Rietdijk voor de rechter?
De Gehandicaptenraad heeft om vervolging gevraagd van Wim Rietdijk, deze cultuurfilosoof zou zich beledigend hebben uitgelaten jegens geestelijk en/of lichamelijk gehandicapten. De aanklacht luidt: aanzet tot moord, discriminatie en belediging.
Rietdijk is van mening dat er voor ouders eenjuridische mogelijkheid zou moeten zijn om het leven van een zwaar gehandicapt kind actief te beëindigen.
Tot nu toe is het slechts mogelijk om een behandeling van een niet levensvatbaar kind te staken. Het is zeker niet de bedoeling van Rietdijk om iemand te kwetsen of beledigen, volgens hem is er alleen beperking van de bevolkingsgroei nodig en volgens Rietdijk zal het dan ook wel niet tot een veroordeling komen
‘Het zou totaal onredelijk en immoreel zijn’, aldus Rietdijk, ‘als er minder ruimte zou komen voor hoogstaande en begaafde mensen, omdat er ruimte voor de mongooltjes nodig was. Bovendien zie je dat geestelijke en lichamelijke onvolwaardigheid, die soms voor het kind, echter altijd voor de ouders groot lijden betekenen, en verder voor de maatschappij een heleboel extra (financiële) zorg.’
Rietdijk staat bekend als een omstreden en eigenzinnig filosoof, een zonderlinge extremist, maar hij beweert niet dat hij gehandicapten zomaar uit de wereld zou willen helpen. Ouders die met een gehandicapt kind willen leven, kunnen daar volgens Rietdijk voor kiezen. Zij proberen zo goed mogelijk met zo’n kind te leven, waar men wel zeer veel respect voor kan hebben, het is echter wel een tweede keus
Het gaat er volgens hem om dat ouders die het verschrikkelijk vinden met een zwaar gehandicapt kind te moeten leven, de mogelijkheid en het recht moeten krijgen dit leven bij de geboorte te laten eindigen. Bovendien wijzen de statistieken uit dat 95 procent van de Nederlandse vrouwen, als ze zwanger zouden zijn van een zwaar gehandicapt kind, abortus zouden willen laten plegen En van abortus naar geboorte is volgens Rietdijk maar een kleinestap. Indien tijdens de zwangerschap een vrouw een vruchtwaterpunctie laat verrichten dat deze vrouw zwanger is van een zwaar geestelijk of lichamelijk gehandicapt kind dan zal zij in de meeste gevallen kiezen voor het afbreken van deze zwangerschap.
Haar omgeving zal hier begrip voor tonen en niet veel mensen zullen hierover een negatief oordeel uiten. Als zij echter bij de geboorte van het zwaar gehandicapt kind het besluit neemt tot euthanasie over te gaan, zullen de negatieve reacties niet van de lucht zijn. Men zal deze concrete daad verafschuwen. En dat terwijl tussen het plegen van abortus provocatus en euthanasie bij een pasgeborene slechts enkele maanden verschil is
We hebben hier te maken met het dilemma: wanneer:is er sprake van menselijk leven. Is een foetus een mens of een mens in potentie? Rietdijk hanteert de morele stelling dat wij als taak hebben zo veel mogelijk geluk te optimaliseren en volgens hem heeft vrijwel iedereen liever een geizond en begaafd kind dan een gehandicapt kind. Het gaat erom dat er zo min mogelijk mensen moeten lijden en als men een morele beslissing moet nemen, dan moet men zich slechts afvragen hoe te handelen zodat het geluk wordt vergroot en het lijden verminderd. En waarom zou iemand kiezen voor lijden, vraagt Rietdijk zich af, waarom zou iemand verplicht moeten worden tot een daad (of juist het nalaten van een daad) waar lijden uit voortkomt, namelijk het grootbrengen van een zwaar gehandicapt kind.
Rietdijk kiest niet voor zijn standpunt om gelijk te krijgen, echter zijn intuïtie zegt hem dat ouders redenen hebben in een aantal gevallen voor het laten inslapen van hun kind. Zijn theorie is onafhankelijk van de normatieve ethiek.
De meeste mensen handelen vanuit een normatieve moraal, zij hebben een normatief oordeel vanuit een bepaalde (geloofs)overtuiging, zij vinden dat ze moeten handelen vanuit bepaalde
voorschriften die hen zijn opgelegd. Zij vinden Rietdijks aanpak schokkend en wijzen deze stelling uit principiële overwegingen af. Zij die stelling nemen tegen Rietdijk, doen dat vaak op een emotionele wijze. Hij wordt zelfs een demagoog, een massamoordenaar genoemd en vele malen wordt de link gelegd tussen de ideeën van Rietdijk en die van het nazi-systeem.
Een aantal mensen vinden zijn theorie in strijd met het evangelie, het sacrale leven is door
God geschonken en dient in liefde ontvangen te -worden..
Rietdijk vindt de kritiek op zijn stelling hypocriet, dit is te wijten aan het conformisme waardoor mensen de meest gangbare theorie beamen. Mensen durven zelden tegen de stroom in te gaan, het is ‘not done’ om er zo’n filosofie op na te houden of om het ermee eens te zijn. Je zou je kunnen afvragen of Rietdijk’s stelling immoreel is en waarom zou die dan immoreel zijn. Of is hier juist sprake van moed?
Moedig is het zeker, omdat Rietdijk weet dat hij met het naar buiten treden van zijn gewaagde theorie, erg veel. negatieve reacties kan verwachten. Hij zal dan steeds met sterke argumenten moeten komen om zijn stelling te verdedigen. En Rietdijk heeft een sterk argument om zijn uitspraken te verdedigen, namelijk het feit dat 95 procent van de Nederlandse vrouwen abortus zouden laten plegen indien zwanger van een zwaar gehandicapt kind, staat zwart op wit. Deze theorie kan getoetst worden (en eventueel herhaald bij twijfel ). Tegenstanders van Rietdijk’s theorie betichten hem van immoraliteit, zijn naam wordt zelfs gekoppeld aan die van Hitler.
Mijns inziens wordt Rietdijk’s theorie verkeerd geïnterpreteerd. Hitler wilde namelijk om een sterker ras te bewerkstelligen, de zwakkeren (waaronder de geestelijk en lichamelijk gehandicapten) uitroeien.Hiervan is echter bij Rietdijk geen sprake, het ligt totaal niet in zijn bedoeling wie dan ook het leven te benemen. Hij zegt, dat de ouders in de gelegenheid zouden moeten zijn een zwaar gehandicapt kind te laten inslapen.
Anderen beschuldigen hem van discriminatie, hij zou gehandicapten afwijzen.
Hij wijst echter gehandicapten niet af, het zijn weer de ouders die een keuze moeten kunnenmaken. Ik zou Rietdijk’s uitlatingen niet immoreel willen noemen, maar ik heb er wel begrip voor dat sommige mensen zich gegriefd voelen door de stelling van Wim Rietdijk.
Ineke van de Schoof, Tilburg(NL)
De “zaak Rietdijk”: De discussie is nog maar net begonnen!
