan, vereist veel denkwerk. Wellicht hoort de bestrijding van terrorisme meer thuis bij politiediensten dan bij het leger. En politiewerk vereist een andere ethiek dan het militaire apparaat.’
Door haar ziekelijke weigering om eerst te begrijpen en dan pas de oordelen, laat links het bestrijden van terrorisme nu over aan de regering Bush. Maar volgens Walzer is dat is bij haar niet in goede handen. ‘Figuren als vice-president Cheney en defensieminister Rumsfeld zijn keiharde, imperialistische bureaucraten. Hen gaat het écht om de olie en het veilig stellen van Amerikaanse belangen.’

President Bush is volgens Walzer een ander verhaal. ‘Hij zit meer op de lijn van Paul Wolfowitz, de neoconservatieve architect van de Irak-oorlog en huidige president van de Wereldbank. Net als Wolfowitz is Bush vooral uit op politieke hervormingen in het Midden-Oosten. Beiden willen in de Arabische wereld de vrijheid doordrukken. Irak zal en moet de eerste democratische staat worden. Want vergeet niet dat de neoconservatieven van oorsprong sociaal-democraten waren die zich enerzijds sterk maakten voor sociale voorzieningen en zich anderzijds keihard tegen het communisme keerden. Hoewel zij naar rechts overstapten, zit dat activisme er nog steeds in, al is hun ideologisch enthousiasme volstrekt niet Amerikaans.’
 
Overigens staat Bush in zijn ideologische gedrevenheid niet alleen, zoals als Cheney en Rumsfeld dat in hun boosaardig imperialisme ook niet staan. ‘Hun linkse tegenstanders’, zegt Walzer, ‘doen er alles aan om hen voorbij te streven.’ Zo gaven 15 prominente linkse intellectuelen, aangevoerd door de filosoof  Noam Chomsky, eind juli hun mening over de oorlog tussen Israël en Hezbollah. In een half A4-tje zetten onder meer John Berger, Eduardo Galeano, Naomi Klein, Harold Pinter, Arundhati Roy, Jose Saramago en Gore Vidal uiteen waarom Israël aan de foute, en Hezbollah aan de goede kant stond.

De oorlog, zo schreven de vijftien, was volstrekt disproportioneel. Hezbollah vuurde met doe-het-zelf-raketten op Israël, terwijl Israël met hightech raketten schoot. Bovendien werden die Israëlische raketten welbewust afgeschoten op de woonwijken van de allerarmsten. Al ging het Israël feitelijk helemaal niet om Hezbollah. De hele actie had een ander doel: het afleiden van de aandacht. Het werkelijke doel van Israël is dan ook ‘niet minder dan de liquidatie van de Palestijnse natie’.

Walzer zucht diep. ‘Waar moeten we beginnen? Alles wat zij beweren is volstrekte onzin. Goed. Veel van de raketten die Hezbollah afvuurde waren inderdaad primitief en richtten daarom relatief weinig schade aan. Maar de Iraanse raketten die Hezbollah afvuurt, zijn net zo hightech als de Israëlische.’

‘Het klopt ook dat Israëlische raketten in de woonwijken van de armsten neerkwamen, maar alleen omdat Hezbollah welbewust haar commandocentra en lanceerinstallaties onder flatgebouwen, scholen en markten vestigt. Het is Hezbollah die daarmee de burgerbevolking gevaar brengt. Zij draagt de verantwoordelijkheid, niet Israël. Natuurlijk moet het Israëlische leger eerst nauwkeurig onderzoeken of en hoeveel mensen zich in een gebouw bevinden waaronder zich een Hezbollah-basis bevindt. Soms deden ze dat ook, soms deden ze het niet, soms telden ze verkeerd. Maar de verantwoordelijkheid ligt aan de andere kant.’

‘En dan die liquidatie van de Palestijnse natie. Wat een flauwekul. Vorig jaar trok Israël zich volledig uit Gaza terug. Bij de verkiezingen in maart stemde de bevolking doelbewust voor de Kadima-partij van Olmert, omdát deze zich uit de rest van de bezette gebieden terug wilde trekken. Het doel van dit vertrek was het mogelijk maken van een Palestijnse staat en niet de liquidatie daarvan.’

De vraag is waaróm de vijftien van Chomsky zo ijskoud liegen. Walzer weet het niet. ‘Bij de kritiek waarmee links de huidige Amerikaanse politiek beoordeelt, kan ik me nog iets voorstellen. Maar waar die specifieke vijandigheid richting Israël vandaan komt, is me een raadsel. Antisemitisme is op een of andere manier te simpel. Het denken van deze intellectuelen is te ondoorgrondelijk, hoe walgelijk het ook is. Ik heb het met linkse kennissen vaak over Israël. Ze zouden nooit naar Israël gaan, maar reizen wel naar China. Een dictatuur die jaarlijks duizenden mensen ter dood laat brengen, alle mensenrechten met voeten treedt en sinds 1949 een ander land, Tibet, bezet houdt. Ik snap het niet. Het linkse anti-Amerikanisme krijg ik nog onder de pet. De linkse haat jegens Israël ligt voorbij mijn verbeelding.’

Ralf Bodelier
 
Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen. Een ethische beschouwing met historische illustraties, door Michael Walzer, vert. Henk Schreuder, uitg. Atlas, Amsterdam 2006, 511 blz., € 34,90
 
Michael Walzer (New York, 1935) is als politiek filosoof vooral bekend om zijn onderzoek van het begrip ‘rechtvaardige oorlog’. Walzer haalde zijn Bachelor geschiedenis summa cum laude en studeerde daarna politieke theorie aan Cambridge en Harvard. Hij gaf zowel les aan Princeton als aan Harvard en werkt tegenwoordig als professor aan het instituut voor Advanced Study in Princeton, New Jersey. Hij schreef onder andere: Spheres of Justice (1983), Exodus and Revolution (1985), On Toleration (1997). Zijn belangrijkste werk is Just and Unjust Wars (1977), ook verkrijgbaar in het Nederlands: Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen, Een ethische beschouwing met historische illustraties (uitg. Atlas).