Home Martin Šimek: ‘Of ik de baas over mezelf ben? Natuurlijk niet’

Martin Šimek: ‘Of ik de baas over mezelf ben? Natuurlijk niet’

Door Martin Šimek op 22 maart 2010

Cover van 03-2010
03-2010 Filosofie Magazine Lees het magazine

De van oorsprong Tsjechische interviewer, schrijver en tenniscoach Martin Šimek groeide op in een dictatuur. Wat heeft het leven in onvrijheid hem geleerd over vrijheid? Op verzoek van Filosofie Magazine interviewt Šimek zichzelf. Over jezelf de baas zijn, over clichés en over zijn vader, een filosoof, die tijdens het communistische regime de vrijheid zocht in zichzelf.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

‘Nog vandaag, nu hij al bijna dertig jaar dood is, leef ik ook een beetje voor hem. En ik zal de vrijheid vinden, desnoods in mezelf. Net zoals mijn vader, hoop ik.’

Ja. Uit de proloog van mijn boek De vuurvliegjes achterna.

Hoe doet u dat: de vrijheid zoeken en tegelijkertijd een beetje voor een ander leven?
‘Het valt niet mee. Het liefst zou ik me ervan af willen maken met: “Ach, het is maar een boek”, maar dat zou laf zijn. En mijn vader, de vrijheid en ook mezelf onwaardig.’

Waarom noemt u vrijheid en uw vader in één adem?
‘Omdat toen ik nog geen benul had van vrijheid noch van mezelf, toen ik nog kind was, kortom, mijn vader al een voorbeeld was van bewustzijn en bewust leven. En dat bewustzijn vrijheid is, is eigenlijk pas sinds m’n veertigste goed tot me doorgedrongen.’
‘Ik heb in mijn kinderjaren onder tamelijk dramatische omstandigheden geleerd dat vrijheid iets met keuze te maken had.’
‘De vrijheid van ons type mens – wij waren volgens de communisten “de vijanden van het volk” – was bijvoorbeeld wel of niet collaboreren met het regime. Of anderen verklikken of op een houtje bijten en altijd gevaar lopen. Tot mijn negentiende hadden mijn keuzes eigenlijk altijd alleen met overleven te maken. De optie om te vluchten uit mijn bezette vaderland was de eerste aantrekkelijke keuze die ik kreeg. Terwijl het gebrek aan keuzes bij ons het drama was, bleek de lawine aan keuzes in het Westen ook niet automatisch tot geluk te leiden. De veelheid aan keuzemogelijkheden typeert een vrije maatschappij, maar een vrij mens is iemand die bewuste keuzes kan maken.’

Nog even terug naar uw vader, een dichter en filosoof: in welk opzicht onderscheidde hij zich van de anderen, in uw kinderogen?
‘Het was de rust die mijn vader uitstraalde als het werkelijk ergens om ging. Gewoonlijk maakte hij een afwezige, melancholieke indruk. Misschien zelfs een tikkeltje ongelukkig. Maar als hij moest handelen om zijn familie te verdedigen tegen de pesterijen van het regime, werd me in één keer duidelijk waarvoor mijn vader leefde: voor ons, zijn drie kinderen, en onze moeder, zijn vrouw. Zodra hij daar niet voor honderd procent mee bezig hoefde te zijn, trok er een nevel van weemoed over hem heen. Alsof hij iets miste. Dat iets, heb ik later begrepen, was de maatschappelijke vrijheid en de kans om zijn talenten te ontwikkelen, bijvoorbeeld zijn grote schrijftalent. Het was de weemoed van een oorspronkelijke denker die zich met pietluttigheden moest bezighouden en zijn dagen als arbeider in de cementfabriek moest slijten. Het is verdrietig als een talent door omstandigheden en geheel buiten zijn schuld niet tot bloei kan komen.’