Dit artikel is vooral een pleidooi voor een vervolg en ook voor een verdieping van de discussie over de kwesties die door Rietdijk in ons land en door Sloterdijk in Duitsland weer eens stevig op de publieke agenda zijn gezet. Het tijdschrift FM heeft het wat mij betreft zeer prijzenswaardige initiatief genomen om de discussie breed te laten voeren en in het januarinummer van 2000 zijn de eerste resultaten te lezen. Deze eerste resultaten zijn, zoals te verwachten was, divers en de reacties zijn vaak heftig. Welgeteld lijkt 90% van degenen die reageerden afwijzend op Rietdijks opvattingen en men zou daaruit kunnen concluderen dat we er dus wel uit zijn en dat Rietdijk zich verder rustig moet houden, maar dat is me te gemakkelijk. Veel briefschrijvers nemen de kwesties serieus en nu kan een volgende stap gezet worden. ‘We’ zijn er nog lang niet ‘uit’, zelfs als zo’n 50 briefschrijvers dat wel zeggen te zijn. Sterker nog: ik denk dat de discussie eigenlijk nog maar nauwelijks goed begonnen is.
Ik wil Gude’s pleidooi voor verdere ‘doortastend aarzelende’ discussie dan ook graag ondersteunen en ik hoop eigenlijk dat FM er een vaste rubriek voor vrij wil maken. Het initiatief vraagt een vervolg en een vast forum met een brede groep lezers die zo ook hun mening verder kunnen vormen en uiten. Maar ik zou er dan wel voor willen pleiten om de verdere discussie minder globaal te voeren dan zoals die in eerste instantie is ingezet. We hebben niet alleen de globale debatten te voeren, de debatten waarin alles tegelijk aan de orde is en alles over een enkele kam geschoren moet worden, maar we moeten ook en vooral de ‘fokale’ of ‘lokale’ debatten voeren over afgebakende vraagstukken die redelijk op zichzelf staan. Anders gesteld: ik pleit ervoor om nu op specifieke kwesties de diepte in durven gaan. Brede en globale stellingen in het debat leiden in de praktijk immers zelden tot meer dan een soort morele banvloek op verdere discussie en dat lijkt me zowel voorbarig als onjuist. Het wordt tijd voor een zorgvuldige discussie en dan ook nog graag met een minimum aan retoriek en een maximum aan argumentatie en rechtvaardiging. Zo nu en dan was er iets over ‘de zaak’ op TV te zien maar dat leidde niet zelden tot demonstraties van de eigen morele correctheid. En hoewel mogelijk velen dat met mij oneens zullen zijn: in Rietdijks positie is een duidelijk humane ondertoon aanwezig en die verdient aandacht. Het is duidelijk dat de ‘zaak Rietdijk’ voor zeer velen een paar redelijk open en op zijn minst gevoelige zenuwen in onze democratie raakt, maar we hebben de democratische plicht om dit debat toch zo redelijk en zorgvuldig mogelijk verder te voeren. We kunnen er ook eigenlijk niet onder uit; te zijner tijd is politieke besluitvorming op juist specifiek kwesties aan de orde en dat is een democratisch proces waaraan een publiek debat vooraf moet gaan.
De in het artikel van Gude genoemde lafheid is aan de orde als de discussie eigenlijk wordt vermeden door banvloeken over andersdenkende deelnemers. Ik wil niemand het recht op morele verontwaardiging en afschuw ontzeggen, maar ik wil ook niet dat daaruit voor anderen een plicht volgt net zo verontwaar-digd te zijn. Emotionele reacties zijn onvermijdelijk; de kwesties raken tal van mensen in de beslissingen die zij in hun leven hebben genomen of die over hen genomen zijn. Maar dat is juist een reden te meer om zorgvuldig verder te gaan.
‘Fools rush where angels fear to tread’, schreef Blake en hoewel onder filosofen waarschijnlijk meer fools dan angels te vinden zijn, staan ze als discipline toch voor een positie die bij geen van beide past, maar die, zonder ‘rush’ en zonder ‘fear’, een verder ’to tread’ niet in de weg staan. Vandaar mijn pleidooi voor een vaste rubriek, voor een openbare denk-werkplaats in FM waarin we verder kunnen komen.
In die rubriek zouden dan een reeks ‘fokale’ debatten gevoerd moeten worden, maar zodanig dat de breedte en de samenhang en de vaste ingrediënten van de discussies te overzien blijven. Dit artikel heeft de bedoeling en de pretentie om een aanzet te geven tot een antwoord op de vraag hoe het ‘veld’ van de ‘zaak-Rietdijk’ zo valt in te delen en te ordenen dat de kans op vruchtbare en genuanceerde fokale debatten zo groot mogelijk is. Een discussie over een specifiek aspect kan tot principes leiden die ook elders van toepassing kunnen zijn, maar de principes liggen nog niet zo vast dat voor alle kwesties al een oplossing af te leiden is. Inductie en deductie zijn in morele kwesties beide aan de orde. Aan het eind van dit artikel noem ik enkele mogelijke ‘fokussen’ voor verdere discussie en doe ik ook een aantal voorzetten.
Een eerste indeling en ordening. Het gaat volgens mij wezenlijk om twee debatten die scherp van elkaar te onderscheiden zijn en waarvan ook redelijk precies valt aan te geven waar ze elkaar kunnen raken. Ik zou deze twee voor het gemak als het Micro- en het Macro-debat willen typeren; ook al zijn die woorden niet fraai. Onder het Micro-debat versta ik dan het veld van vragen rond de rechten en plichten van mensen (ouders, kinderen, artsen) jegens een naaste: een kind, een (groot-)ouder, broer of zus, patiënt. Vragen rond levensbeeindiging van zieken of ernstig lijdende dierbaren komen in dit micro-debat aan de orde en dan gaat het niet alleen om persoonlijke en private kwesties omdat deze vragen zich afspelen in een vaak publie-ke en juridisch gestructureerde ruimte. Maar de basis van dit debat zijn de heel persoonlijke situaties waarin veel intieme aspecten een grote rol spelen.
Onder het Macro-debat versta ik het veld van kwesties rond de eugenetica als politiek programma, gentechnologie etc. Vragen rond “bevolkingspolitiek” en de “genenpool” komen hier aan de orde.
Rietdijk hield zich in het intussen befaamde interview met beide bezig en schoof ze sterk in elkaar; veel sterker dan nodig en ook sterker dan mijns inziens verstandig is. Voor de doordenking van de kwesties in beide debatten is het van belang om ze van elkaar ontkoppelen. Een doordenking van de ethiek ten aanzien van de gehandicapte boreling heeft op zichzelf niets met eugenetische bevolkingspolitiek van doen en een pleidooi voor meer genetische manipulatie kan in principe zonder enige consequentie blijven voor de kwesties rond de boreling. Bij nader inzien lijkt de analoge “zaak-Sloterdijk” eigenlijk alleen het tweede, het macro-debat te betreffen en ook in Gude’s artikel staat dit macro-debat centraal. Beide debatten zijn natuurlijk niet nieuw; Rietdijk herhaalde in het interview ook vooral standpunten die hij 25 jaar geleden al in De contra-revolutie tegen de rede formuleerde en er is over beide debatten een reeks publikaties te vinden. De vraag is of we er verder mee kunnen komen dan toen.
Het verband tussen de beide debatten ligt met name daar waar in het macro-debat de wettelijke kaders worden geschapen voor de formele en professionele ruimte op micro-niveau, maar de morele kwesties op micro-niveau zijn nooit af te leiden uit of te herleiden tot de macro-kwesties.
Een tweede indeling en ordening. Binnen beide debatten gaat het om twee verschillende niveaus van groepen vraagstukken.
