Naar aanleiding van Brief aan mijn dochter van Trouw-redacteur Jaffe Vink organiseerde het filosofisch Café Hofmans Vertellingen in Utrecht een debat. Filosoof Hans Achterhuis en criminoloog Yücel Yesilgöz plaatsten vraagtekens bij Vinks gesignaleerde 'moleculaire burgeroorlog'.
Dit artikel is exclusief voor abonnees
'Zeg, ik ben een Marokkaan en afgelopen week werd ik aangevallen door drie Nederlanders! Het kan dus ook andersom!' Het debat over geweld in de multiculturele samenleving afgelopen 5 februari in filosofisch café Hofmans Vertellingen te Utrecht begon meteen pittig. Terwijl Trouw-redacteur Jaffe Vink, auteur van Brief aan mijn dochter, filosoof Hans Achterhuis en criminoloog Yücel Yesilgöz nog maar net het podium hebben bestegen, stuift er een jongen naar de publieksmicrofoon en wrijft Vink onder de neus dat het geweld dat onze samenleving teistert, niet alleen de schuld is van de allochtonen.
'Maar', sputtert Vink verontwaardigd tegen, 'ik zeg niet dat alleen allochtonen crimineel zijn. Ik beweer ook het omgekeerde. Loop nou niet weg! Dat is flauw… Blijf staan!' De jongen is ondertussen al richting deur gewandeld maar keert terug: 'Jij hebt makkelijk praten, jij hebt een das om!' tettert hij door de microfoon. 'Nee', zegt Vink op geagiteerde toon, 'dat is een vlinderstrik. Maar ga nou niet weg.' De jongen vertrekt toch.
Conducteurs
Inzet van de discussie is het zojuist verschenen boek Brief aan mijn dochter. Hierin constateert Vink dat het geweld binnen de westerse samenleving in de afgelopen twintig jaar is toegenomen. Op straat heerst een 'moleculaire burgeroorlog' – een begrip dat hij ontleent aan Hans Magnus Enzensberger. Deze Duitse essayist stelt dat burgeroorlogen niet alleen woeden in Afrika maar allang zijn doorgedrongen tot de grote steden van het Westen: 'We maken onszelf wat wijs als we denken dat er vrede heerst, alleen omdat we nog steeds ons brood kunnen kopen zonder door sluipschutters te worden neergeschoten,' aldus Enzensberger. Geweld en verloedering op straat nemen geleidelijk aan toe en dat is deels te wijten aan de komst van buitenlanders: met name de etnische minderheden blijken relatief vaak bij de criminaliteit betrokken. Dit is volgens Vink slechts ten dele ter herleiden tot hun sociaal-economische positie en hun leefomgeving. Ook hun cultuur is een belangrijke factor. En dat moest maar eens gezegd worden. Om zijn stellingen kracht bij te zetten, zwaait Vink vanaf het podium met de Volkskrant van die ochtend. De voorpagina kopt: 'Bendes terroriseren NS'ers op Schiphollijn'. Het artikel meldt dat georganiseerde dievenbendes van 'vooral Marokkaanse jongeren' conducteurs bedreigen en reizigers bestelen in de treinen van Amsterdam naar Schiphol. De nieuwsfeiten staven de persoonlijke ervaringen van Vink. Maar is het waar dat allochtonen naar verhouding meer gewelddelicten, vernielingen en diefstallen plegen? En dat niemand het hoge woord eruit durft te gooien? Dat burgemeester Wallage van Groningen een jaar lang een rapport over de hoge criminaliteit onder asielzoekers uit de handen van de media hield is in elk geval opvallend. Volgens Vink moet er maar eens een einde komen aan de idylle van de multiculturele samenleving. Nederlanders moeten hun 'hemeltergend cultuurrelativisme' aan de kant schuiven.
De zaal zit vol. Na het vertrek van de eerste boze allochtoon zitten de deelnemers nog wat onwennig op het podium. Criminoloog Yesilgöz, die ondertussen zijn pijp heeft opgestoken, krijgt op verzoek van gespreksleider Daan Roovers, hoofdredacteur van Filosofie Magazine, als eerste het woord: 'Het boek van meneer Vink vertelt helemaal niets nieuws. Iedereen weet dat er meer criminaliteit plaatsvindt onder allochtonen en asielzoekers, zelfs de lezers van de Volkskrant! Vink beweert dat criminologen hier geen onderzoeken naar durven te doen, maar al zijn bevindingen zijn gebaseerd op criminologische studies.'