U hebt door uw vlucht naar het Westen de kans gekregen om de baas over uw leven te worden. Is het u gelukt?
‘Baas over je eigen leven. Eigen baas. Het klinkt stoer, maar met slogans zijn we er nog niet. Ook dat weet iedereen die in het communistische paradijs heeft geleefd. Laat ik het met behulp van tennis uitleggen: iedereen die met een racket en een blik ballen de baan op stapt, mag daar voor de tijd die hij betaald heeft doen wat in hem opkomt, binnen bepaalde grenzen natuurlijk. Hij mag niet met een schop de baan omspitten of gaten in het net knippen. Is hij dan vrij? Is hij dan de baas over dat uurtje tennisleven?’

Nou, niet helemaal. Dat hangt van zijn conditie af. Maar binnen zijn mogelijkheden is hij vrij, toch?
‘Hij kan om zich heen zwaaien en meppen wat hij wil, zeker. Maar is het tennis? De ervaring leert dat wie niet kan tennissen nauwelijks geniet van zijn vrijheid op de tennisbaan. Hij gaat zich al snel stierlijk vervelen. En wat op de tennisbaan geldt, geldt ook voor het leven. Er zomaar op los leven heeft met baas over je eigen leven zijn niets te maken. Ieder leven van waarde begint met een leerproces. Een leerproces waarin je de tenniskunst of de levenskunst ontdekt, om de parallel door te trekken. Het woord “kunst” staat voor authenticiteit, voor het oorspronkelijke, voor poëzie. En wie lukt het zo te leven, zo te tennissen? Wie lukt het tijdens het leerproces niet voor het gemak en de verleidingen van hapklare oplossingen en antwoorden te bezwijken die je steeds onderweg worden aangeboden of zelfs door de strot geduwd? Wie ontwikkelt werkelijk een eigen stijl? Wie wordt zelf een vertegenwoordiger van het hogere op aarde in plaats van erover te delibereren? Wie beweegt noch slap, noch gespannen, maar soepel en veerkrachtig?’

Dus om op mijn vraag terug te komen…
‘Of ik de baas over mezelf ben? Natuurlijk niet. Het kan beter. Regelmatig betrap ik mezelf op vooroordelen die ik, de vermeende baas over mezelf, niet door ervaring heb verworven, maar die fossielen zijn van mijn opvoeding, mijn conditionering. Mocht ik er ooit nog komen als mens, dan zal de baas in mij verdwijnen. Nu ben ik nog een van de vele redelijke tennissers die allemaal weten hoe het moet, maar het lukt ze toch niet zoals ze het zouden willen.’

Begrijpelijk – oefening baart kunst.
‘In het begin zeker, maar bij de allerlaatste stap, de allermoeilijkste, gaat het er juist om dat de betweter in jezelf verdwijnt. De betweter, bijvoorbeeld, die op de tennisbaan altijd hardop tegen zichzelf loopt te praten tijdens de wedstrijd: “Neeeee, je wéét het toch! Door je knieën! De bal vóór je nemen!” Alsof die ander, die de wedstrijd speelt, een kind is dat bestraffend moet worden toegesproken.’
‘Pas als je niet gespleten bent en één wordt, zelfs met de baan, met de bal, komt er een moment dat iedere toptennisser kent: jij bent het niet meer die tennist. Op die momenten speel je niet gebrekkig, heb je niet “een sterke backhand en een mindere forehand”; op je spel kunnen geen analyses meer worden losgelaten. Je bent onfeilbaar, je zit in een flow en je wordt deel van iets veel groters. En doordat je als het ware verdwijnt, groei je. Door je er niet mee te bemoeien wordt iets geboren in plaats van gemaakt. Dan behaal je pas de grootste overwinningen, juist op het moment dat je het daar eigenlijk niet om doet. Je tennist op die momenten voor je gevoel niet eens, laat staan dat je bezig bent met winnen. Je wordt door het moment geleefd als een dronkaard door de alcohol. Maar terwijl de dronkaard vlucht in een chemische staat van onbewustheid, ontstijg jij het denken en zijn voortdurende bemoeienis in de poging de baas over jezelf te spelen.’
‘Juist op zo’n moment dat je voor je gevoel niets doet, of in ieder geval niets bijzonders, heb je eindelijk je potentieel gerealiseerd. Het zat er altijd al in, alleen je kwam er maar niet bij. Nu ben je, nu ben je pas echt: creatief en onvoorspelbaar.’