Het eerste niveau is dat van soorten vraagstukken of ‘puzzels’ en hun onderlinge relaties. In zijn algemeenheid zijn bij alle mogelijke levensvraagstukken drie soorten vraagstukken te onderscheiden: de kennispuzzels (over wat is en wat kan), de waarderingspuzzels (over wat de kwaliteit is van wat is en kan en over wat moet en (niet) mag) en de praktische puzzels (over hoe te bereiken wat kan en wat mag of moet en hoe te voorkomen wat niet mag en dus over hoe iets aangepakt moet worden in de concrete praktijk). Deze drie soorten puzzels hangen samen, maar zijn strikt verschillend: wie de ene oplost heeft de andere nog niet opgelost, maar daarvoor hoogstens een voor-waarde geschapen. Wie een praktische puzzel oplost heeft blijkbaar de kennis- en de waarderingspuzzel opgelost. Een oplossing van een kennispuzzel geeft vaak de ruimte voor de praktische puzzel aan, maar daartussen mag de stap van de waarderingspuzzel niet overgeslagen worden. Dat is allemaal wat abstract, maar in de diverse kwesties in de ‘zaak Riet-dijk’ is dit onderscheid zeer concreet te maken.
Ten aanzien van de micro-debat: de medicus en de ouders zullen bij een mogelijke storing in de ontwikkeling van de vrucht willen weten wat er aan de hand is en wat de prognoses zijn; een kennispuzzel die in min of meerdere mate oplosbaar is. Zij zullen vervolgens weten of zich afvragen hoe erg dat is (een waarderingspuzzel) en wat er aan gedaan mag worden (waarderingspuzzel) en kan worden (kennispuzzel) en hoe dan (praktische puzzel). Als een arts, in samenspraak met ouders, een ingreep doet, dan zijn blijkbaar alle drie de puzzels opgelost, maar als er twijfels zijn of geen beslissing genomen kan worden, dan is het zeer zinnig om na te gaan welk vraagstuk dan blijkbaar nog niet goed genoeg opgelost is.
Dat geldt eveneens voor de macro-kwesties: op basis van ver-worven inzichten in genen en dergelijke (oplossingen van kennispuzzels) kan blijken dat ingrepen met verstrekkende gevolgen tot de mogelijkheden behoort. De praktische puzzels zijn dan eventueel wel oplosbaar, maar de waarderingspuzzels zijn dan niet zelden nog onvoldoende doordacht. In de reacties van de inzenders in FM is dit onderscheid steeds tussen de regels te lezen: niet alles wat kan, mag ook. En als we niet goed weten hoe het zit (en dus kennispuzzels nog niet kunnen oplossen) dan mogen we misschien voorlopig wel niets. Maar daarover is het laatste woord nog niet geschreven en gesproken.
Het tweede niveau is het niveau van de waarderingspuzzels op zichzelf en daarbinnen gaat het dan weer om twee soorten oordelen: enerzijds de kwaliteits- of waarde-oordelen over standen van zaken (zoals een handicap, een stoornis) en ander-zijds de plichtsoordelen en dat zijn de kwesties rond rechten en plichten. Wat die kwaliteitsoordelen betreft is er een breed continuum tussen enerzijds ‘ontzettend vreselijk’ en anderzijds ‘helemaal fantastisch’. Daartussen ligt een breed terrein waarin het ene misschien niet helemaal goed is maar wel beter dan iets anders. Ik stel me hier graag een getalswaarde bij voor, waarbij de kwaliteit van iets ergens tussen de -10 en de +10 gesitueerd moet worden.
Wat die plichtsoordelen betreft is eenzelfde redenering mogelijk: plichten (en rechten) zijn op een continuüm te situeren en soms weegt het ene zwaarder dan het andere. Het is in dit soort kwesties en andere van groot belang om goed te beseffen dat het tegengestelde van een verbod geen gebod is maar een geoorloofdheid en dat het tegengestelde van een gebod geen verbod is.
Ook hier geldt dat dit onderscheid van groot belang is in de praktijk van het debat. Immers, we kunnen het eens worden over hoe erg een bepaalde situatie is, maar dan is nog niet vastgesteld wie er eventueel iets aan doen mag. Wie tegen ingrepen in het leven van een mens is, stelt als plichtsoordeel dat dergelijk ingrijpen voor ieder verboden is. Maar dezelfde persoon kan het er met anderen geheel over eens zijn dat de situatie zo vreselijk is dat het eigenlijk geoorloofd zou moeten zijn om in te grijpen. De discussie over waarde-oordelen, over de kwaliteit van het leven van mensen, leidt nooit tot conclusies over de plichtsoordelen, over wie dan eventueel iets moet of mag doen of laten.
Ook hier is het mogelijk en nodig om in de debatten heel precies zijn: het gaat in het micro-debat eigenlijk alleen om de rechten en de plichten van ouders en van artsen en van kinderen. Het gaat in het macro-debat eigenlijk alleen om de rechten en plichten van politici en burgers en wetenschappers.
Dit zijn twee indelingen die beogen de beide deel-debatten zo zorgvuldig mogelijk te kunnen voeren. Waar in de discussie aan deze indelingen onvoldoende recht wordt gedaan, daar ontstaat meer verwarring dan nodig is; deze indelingen zijn voor een zorgvuldige discussie onontbeerlijk.
Omdat in het vorige nummer het macro-debat relatief veel aandacht heeft gekregen, wil ik hier nog iets verder ingaan op het micro-debat. Ik wil proberen om enkele inhoudelijke principes (plichtsoordelen) te formuleren die in de beoogde fokale debatten een rol kunnen spelen. Daarmee geef ik dus ook een voorzet voor dergelijke fokale overdenkingen en discussies in FM.
Ik denk dat we het er over eens kunnen zijn dat het in het algemeen juist en dus geboden is om te streven naar verminde-ring van lijden bij mensen (en dieren). Dat lijkt me een redelijk onomstreden principe, een soort grondrecht om niet te lijden. Als er geleden wordt, dan is dat meestal erg (een waarde-oordeel) en dan leidt dat in de meeste situaties tot een plicht van anderen om dat lijden te (helpen) verlichten of dragen. Het mag dan zo zijn dat ‘geluk’ zich niet of moeilijk laat optellen, zoals een aantal briefschrijvers tegen Rietdijk in brachten, maar het is toch niet onzinnig om te stellen dat het geboden is om, bij zo veel mensen als mogelijk is, lijden te voorkomen en te verzachten.
De belangrijke vraag is nu of het fundamentele menselijke (en dierlijke) recht op ‘niet lijden’ zwaarder kan wegen dan het recht op ‘leven’. Ik denk dat de meesten het met mij eens zullen zijn dat dit zo is en dat het recht op voortbestaan kan worden ‘overruled’ door het recht op niet-lijden. Zo komt er ruimte voor een redenering dat het geoorloofd kan zijn om dat recht om niet te lijden te realiseren door de beëindiging van iemands leven en dat daartoe zelfs een morele plicht kan worden geformuleerd. Als iemand uit haar of zijn lijden wil worden verlost, dan is dit aan de orde, dan stelt iemand dat het leven zelf te slecht is om verder geleefd te worden (waarde-oordeel) en dat iemand moet (plichtsoordeel) zorgen dat aan dit leven een einde komt. De vraag is of mensen het recht of zelfs de plicht kunnen hebben om hierin een actieve rol te spelen en onder welke condities dan, maar het is intussen een breed aanvaard principe dat artsen onder een aantal condities dit professionele recht hebben en dat de wetgever ze daar de wettelijke ruimte voor moet bieden.