Hans Achterhuis, hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Twente, kan het waarderen dat Vink een poging heeft ondernomen om de toenemende geweldsproblematiek van de afgelopen jaren te analyseren. Maar van de term 'moleculaire burgeroorlog' moet hij niet veel hebben: 'Het is een ongelukkige metafoor en misschien wel heel verleidelijk om te gebruiken. Maar als je gaat suggereren dat er geen verschil is tussen de moordpartijen in Sierra Leone en de taxioorlog in Amsterdam, dan bedrijf je geen politiek meer. Geweldsverhoudingen kan je niet verklaren met behulp van een metafoor. Ik ga ervan uit dat in de westerse samenleving de meeste problemen nog met behulp van argumenten kunnen worden oplost. En zo niet, dan moeten we dat in elk geval wel proberen.' Achterhuis schuift nog wat dichter op de microfoon en vervolgt: 'Ik heb zo mijn bedenkingen bij die Enzensberger. De goede man bedenkt iedere paar jaar een nieuwe metafoor. In de jaren zeventig kwam hij met de theorie dat het kapitalisme gelijk staat aan fascisme. Hij heeft letterlijk gezegd dat men in de Verenigde Staten bezig was met het bouwen van concentratiekampen. Voor hem bestond er geen verschil tussen het Amerika van die tijd of Hitler-Duitsland.'
Rifgebergte
Roovers besluit door te dringen tot de kern van de zaak. Hoe crimineel zijn die allochtonen dan? En hoe kun je weten of cultuur daarin een rol speelt?
Vink verwijst naar een proefschrift van de antropoloog Frank van Gemert dat in 1998 verscheen. 'Gemert deed onderzoek naar het verband tussen criminaliteit en de Marokkaanse cultuur. Veel Marokkaanse gastarbeiders in Nederland zijn afkomstig uit het Rifgebergte. Die cultuur karakteriseert Gemert als wantrouwig en zeer gewelddadig. Dat gedrag wordt doorgegeven aan de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders en aan hun zonen. Die cultuur is zeer hardnekkig.'
Terwijl Vink de bevindingen van het proefschrift aan het publiek voorlegt, trekt Yesilgöz bedenkelijk aan zijn snor: 'U kan niet met een enkel argument een sociaal probleem verklaren. Wat zijn de oorzaken van crimineel gedrag? Veel immigranten nemen hun culturele achtergrond mee naar Nederland. Soms zijn mensen die in het Rifgebergte achterblijven moderner dan de immigranten die hier naartoe komen. De laatsten leven volgens de normen en waarden van dertig jaar geleden. Ik vind dat we moeten kijken welke nieuwe soorten van criminaliteit worden meegenomen. Niet welke cultuur meer of minder gewelddadig is.'
Na deze opmerking neemt de discussie een nieuwe wending. De vraag hoe het criminele gedrag van allochtonen door hun culturele achtergrond wordt bepaald, blijft daarmee onvoldoende beantwoord. Immers, zoals Roovers terecht opmerkt, wat blijft er van cultuur over als je alle het probeert los te weken uit alle sociale aspecten?
Hoe de overheid moet ingrijpen in de conflicten die ontstaan tussen verschillende culturen blijft deze avond een onaangeroerde kwestie. Jammer, want juist op die discussie zitten we in Nederland te wachten. En uit de reactie van minister van Boxtel, nota bene van Grote Steden- en Integratiebeleid, in dit nummer van Filosofie Magazine blijkt dat ook hij zich achter de oren krabt, wanneer de integratie van de verschillende culturen in ons land tot stand moet worden gebracht. Hij stelt dat de overheid zal pogen daar naar 'beste weten wat aan te doen.' Tja, dat zijn de woorden van een politicus.
Bij de afronding van de discussie grijpt een laatste spreker uit het publiek naar de zaalmicrofoon en vraagt of er wel een onderscheid tussen cultuur en sociaal-economische achtergrond valt aan te brengen. Hij beschuldigt Vink van kleinburgerlijk racisme. Een opmerking die de Trouw-redacteur niet over zijn kant laat gaan. Het woord ras heeft hij nooit in de mond genomen. De avond loopt met een sisser af en de enige overgebleven Marokkaanse allochtoon krijgt een gratis en gesigneerd exemplaar van Een brief aan mijn dochter mee naar huis.