Home Mateloos de maat

Mateloos de maat

Door Rob Hartmans op 23 maart 2020

Mateloos de maat
Cover van 04-2020
04-2020 Filosofie magazine Lees het magazine

Andreas Kinneging meent dat we ten onder gaan aan mateloosheid. Wie er anders over denkt is volgens hem dom, oppervlakkig en niet-wetenschappelijk.

Wat is de overeenkomst tussen CEO’s die bonus op bonus stapelen, dictators die volledige controle over hun onderdanen willen, partybeesten die zich volproppen met pillen, seksverslaafden die na elk orgasme verlangen naar het volgende, consumenten die zich in de schulden steken om luxueuze voorwerpen te kopen, toeristen die het ene na het andere exotische oord bezoeken, mensen die er alles voor overhebben om beroemd te worden, en politici die alle aspecten van het leven (en zelfs de dood) willen reguleren? Antwoord: ze zijn nooit tevreden, ze zullen altijd meer willen en beseffen niet dat ze nooit het punt zullen bereiken waarop ze werkelijk voldaan zijn.

Kort gezegd: deze mensen kennen geen maat. Ze missen een bodem, een fundament waarop ze hun bestaan vorm en betekenis kunnen geven. Zij zijn the hollow men over wie T.S. Eliot dichtte, en die wezenloos en zielloos toewerken naar het einde van de wereld, dat zal komen ‘not with a bang but a whimper’. Volgens Andreas Kinneging bestaat nagenoeg de hele mensheid uit dergelijke holle wezens, die daar eigenlijk niet eens zo heel veel aan kunnen doen, aangezien het kinderen zijn van de Verlichting en de Romantiek. Wie denkt dat die twee stromingen diametraal tegenover elkaar staan, is volgens Kinneging een ignoramus, want beide streven naar vrijheid en gelijkheid.
 

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

De Verlichting en Romantiek vullen die anders in, maar beide hebben gebroken met de ‘grote Europese Traditie’ (Kinneging is dol op hoofdletters). Die omvat het denken van Plato en het christendom, waarin niet vrijheid en gelijkheid centraal staan, maar gemeenschap en hiërarchie. En anders dan in het moderne denken is de materie hier ondergeschikt aan de geest. In de zeventiende eeuw ging het mis, toen René Descartes en vooral Thomas Hobbes de bijl zetten in dit tot dan toe solide fundament van de westerse beschaving. Het zou nog tot de tweede helft van de achttiende eeuw duren voordat dit verlichtingsdenken grote aanhang kreeg. Uiteindelijk heeft het tot de jaren zestig van de vorige eeuw geduurd voordat het traditionele denken nagenoeg helemaal was verdwenen.

In grote lijnen is er niet zoveel mis met dit verhaal, en Kinnegings aanklacht tegen het mateloos najagen van bezit, roes en genot vind ik zonder meer sympathiek, maar toch heb ik in een aantal opzichten grote moeite met dit boek. Om te beginnen is het verhaal over de teloorgang van het traditionele denken en gevolgen van het mateloze en grenzeloze denken van de Verlichting al eerder en vooral subtieler verteld, bijvoorbeeld door David Wooton in Power, Pleasure and Profit (2018). In dat boek ontbreekt de pedante toon die zo kenmerkend is voor Kinneging. Auteurs die voor een andere benadering kiezen of tot een andere conclusie komen dan hij, zijn zonder uitzondering dom, oppervlakkig en niet-wetenschappelijk.

Kinneging kent als enige de betekenis van het Ware, het Goede en het Schone

Kinneging weet namelijk hoe het zit, en stelt bijvoorbeeld zonder blikken of blozen dat je verreweg de meeste literatuur over de Verlichting en Romantiek niet hoeft te lezen. Dat leidt alleen maar af, want je moet de oorspronkelijke teksten zelf lezen. En dan natuurlijk het liefst de grote werken uit de Europese Traditie. Nu weet hij ongetwijfeld veel meer van Plato en Augustinus dan ik, dus daar kan ik hem niet controleren. Maar zijn schets van de historiografie van de Verlichting is een volstrekte karikatuur, en het is potsierlijk om daarover te oordelen zonder bijvoorbeeld te verwijzen naar het werk van Margaret Jacob, Dan Edelstein of Vincenzo Ferrone.

En als hij het over de grote boosdoener Hobbes heeft, is het toch wel merkwaardig dat hij slechts één van diens boeken heeft gelezen en denkt het zonder de studies van grote Hobbes-kenners als Quentin Skinner en Noel Malcolm te kunnen stellen. En wat ook opvalt, is dat hij wel veel over de Verlichting schrijft, maar geen enkel serieus boek over de Wetenschappelijke Revolutie heeft geraadpleegd.

Dat Kinneging vindt dat democratie overgewaardeerd is, de man kostwinner behoort te zijn, moderne kunst per definitie weerzinwekkend is, en klimaatsceptici monddood worden gemaakt door totalitaire romantici, is natuurlijk prima. Maar dat hij het Ware, het Goede en het Schone voorstelt als onaantastbare relieken in een tempel waarvan hij zo’n beetje als enige de sleutel bezit, begint na een tijdje toch wel te irriteren.


De onzichtbare Maat. Archeologie van goed en kwaad
Andreas Kinneging | Prometheus | 639 blz. | € 27,50