In de ‘zaak Rietdijk’ is dit in het debat op micro-niveau een relevant principe en is dit een principe dat Rietdijk zelf ook lijkt te onderschrijven. De discussie die vervolgens oplaait, lijkt echter meestal te gaan om de vraag of het (eveneens fundamentele, maar mogelijk minder fundamentele dan dat recht op niet-lijden) recht op zo veel mogelijk geluk (van ouders en van kinderen) eveneens zwaarder mag wegen dan het recht op leven (van kinderen en ouders). Dat is eveneens een belangrijke vraag, maar dat is een andere fokale kwestie die in aanmerking komt voor een verdere discussie. Het is wel van belang om hierin zorgvuldig te zijn en de vraag naar het gewicht van ‘geluk’ te onderscheiden van de vraag naar het gewicht van ‘niet lijden’.
Een ander en in dit kader voorlopig laatste aanzet tot een fokale discussie. Natuurlijk is het zo dat er talrijke ouders zijn die vele jaren van hun leven gelukkig zijn met een gehandicapt kind dat zelf niet lijdt en zelf ook gelukkig is. Waarschijnlijk kennen de meeste lezers voorbeelden daarvan in hun omgeving. Ik denk niet dat Rietdijk hier iets aan zou willen veranderen. Maar dat neemt niet weg dat er ook talrijke ouders zijn -en mogelijk meer dan de eerste groep- die zwaar gebukt gaan onder de zorg voor een gehandicapt kind; zeker als dat kind zelf ook lijdt. En ook met het klimmen der jaren. Ik denk dat het onjuist is om de eerste groep tot maatstaf te nemen voor de tweede en ik denk dat het zeker onjuist is om de problemen en de lasten van de tweede groep te relativeren door op het bestaan van de eerste groep te wijzen. Dat gebeurt in de reacties niet zelden. Nogmaals, natuurlijk hebben de ouders uit de eerste groep (ook volgens Rietdijk) alle recht om voor hun kind te blijven zorgen. Maar betekent dat ook dat de ouders uit de tweede groep daar ook onder alle omstandigheden de plicht toe hebben? Geluk en ongeluk zijn immers zelden tot individuen beperkt; het ongeluk van de ene mens straalt af op de andere en dat betekent toch dat ons gezamenlijke ongeluk toeneemt als jij het mijne kent en daar daardoor ook last van krijgt. Is het denkbaar dat daar, naast een psychologische ook een morele grens aan is en dat er dus situaties zijn waarin het recht op leven van een individu toch minder zwaar weegt dan het recht op geluk en een eigen levensvervulling van de naasten? Is het zo dat het ontbreken van geluk als een vorm van lijden kan worden gezien? Ook weer: een kwestie voor zorgvuldige verdere doordenking van de relaties tussen waarde-oordelen en plichtsoordelen; een reeks van fokale kwesties voor discussie. Maar ook dit zijn geen vragen die niet serieus gesteld mogen worden.
Hier wil ik het voor deze keer bij laten. Nogmaals: graag een vaste rubriek in FM waarin de discussie op een zorgvuldige wijze wordt voortgezet en dan geconcentreerd op een reeks focale debatten. Ik noemde er enkele en er zijn er veel meer te noemen; het lijkt me op de weg van de redactie liggen om daarvan op grond van de reacties van lezers en het oorspronkelijke stuk van en over Rietdijk een opsomming en een indeling te maken.
dr. E.P.Veening, maart 2000
Handicap
Opvallend in de Rietdijkspecial (Filosofie Magazine, januari 2000) was het aantal mensen dat hun abonnement dreigde en soms zelfs besloot op te zeggen vanwege het uitbrengen van een het Rietdijkkatern. Het verbaast me dat mensen die een abonnement hebben op een blad dat zich richt op mensen, die iets meer nadenken over een aantal zaken, zich laten afschrikken door een ander oordeel dan het hunne. Je hebt het verkeerde blad gekozen als er zo weinig voor nodig is om je af te schrikken.
In een discussie over humane selectie mag men vanzelfsprekend niet lichtvaardig oordelen. Het gaat over het leven van anderen. Anderzijds is het wel zo dat het ook niet zo kan zijn dat ouders zich in allerlei bochten moeten wringen om een kind proberen op te voeden, waarbij het bij geboorte al duidelijk is dat het geen gelukkig leven is beschoren. Het moet primair een keuze van de ouders zijn, de samenleving mag pas een stuk later mag oordelen. Want wie zijn wij (de samenleving) om een stel te verplichten een gok te nemen met het leven van hun kind. Wat ik me tenslotte afvraag, is hoe, waar en door wie de grens gesteld dien te worden. Wie bepaald wat een handicap of een beperking is en hoe zwaar dient men er aan te tillen. Volgens mij zijn er tal van uitdagingen / beperkingen waar de meningen nogal over verdeeld zijn, te denken aan dyslexie, hoogbegaafdheid, homoseksualiteit en zo zijn er vele te noemen.
Mark van der Looij, Veldhoven (NL)
Natuurlijke selectie
Willens en wetens, tegen alle wetten van de natuur in, het bestaan van geestelijk en lichamelijk gehandicapten prolongeren is niet alleen een misdaad tegen de menswaardigheid van deze personen, maar ook een misdaad tegen de meest primaire wet die op aarde geldt: de natuurlijke selectie.
Robin Kok, Zutphen
Rietdijk benadrukt vrijwilligheid
Ik heb een behoorlijk aantal reacties van tegenstanders gelezen. Het valt mij op dat er bij deze brieven één “voorstel” niet ter sprake komt. Rietdijk stelt – voor zover ik mij dit kan herinneren – een zeer belangrijke voorwaarde aan de toepassing van de bekritiseerde materie: de technologieën kunnen alleen worden toegepast nadat men vrijwillig heeft ingestemd met de te volgen medicatie!
En dit criterium maakt het onderwerp zodanig bespreekbaar dat alle vergelijkingen met misdadigers zoals Hitler en Mengele in feite niet ter zake doen. Een dergelijk negatieve emotionele reactie is begrijpelijk maar zorgt er m.i. voor dat de discussie nooit zuiver gevoerd kan worden; en dit vind ik bijzonder jammer. Verder wordt de emotionele factor “geluk” bekritiseerd. Maar ook daar mist men enigszins de lijn: naar mijn mening kan je twijfelen of de interpretatie welke Rietdijk geeft de juiste is, maar dit is in zoverre een persoonlijke benadering dat alle tegenargumenten onder dezelfde noemer vallen als de argumenten die deze zaak verdedigen.
Sjoerd H. van der Vaart te Franeker
‘Ik reken mij tot één van de Rietdijks op aarde’
Mogelijk mag ik mezelf enigszins rekenen tot de (anonieme) Rietdijks op deze aarde. Ook ik tracht de maatschappij gevoeliger te maken voor redelijk denken en handelen. Doordat onze maatschappij op vele terreinen met nog zoveel verziekende, onredelijke inzichten en gewoontes is behept, leidt zulks onvermijdelijk tot non-conformistische, controversiële, misschien op het eerste gezicht moeilijk aanvaardbare uitspraken (hoe degelijk ze ook zijn gefundeerd).