Bent u nooit bang dat wat u probeert te zeggen wartaal lijkt?
‘Dat gevaar zit er zonder meer in. Sterker nog: het is zeer waarschijnlijk. Daarom keer ik altijd terug naar mijn basis – tennis. Dat is voor mij als weer met beide benen op de grond komen. Als je jouw slag wilt ontwikkelen, je handtekening op de baan wilt vinden, moet je op het laatst al je zorgvuldig ingebouwde controle laten varen. Op dat moment krijg je een enorm reservoir aan energie terug, dat je tot dan toe aan controle en angst kwijt was. De ballen gaan harder, maar wel vaak het hek of het net in. Dat is het moment waarop vele potentiële kampioenen terugschrikken en liever brave, gewaardeerde tennissers blijven. Getuigen van ervaringen die je niet met Jan en alleman kunt delen is altijd link. Temeer daar een unieke ervaring algauw banaal wordt zodra je hem in een harnas van woorden probeert te gieten. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk. Maar de bladzijden van Filosofie Magazine wit laten zou ook tot misverstanden leiden, al is wit waarschijnlijk de beste vertaling van de stilte die een Federer vanbinnen voelt tijdens een spectaculaire, haast bovenmenselijke slagwisseling. Zijn slagen zijn vernietigend, maar hij vereenzelvigt zich er niet mee. Hij is alleen in die split second agressief waarin het noodzakelijk is, maar hij blijft er niet in steken. Hij is de stabiele as van het wiel waar alles om draait, maar hij blijft nederig.’

Waaraan ziet u dat?
‘Omdat als het niet gaat, hij wacht. Hij zoekt, maar niet panisch. Hij eist niets van zichzelf, alleen geduld, dat zijn tweede ik is geworden. Hij vindt niet: “Ik ben Federer, dus het moet potdomme goed gaan.” Hij wacht tot de baas die in ons hoofd zit hem weer met rust laat, maar hij wordt niet boos op zichzelf. Hij beseft dat hij een uitverkorene is, maar alleen als hij toelaat dat het hem overkomt. Sporters, dichters, schilders, musici – kunstenaars dus, – kennen dat proces. Of het ook in het dagelijks leven realiseerbaar is weet ik niet. Maar ik blijf wachten.’

Kortom, als bewustzijn vrijheid betekent, moet u op de vraag of u al vrij bent voorlopig nog antwoorden: ‘Nog een paar nachtjes slapen.’
‘Helemaal juist. Voorlopig ben ik in ieder geval al zover dat ik weet dat ik mezelf in de weg zit, en niet de schuld geef aan omstandigheden of anderen die mij van mijn vrijheid af zouden houden. Onder de dictatuur ben je snel geneigd te denken dat vrijheid iets buiten jezelf is. Een objectieve omstandigheid, zoals regen of zon. En natuurlijk, maatschappelijke vrijheid is niet onbelangrijk, maar daarnaast zit er een kiem van vrijheid in je, die je moet cultiveren, onder welke omstandigheden, in welk tijdperk en in welk land je ook leeft. Trouwens, wortels ontwikkelen zich in het donker, en wat dat betreft heeft het verlangen naar vrijheid onder het communisme echt wortel in me geschoten. Maar verlangen naar vrijheid ís nog geen vrijheid. Na mijn aanvankelijke verbazing dat er zelfs in het democratische Westen weinig vrije mensen rondlopen, kon ik niet anders dan concluderen dat je de vrijheid vooral op jezelf moet veroveren.’

