Home Mariëtte Willemsen: ‘Emoties kunnen ook redelijk zijn’

Mariëtte Willemsen: ‘Emoties kunnen ook redelijk zijn’

Door Christopher Assendorp op 17 augustus 2010

07-2010 Filosofie magazine Lees het magazine

‘Vaak bestempelen we emoties als onredelijk omdat we erdoor meegesleept worden, of omdat ze ons verlammen, legt Marriëte Willemsen uit. ‘Filosofen hebben echter laten zien dat ook emoties redelijk kunnen zijn.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


‘Emoties zijn redelijker dan we denken’, vindt Mariëtte Willemsen, docent filosofie aan de Amsterdamse VU. Ze schreef Denkbewegingen, het boek dat de aankomende drie jaar examenstof is voor havo-scholieren die het vak filosofie volgen. ‘Vaak bestempelen we emoties als onredelijk omdat we erdoor meegesleept worden, of omdat ze ons verlammen; het gaat dan om gebeurtenissen waar onze gedachten geen invloed op hebben. Ook vinden we ze onredelijk omdat ze de kritische distantie laten verdwijnen die nodig is voor een redelijk oordeel. Filosofen hebben echter laten zien dat ook emoties redelijk kunnen zijn.’

In Denkbewegingen zijn belangrijke teksten over emoties opgenomen, vertelt Willemsen in het Amsterdamse art-decocafé Wildschut: onder meer van moderne denkers als Descartes, Spinoza en Nietzsche, maar ook van Aristoteles en Quintilianus. Hoewel er in de filosofie vanaf de Oudheid over emoties werd geschreven, is de aandacht ervoor volgens Willemsen nooit heel groot geweest. Daar is de afgelopen dertig jaar verandering in gekomen, vooral door het werk van Martha Nussbaum, dé filosoof op het gebied van emoties. Zij heeft opnieuw gewezen op de redelijkheid van emoties, zoals in de Griekse Oudheid de stoïcijnse filosofen al deden. In Denkbewegingen is een tekst terug te vinden van de stoïcijnse denker Seneca.
 

Boos

Willemsen: ‘Nussbaum verweert zich tegen de aloude opvatting dat emoties niet in de rede gegrond zijn. Emoties zijn niet zomaar gevoelens waardoor je wordt overweldigd, ze houden volgens haar een oordeel over een situatie in. Als ik bijvoorbeeld boos ben op iemand valt dat voor Nussbaum samen met het oordeel dat mij door die persoon onrecht is aangedaan.’

Willemsen geeft een voorbeeld: ‘Stel je voor dat iemand ’s avonds in het donker door de stad loopt. Hij weet dat in die buurt veel berovingen plaatsvinden. Opeens ziet hij dat drie mensen op hem af komen en hij wordt bang. Op dat moment heeft hij een oordeel over de situatie: die is bedreigend. Je kunt het ook in filosofischer termen zeggen: er is een duidelijk object van angst (het ogenschijnlijk ongure drietal) en uit de interpretatie van dat object volgt de overtuiging dat er nare dingen dreigen te gebeuren. Gezien de omgeving en het late uur is die overtuiging ook aannemelijk. Wanneer echter blijkt dat het bekenden zijn, of eenvoudigweg mensen zonder enig kwaad in de zin, zal de angst verdwijnen. Je hebt verkeerd geoordeeld. De redenen voor je angst waren onjuist.’

Volgens Willemsen is het belangrijk dat je terug kunt komen op een emotie, dat we ons er niet zomaar door laten leiden zonder na te denken of nog eens goed te kijken. ‘Je kunt altijd onderzoeken of emoties je de juiste richting op sturen. Dat je iets voelt is nooit het eind van de discussie want emoties zijn niet een kant-en-klaar gegeven. Emoties zijn in hun grond dan wel redelijk, maar het staat telkens te bezien of de redenen die we voor onze emoties hebben ook kloppen, of het goede redenen zijn. Wanneer we blind op ons gevoel af gaan komen we in een ongefundeerde emo-cultuur terecht.’

Wat vindt Willemsen zelf van de ideeën van Nussbaum over emoties? Ze kan zich op veel punten vinden in de positie van Nussbaum dat emoties een cognitieve beoordeling van een situatie zijn. Wel dingt ze iets af op het ‘cognitivisme’ van Nussbaum. ‘Zelf heb ik mijn positie in een artikel eens als voorzichtig cognitivisme omschreven (cautious cognitivism). Zeker, emoties zijn ook redelijk, maar Nussbaums cognitivisme gaat mij te ver: mijn kritiek op Nussbaum is dat ze, hoewel ze enerzijds een lans breekt voor de emoties, anderzijds die emoties wegvaagt als het om hun “sidder- en bibberaspecten” gaat. Zij ontdoet emoties van alle lichamelijkheid en reduceert ze tot oordelen. Neem nu eens iemand met vliegangst of een andere fobie. In een cognitivistische benadering zou de angst moeten verdwijnen als je kunt uitleggen dat die ongefundeerd is. Dat is een tweede kritiek op Nussbaum: ze verwacht te veel van de ratio.’