Wilt u nader kennis maken met wat ik te zeggen heb omtrent Rietdijks kentheoretische opvattingen en rationaliteit, raadpleeg dan mijn – hoewel nog onvoltooide, maar reeds rijkelijk inspirerende – website gallery.uunet.be/PJB. Daarin breek ik een lans voor het eurempirisme (unificerende kennistheorie of complete wetenschapstheorie gebaseerd op de inschakeling van alle intersubjectieve ervarings- of kenfaculteiten waarover de mens beschikt, in het bijzonder ook de gerehabiliteerde rede of ratio, beschouwd als de intersubjectieve mentale capaciteit noodzakelijkheid te ervaren – dus zelflichtende rationele evidenties of waarheden te schouwen). Ik werk op dit moment aan een beknopte inleiding tot dit nieuwe, brede exacte kennis- of wetenschapsmodel, dat ik graag in de loop van dit of volgend jaar gepubliceerd zou zien.
In dit beknopte schrijven wil ik toch nog enkele dingen kwijt die op mijn website nog niet, of minder, aan bod zijn gekomen of die bijzondere aandacht verdienen.
Wim Rietdijk: ‘Als dat voor u niet vanzelf spreekt, dan twijfel ik aan uw geestvermogens’. Niet zo absurd of irrationeel, of onverantwoord, als het sommigen toe kan schijnen. De mogelijkheid de wiskunde intersubjectief te beoefenen hangt bijvoorbeeld af van de voorwaarde dat alle anderen met een normaal menselijk verstand de intrinsieke noodzakelijkheden binnen de deductieve bewijzen vermogen te ervaren. Iemand die niet in staat is de logische rigiditeit binnen de wiskundige bewijzen te zien, moet dus wel beschouwd worden als iemand met deficiënte geestvermogens. Maar er zijn ook andere intersubjectieve mentale ervaringen van meer kwalitatieve noodzakelijkheid en feitelijkheid (gelukkig maar voor de alfa- en gammabranches!).
Ik zou de term ‘utilitaristisch’ voor Rietdijks ethiek vermijden wegens de al te makkelijke associatie met louter economisch nut. ‘Eudemonistisch’ zou al passender zijn. Ik noem mijn eigen ethische opvattingen ‘telotropisch’: een moraal gericht op realisatie van de hoogst mogelijke zin (wel-zijn, bliss) voor het hoogste aantal. Ook voor Rietdijks opvattingen lijkt me de term ‘telotropisme’ niet zo ongeschikt.
Eugenetica kan altijd en overal waar de globale wereldzin erdoor wordt verhoogd. Daar zinsbeleving, zelfs ook beleving van wereldzin, noodzakelijk verankerd ligt in een persoonlijk bewustzijnscentrum, kan geen zinbelevend individu worden opgeofferd (want van zijn standpunt uit verdwijnt dan alle wereldzin).
Een telotrope ethiek heeft geen boodschap aan een absoluut laissez faire in de vorm van een theïstisch pacifisme (niet God willen spelen, niet ingrijpen) of atheïstisch naturisme (al het blindnatuurlijke is per definitie superieur, dus laat de natuur zijn gang gaan): de mogelijkheid van zinvermeerdering noopt tot handelen en scheppen (tegen de natuur in: eugenetica is even verantwoord als preventieve – inenting – of curatieve geneeskunde en maatregelen tegen hongersnood of een economische crisis). De natuur van de mens is cultuur! De mens beschaaft, verheft, door scheppende activiteit. De natuur is enerzijds een bron van weelde en wonderen, maar zit anderzijds vol venijn (rampen, giftige planten, bevolkingsregeling door gruwelijke ziekten en hongerdood in plaats van geboortecontrole).
Een essentieel gemis in de klassieke moraal is het begrip verplicht optimum: wie een mens elimineert onder het mom van euthanasie is een moordenaar en moet als zodanig worden berecht, maar wie een ongeneeslijk zieke door een hel van pijnen jaagt tegen diens wil is eveneens een crimineel (weigering van hulp in een absolute onzinsituatie). Niemand is gerechtigd zinvol ingrijpen na te laten, omdat zulk ingrijpen in andere gevallen wel eens misbruikt zou kunnen worden. Ook een mes kan crimineel worden aangewend. Vrijheid, hoe waardevol ook, heeft eveneens zijn grenzen: het stichten van immorele politieke partijen die bijvoorbeeld in het teken staan van de haat kan moreel niet worden gedoogd (ook al lijkt zulk verbod op het eerste gezicht niet democratisch).
Er is voor de wereld, de mundus, geen ander doel denkbaar dan verwerkelijking van de hoogst mogelijke zin (de hemel in mythes en religies). Bijgevolg kan men spreken van een voorgegeven morele orde, een objectief vaststelbare moraal: de ethiek die in functie staat van de hoogst mogelijke zin.
Dankzij een vertrouwde of gekoesterde cultuur, levensbeschouwing, ideologie voelt de doorsnee mens grond onder de voeten, kent hij betrekkelijk psychische rust. Verstoring van deze rust is pijnlijk. Vandaar de negatieve reactie op nieuwlichters en infiltrerende culturen in de vorm van inquisitie, censuur, xenofobie, discriminatie, negering en de invoering van onaantastbare dogma’s. Een beschavingssprong kan vergen dat bepaalde gevestigde waarheden worden opgegeven, dat kritisch non-conformisme nodig wordt. Zulke ‘bekeringsijver’ kan echter op heel wat weerstand stoten en bijwijlen totaal worden gestuit. De grootste essentiële vernieuwers hebben niet zelden slechts de achting en de bewondering genoten van het nageslacht.
Einsteins hypothese van het totaal gedetermineerde blokheelal (gebaseerd op een bedenkelijke interpretatie van de relativiteit van gelijktijdigheid) waarin verleden, heden en toekomst een illusie zouden zijn, betwijfel ik, in tegenstelling tot Rietdijk, sterk. Ze voert tot fantastische hypothesen als de mogelijkheid te reizen in de tijd en haar paradoxale gevolgen (waar blijven de tijdreizigers in ons heelal?) en causale antinomieën (die dan weer gekunstelde ad hoc hypothesen vereisen, zoals de vele-werelden hypothese, om te worden gepareerd). Dan voorlopig liever de common sense hypothese van een aftikkend klokheelal, met daarin zelfs de grillige onvoorspelbaarheid ten gevolge van een deels vrije wil.
Paul Baccart, Ham (B)
Morrelen aan de groei maakt ons kwetsbaar
Het leven is wat zich vormt als een wikken en wegen in de weerstand van de ontmoeting. Iedere stap is getest en getoetst en heeft zich dus bewezen. Het is geen tragische afvalrace geweest. Er doen zich weliswaar tragische voorvallen voor, maar de grote lijn is er een van geleidelijkheid. Men zegt dat 90% van alle soorten die ooit op aarde hebben geleefd het heden niet hebben gehaald, maar wat betekent dat dan? Moet ik me ongemakkelijk gaan voelen omdat al mijn voorouders het niet hebben overleefd?