Is het moeilijk over vrijheid te spreken zonder in clichés te vervallen?
‘Alles wat een mysterie is, kan nauwelijks besproken worden; dat geldt ook voor geluk en liefde. Maar het hoeft ook niet. Terwijl een harttransplantatie een objectieve wetenschappelijke aangelegenheid is waarbij een team van knappe koppen en gouden handen moet samenwerken, is de zoektocht naar liefde, vrijheid en geluk zuiver individueel. Gelukkig verbaasde dat me niet en ik vond het ook niet erg. Ik was niet anders gewend dan in mijn eentje te zoeken, van kinds af aan. Wat liefde is wist ik al jong, omdat ik op mijn achtste zwaar verliefd werd op tennis. En het bleek geen kalverliefde te zijn, maar eentje voor het leven.’

‘Wat vrijheid is, wist ik dankzij tennis ook al als jongetje. Vrijheid van de beweging dan. Bij de ene slag voelde ik het beter dan bij de andere, maar ik was nergens anders naar op zoek. Maanden, jaren heb ik gezocht: ik, het racket, de bal en de muur. Aan de muur lag het niet dat de slagwisseling telkens onderbroken werd. En ook de bal en het racket kon ik niet eeuwig de schuld geven. Of ik wilde of niet, ik moest de fout uiteindelijk bij mezelf zoeken. Zo kende ik al op mijn negende het traject dat je moet afleggen van totale onmacht naar beheersing. Toen wist ik eigenlijk al zonder het te beseffen dat vrijheid de macht over jezelf is.’
‘En dan bedoel ik niet zelfdiscipline. Zelfdiscipline is de eerste, onmisbare stap, maar het is nog altijd angst. Uiteindelijk gaat het erom telkens weer de voorwaarden weten te scheppen voor totale overgave aan wat je aan het doen bent. Net zo lang tot je erin oplost en er vanzelf gebeurt wat gedaan moet worden. Het overkomt je als het ware. Dat is heerlijk, een wonder. Op dat moment wordt een kunstje tot kunst… en het leven een feest, stel ik me voor.’

Als Martin Simek deze tekst naar ons toe stuurt, lees ik – Daan Roovers – met plezier zijn vergelijking van levenskunst met tenniskunst. Maar aangezien ik hier met een professionele coach te maken heb, heb ik toch nog een paar vragen, die ik hem per e-mail stel.

Daan Roovers: U bent zelf tenniscoach. Dat je de forehand, de service, de beheersing van het slagenrepertoire kunt leren, begrijp ik. Dat is een kwestie van goede richtlijnen en van veel oefenen. Maar hoe leer je iemand boven zichzelf uitstijgen? Kun je dat aanleren?
‘Als coach schep je voorwaarden, daag je uit, verleid je, moedig je aan, maar die laatste stap, die schijnbaar moeiteloze stap, daarin is de speler alleen. Je bent als coach niet meer dan een vroedvrouw die meerdere bevallingen heeft meegemaakt, maar het wordt altijd een ander kind.’

U noem Roger Federer, inderdaad een fantastische speler. Maar dat brengt mij op de vraag: hoe verhoudt de ‘overgave’ van Federer zich tot zijn talent? Helaas zijn we niet allemaal een Federer. Dat niveau is voor niemand – bijna niemand – bereikbaar. Geldt dat dan ook voor vrijheid, dat mensen er in meer of mindere mate talent voor hebben, en dat niet iedereen daarin het hoogste niveau van innerlijke vrijheid kan bereiken?
‘Wat we allemaal van Federer kunnen leren, is zijn harde werken, maar ook zijn durf om op het moment suprême de controle en de ambitie los te laten. Hij wint omdat de wedstrijd voor hem een spel wordt, terwijl de ander krampachtig in de wedstrijd blijft hangen. Federer is ons tot voorbeeld omdat hij zijn angst heeft overwonnen, en dat komt iedereen, wat hij ook doet, wie hij ook is, van pas. Wat jij bent, jouw vrijheid, zit in jou, en je niet met anderen vergelijken is de voorwaarde voor de verovering van de schat in jezelf.’

De vuurvliegjes achterna. Een vlucht naar de vrijheid, door Martin Simek, uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2009, 174 blz., € 16,90