De genetische programmatuur die de soorten vormt is een doorgaand veranderingsproces. Wat we soorten noemen zijn de spitsen van de vertakkingen binnen families. Maar zijn tijgers, jachtluipaarden en poezen niet allemaal katten? Soorten en families zijn recepten van de natuur die in een bepaald levensgebied zich richten naar de eisen van het milieu. Daarin vormen zij voorkeuren die zich een bepaald specialisme hebben eigengemaakt, zo ook de mens. Met dit specialisme vormen de soorten op hun beurt het milieu dat zij bewonen. Geen enkele soort heeft dat diepgaander gedaan dan de mens. Maar omdat de mens zich in dat proces relatief onkwetsbaar gemaakt heeft, heeft hij het in zich het milieu dermate te vervormen, dat hij zichzelf het leven onmogelijk kan maken. Ons vermogen te winnen, kan dus de mogelijkheid betekenen dat we verliezen. Uiteindelijk winnen we dus niet door te winnen, maar door onze plaats in het levensbestel te verzekeren door het recept te respecteren dat de natuur heeft uitgeschreven.
Kun je morrelen aan de grenzen van de groei? Kun je dus morrelen aan een oud en beproefd recept? Technisch gezien kan dat best, maar kun je overzien wat je aanricht bij het veranderen van de regels van het taalspel van het leven? Wie niet waagt, wie niet wint, zegt men. Je zou je kunnen afvragen of, als je de receptuur van de natuur gebruikt om haar te veranderen, je anders bezig bent dan de natuur zelf. Als immers zo’n verandering mogelijk blijkt, valt zij binnen haar mogelijkheden. Maar als de natuur zelf die stappen niet zet, is het dan verstandig ze wel te zetten?
Het leven als systeem is een netwerk van relevante procedures. Relevant is wat het systeem dient, met andere woorden wat de levenskwaliteit bevordert. Maar als een bepaalde keuze die je daarin maakt de verarming betekent van het milieu, veroorzaak je dan geen handicap, alsof je een been amputeert? Klonen is het kweken van identieke individuen. Stel, we stellen vast dat een bepaald type mens, dier of plant, het ideale genotype is, is dan die vaststelling geen amputatie? Hoe lekker is het op een been te lopen?
Alles wordt in de weerstand van de ontmoeting. Geen ontmoeting, geen weerstand, geen weerstand, geen ontmoeting. De crux van de receptuur van de natuur is de weerstand. Elke levensvorm is een articulatie van een bepaald soort weerstand. De weerstand genereert een immense genotypische diversiteit, waarin er soorten ontstaan en vergaan, met achterlating van de nazaten die de kronkelige lijnen van het leven voortzetten. Zelfs als de mens zich het leven onmogelijk maakt, zullen er altijd soorten zijn die die vrijgekomen ruimte met hun immer voortwoekerende aanwezigheid zullen vullen. Er zijn immers geen milieus op aarde waar geen leven te vinden is. De elasticiteit van de levende natuur zal pas breken, lang nadat de mens zichzelf erin onmogelijk heeft gemaakt.
Morrelen aan de grenzen van de groei, is ze openen. Als we ze openen, krijgen we toegang tot andere levensgebieden, maar tegelijk krijgen die toegang tot de onze. Zijn we daarop voldoende voorbereid?
Turgor is wat een plant zich op laat richten. De aanwezigheid van zouten in stengels, bladeren en bloemen trekt vocht aan, zodat de celstructuur van de plant zich opspant, waardoor een plant zich opricht. Leg een plant in zout water, en zij verslapt. Het spanningsverschil tussen binnen en buiten wordt dan immers opgeheven. Dit beeld tekent de weerstand van de ontmoeting van het binnen van de plant met het buiten dat zich erin doet gelden.
Zwaartekracht, luchtdruk, chemische reacties, fysische relaties, zij tekenen de relatiepatronen van het leven.
Buiten het aardse milieu worden deze relatiepatronen opgeheven en is er dus geen leven mogelijk.
Binnen dit milieu vinden zij vorm in de genotypische procedures, die in essentie chemische reactiepatronen zijn.
Zij binden zich onder druk van wat die binding zou kunnen bedreigen.
Morrelen we aan de grenzen van de groei, dan zouden we in principe de deuren kunnen openen voor de dreiging die tot op dat moment juist functioneel was voor de bestendiging van die patroon.
Stel, je zou ophouden doelwit voor die dreiging te zijn? Dan ben je niets meer en heeft die dreiging wat hij zoekt.
Je zou je dus sterk genoeg moeten maken, opdat die dreiging geen indruk meer maakt. Maar wat als je niet sterk genoeg te maken bent? Dan zul je alliantie moeten zoeken. Dat kan meer van hetzelfde zijn, maar dan is het niet moeilijk een zwakke plek te vinden, dus zoek je van alles wat, opdat eik gaatje gedicht worden kan. Maar als alle gaatjes dicht zitten heb je geen lucht meer. Wil je dus kunnen ademen, dan zul je gaatjes moeten openhouden.
Maar als je ervoor zorgt dat niet steeds dezelfde paadjes openstaan, zal het voor de dreiging moeilijk zijn om zich in te stellen op een bepaalde stand van zaken.
Wat leven in leven houdt, is het feit van haar veranderlijkheid. Het is een procedure van veranderlijkheden die het leven als systeem bestendigt in een dynamische balans. Morrelen aan de grenzen van de groei, is morrelen aan het systeem dat weliswaar dynamisch, maar ook kwetsbaar is. Immers, veranderlijkheid impliceert een zekere kwetsbaarheid.
Leven is veranderen, maar niet elke verandering heeft dezelfde relevantie. Maar als dat niet stoort, hoeft een ander soort relevantie niet noodzakelijk te verdwijnen, integendeel, het dynamiseert het systeem in de mogelijkheden die het biedt. We krijgen weerstand door wat ons bedreigt, maar ook door daarvan in ons op te nemen wat aan onze mogelijkheden iets toevoegt om die dreiging te weerstaan.
Pluriformiteit versterkt een systeem. Daardoor is het rijk aan mogelijkheden, maar er ook op bedacht. Dit is wat de mensheid zo succesvol maakt. Schakel je die mogelijkheden uit, dan kun je er ook niet meer op bedacht zijn. Daarom is een ideaal in de praktijk niet haalbaar. Het ideaal wil immers mogelijkheden uitschakelen en schakelt daarmee zichzelf uit. Is het ideaal immers bereikt, dan is zij ook aan het einde van haar mogelijkheden, en mogelijkheden zijn wat ons in leven houdt.
Genetische manipulatie betekent een ideaal realiseren. Een ideaal realiseren betekent mogelijkheden uitschakelen.
Mogelijkheden uitschakelen betekent afzien van de verrijking ermee. Afzien van de verrijking ermee betekent afzien van het bedacht zijn erop. Afzien van het bedacht zijn erop betekent afzien van weerstand. Afzien van weerstand betekent ophouden met bestaan. Daarmee bereik je precies het tegenovergestelde van het ideaal dat je nastreeft. Is het misschien beter een ideaal te hebben, dan het te realiseren? Is de reis niet belangrijker dan het doel? Immers, zonder reizen komen we nergens, laat staan bij het doel.
Wim Rietdijks betoog heeft een klein, maar veelbetekenend manco. Los van de morele implicaties, houdt het geen rekening met wat het leven drijft. Er is niets mis met het verbeteren van de menselijke conditie, maar we moeten wel nagaan wat die conditie betekent, waaruit zij is voortgekomen en hoe zij zich handhaaft. Zijn receptuur is het amputeren van een been. In de natuur wordt zo’n manco onmiddellijk afgestraft. Hij zoekt zijn ethiek in de natuurwetten, maar ziet voorbij aan wat die betekenen. Er is in principe geen hogere macht nodig om een ethiek te rechtvaardigen. Het loutere feit dat mensen zich ermee bezighouden, zich ermee bezig kunnen houden, impliceert de mogelijkheid ervan. Moraal is een mogelijkheid, vervat in de werkelijkheid, onze werkelijkheid. Het bewijst zich door het feit dat we er ons mee bezighouden. Deze bezigheid heeft ons geopend voor het mededogen. Ook dat is daardoor een feit van de werkelijkheid geworden. Met dit mededogen kunnen we de crimineel benaderen en de mongool waarderen. Uiteindelijk komt het allemaal neer op kennisnemen. Nemen we kennis van wat de crimineel beweegt, dan valt misschien de dreiging weg te nemen die in hem schuilt. Nemen we kennis van de mongool, dan ontdekken we misschien wel zijn menselijkheid, zijn recht op geluk in het optimale gebruik van zijn mogelijkheden dat te realiseren. Dan staan we misschien met beide benen op de grond, want hebben we onszelf niet geamputeerd. Misschien is Rietdijks manco dat hij geen twee benen heeft. Wat mij betreft mag hij dan rekenen op mededogen.
P. Clijsen, Terneuzen (NL)
‘Niemand heeft graag een gehandicapt kind’
Ik las met aandacht de bijdrage ‘Wim Rietdijk – eugenetica’ en ik kan me helemaal akkoord verklaren met Rietdijk: morele codes zijn nepcodes als ze niet een groter geluk voor het grootsmogelijk aantal mensen nastreven, niemand heeft graag een gehandicapt kind en eugenetica is bijzonder belangrijk. Zo belangrijk dat ik ze als paardenkweker al dertig jaar beoefen. Wat voor paarden geldt, moet ook voor mensen gelden, het is een vorm van menslievendheid: twee suikerzieken die zes kinderen ter wereld brengen, alle zes in een instelling en blind!
Weinigen hebben de moed van Rietdijk. Hoe kan het ook anders? Indien de wereldhandel zijn carrousel van uitbuiting gaande wil houden dan is hij verplicht domheid, dwaasheid en angst te verkopen van in de kinderkribbe tot in het oudjesasiel.
Het gedachtengoed van Rietdijk zal pas kans van slagen hebben als de commerce ermee gediend zal zijn, maar dat zie ik nog niet zo direct zitten, want de explosieve bevolkingsgroei speelt nu precies in zijn kaarten. Dus, spijtig Wim en trek u vooral Joep niet aan.
Bernard Derwa, Sint-Truiden (B)
Ziekte en dood horen bij het leven
Driehonderd woorden is niet veel om te reageren op zo een belangwekkend iets als Humane Selectie. Filosofie Magazine verdient lof om het onderwerp uit te diepen en in de publiciteit te brengen. Het is immers ons voorland. De nabije toekomst is de kraamkamer van nieuwe medische technologieën welke ongekend zullen zijn.
Denken kost tijd, tobben nog veel meer, wordt gesteld. Het filosofisch denken kan dit toekomstige scenario, de gevolgen van genoemde medische technologie misschien gaan onderzoeken, net zoals bij boeken en films al gebeurt. Een en ander zal op het mensbestaan een enorme impact hebben. In de stelling van Rietdijk mis ik het gevoelsleven van de mens. Het is nog onbekend hoe deze gevoelskracht op de nieuwe ontwikkelingen zal reageren.
Wat ook niet duidelijk is, is hoe het menselijk gestel zal reageren op de interventie in zijn genenhuishouding. Is het niet zo dat een Zwitsers bedrijf 400 miljoen gulden over heeft voor onderzoek van de bevolking van IJsland? Als zijnde nog puur en zuiver?
Tevens schijnt het zo te zijn dat genetische afwijkingen niet afdoende opgelost, verholpen kunnen worden. Zij keren of kunnen weer terugkeren vanwege invloeden waarop al helemaal geen zicht is.
Aloude waarheden als: ‘de mens kan en mag niet voor god spelen’, en: ‘ziekte en dood horen ook bij het leven’, staan nog steeds. Heeft de mens het recht deze waarden aan te vechten? Is het leven dan voorbehouden aan het najagen van louter geneugten als welstandsbeleving, eten en drinken, sex en alles wat dies meer zij? Is het in het mensbestaan ook niet zo dat hij zo maar eens beperkingen op mag leggen in zijn gratis en belangeloos verkregen leven? Het moderne leven van welstand en geneugten heeft blijkbaar geen aandacht voor dit gegeven. In die zin gaat de eugenetica gouden tijden tegemoet, ten koste van zuiver menselijke waarden. Als dan de soapmassa niet de kracht heeft om over dit soort levenszaken na te denken en derhalve geen besluiten neemt dan zullen toch andere denkers hier het voortouw moeten nemen. Nooit eerder in zijn bestaan bestond er zo een ondefinieerbaar toekomstbeeld voor de mens. Zo complex, zo belangwekkend en zo genetisch gestuurd.
De evolutie heeft ons gemaakt tot wat we zijn. Wim Rietdijk wordt verondersteld intelligent te zijn, verheven boven de Soapmassa. Twijfel over geestvermogens is dan ook niet op zijn plaats. Hoogbegaafden en Mongooltjes. De moderne maatschappij is verworden tot tolerantie naar gehandicapten met gesubsidieerde faciliteiten.
Het dier bestaat middels instincten. De mens is zelfbeschikkend. De moderne wetenschap heeft de naargeestige eigenschap problemen te creëren, hetgeen uiteraard niet zo zou moeten zijn. Ethische problemen.
Simpelheid en eenvoud zijn een grotere waarborg tot een gelukkig leven dan een gecompliceerde maatschappij met zijn oneindig scala aan verleidingen en mogelijkheden. Humane selectie is een item, dat we zelf hebben gecreëerd. De vooruitgang maakt ons bestaan in hoge mate complexer.
De genen van de mens gaan achteruit, wordt gesteld. Een vraag van belang is dan: hoe komt dat? De vermeende achteruitgang trachten te compenseren middels manipulatie en/of interventie is zeer discutabel. Het paard achter de wagen spannen.
Over ethiek raak je niet uitgesproken. Mijn ethiek bestaat onder andere uit beperkingen opleggen. Alles mag wat kan, zou ook kunnen zijn: wat zou kunnen hoeft niet.
Rietdijk geeft geen definitie van geluk. Het hele interview getuigt van een bovenmatige intelligentie, waarin mijns inziens fundamentele menselijke waarden ontbreken. De fundamenten van ethiek worden gevoed vanuit het gevoelsleven van de mens. Gevoel en rationaliteit kunnen stilistische kenmerken bevatten, doch kunnen elkaar ook aanvullen in een axioma van goed en kwaad.
De weg van Rietdijk leidt tot een ontvoelde maatschappij, waarin de super genetische mens een zoektocht begint naar genoemd geluk, dat hij uiteraard niet zal vinden. Een normaal, dus niet bovenmatig intelligent mens zal geluk ervaren met zijn niet geaborteerde gehandicapte kind.
De eigenzinnige, intelligente Thymotische mens, die besluit een kloon van zichzelf te bestellen bij een Medisch Instituut, om zijn vrouw van een lastige zwangerschap te vrijwaren, zal dit geluk niet ervaren.
Geneeskunde is een goede zaak. Natuurlijk. De grens moet mijns inziens een rode lijn zijn bij interventie in de genen. Die beperking. Bevordert de goede genen moraal het totale geluk in de wereld? Is er een globale uniformiteit? De conformistische ideologie is voorbehouden aan de soapmassa. De genentechnologie zal vooralsnog alleen de bovenlaag aangaan. Welstand is geen geluk. Geluk komt uit het gevoel. Ons grootste ondefinieerbare goed. Een klinisch, genetisch gemanipuleerde maatschappij herbergt geen geluksscenario. een dualisme van de eerste orde naast de stelling van Confucius: Bescheidenheid is de grondslag der deugden. De wijzen komen nog altijd uit het Oosten.
Dirk Kraaij, Wormerveer (NL)
Rietdijks verhaal is oude koek en beperkt
Mijn bezwaar richt tegen het uitgangspunt dat jullie tragischerwijze hebben gekozen in het werk van Rietdijk. Mijns inziens vormt dat werk geen acceptabel uitgangspunt voor een intellectuele discussie op filosofisch en ethisch niveau. De discussie in het katern Humane Selectie betreft niet eens de problematiek die de kennis van de genetica oproept. Het interview gaat over al jarenlang bekende ethische problematiek inzake euthanasie, levensbeëindiging zonder verzoek en het gebruik van prenatale diagnostische instrumenten voor de opsporing van chromosomale afwijkingen (CVS of vlokkentest en vruchtwaterpunctie). De discussie bevat geen informatie over de ontwikkeling van nieuwe methoden, zoals PGD, cionering, somatische celgentherapie, kiembaancelgentherapie of genetische modificatie. Rest slechts het beledigende karakter ervan voor mensen met verstandelijke handicap en het voorbijgaan aan de praktijk van de gezondheidszorg.
Het bedenkelijke niveau van Rietdijks afwegingen is niet nieuw. Dezelfde retoriek en bedrieglijke semi-wetenschappelijke argumentatie kan worden gevonden in R.J. Herrnstein & Ch. Murray’s The Bell Curve. lntelligence and Class Structure in American Life (Free Press, New York, 1994). Het laatstgenoemde werk leunt sterk op de ideeën van Hans Jurgen Eysenck en het zou me niet verwonderen als ook Rietdijk door hem is gestimuleerd. In de USA is de aanvankelijke bestseller ‘The Bell Curve’ na scherpe weerlegging en ontmaskering afgedaan in filosofische én wetenschappelijke kringen als bedrog vanwege verhuld racisme en fascisme. Vervolgens is er geen aandacht meer aan besteed. Rietdijk verdient niet beter.
Mondiaal is de afgelopen tien jaar uitvoerig gediscussieerd en geschreven over de mogelijkheden van het Human Genome Project en de uitwerking daarvan in de samenleving. Van Backdoor Eugenics, Superman en Superwoman tot de Achtste Scheppingsdag staan er ook bij mij enkele planken vol, naast de toegespitste literatuur op medische ethische uitwerkingen. Holle retoriek als gelegenheidscombinatie van utilitarisme, een biologisch vastgelegde morele orde die uitdrukking vindt in Gesundes Volksempfinden en een genenpoule, opgezet om daarmee dertigerjaren ideologie te bedrijven (20e eeuw), is geen uitgangspunt voor discussie, maar roept alleen schaamte op.
Uiteraard ben ik bereid om in een andere opzet de door jullie terecht gesignaleerde patstelling in de Nederlandse discussie te helpen doorbreken.
Evert van Leeuwen, Amsterdam (NL)
‘Mongolen hebben de kernwapens niet bedacht’
Er is in de meningen van Wim Rietdijk veel dat voor mij niet vanzelf spreekt, en daarom twijfel ik niet aan mijn geestelijke vermogens. Zo bespeur ik in mijzelf geen neiging om kwalitatieve criteria voor eugenetica te zoeken, terwijl ik intussen filosofisch eerder bij de Verlichtingsdenkers te vinden ben dan ergens anders (preciezer: me dunkt dat het project van de Verlichting voor nog geen promille van de grond is gekomen). Rietdijk en ik lijken qua metafysische keuzes in dezelfde hoek te zitten maar qua meningen over eugenetica helemaal niet, waaruit volgt dat metafysische keuzes buiten de discussie kunnen blijven.
En nog wel meer kan beter buiten blijven. Sommige natuurlijke selectie is inderdaad doorbroken door medische vooruitgang, maar je kunt gemakkelijk veronderstellingen doen over juist toegenomen selectie. Zouden gemiddeld de slachtoffers van het automobilisme degenen kunnen zijn met de genen die verminderde concentratie opleveren? Of met een gen dat tot hogere alcoholconsumptie leidt? Dan zou verbieden van autogordels de natuurlijke (?) selectie helpen.
Of anders gezegd: als je voor de flinkheid pleit om wat humane selectie in werking te zetten, wees dan zo eerlijk om ook die mogelijkheden te beschouwen waarbij je zelf misschien niet meer buiten zicht blijft. Een voorbeeldredenering: medisch kan er veel – geld is er niet genoeg – er moet gekozen worden – er bestaan welvaartsziekten – de lijders daaraan hebben het er al flink van genomen – besteed daarom het geld aan degenen die gewoon genetisch pech hebben gehad. Correcte redenering, niet? En zou misschien een gen voor vetzucht daardoor een beetje weggeselecteerd worden? Of nog weer iets anders: het zal nooit gewenst zijn om een zwakzinnig kind te krijgen, maar daaruit volgt niet dat eugenetica voor de hand zou liggen. Een manier om precies het omgekeerde te bepleiten kan starten met: het verzorgen van een ‘mongooltje’, brengt nogal eens het beste in mensen naar boven en dat is iets dat in deze wereld veel te weinig gebeurt. Of maak de volgende redenering af: massavernietigingswapens zijn niet door zwakbegaafden bedacht – de inrichting van de wereld, inclusief alle problemen, is in onevenredige mate door (hoog)begaafden vormgegeven ergo.
De’mongooltjes’ die ik zie lopen lijken het meer naar hun zin te hebben dan mensen met manische depressiviteit of schizofrenie – twee kwalen die zich niet op jonge leeftijd openbaren én waar een genetische component bij aangetoond lijkt. Hoe nu, flinke selecteerders? Voortgaan met beknibbelen op geestelijke gezondheidszorg zodat nog meer psychoten dakloos worden, wat hun levensverwachting niet zal verhogen?
Voor een heldere en eerlijke discussie is minstens nodig dat mogelijke verbanden nergens als noodzakelijke worden gebracht, en dat uit vele mogelijke verbanden niet slechts een beperkte selectie wordt gepresenteerd. Daar laat Rietdijk vele steken vallen.
Weia Reinboud, Utrecht (NL)
Iedereen moet zelf over zijn leven beslissen
‘Geef toe dat er goede en slechte genen zijn; bevorder goede genen, elimineer slechte’, stelt Wim Rietdijk. Dat geef ik direct toe. Ik ben ook voor het bevorderen van goede en het elimineren van slechte genen. Tot zover mijn overeenstemming met Rietdijk. Rietdijks stelling is echter ambigu. Wat is immers goed of slecht?
Hij gelooft kennelijk in een morele orde die hij zelf goed weet in te vullen. Dat kan ik billijken. ‘Bescheidenheid is voor schooiers’, zei Goethe. Ook ik ben voorstander van eugenetica en zou daarnaast graag zien dat het leven en de dood geherwaardeerd zouden worden met als doel enige onthechting na te streven, zodat eenieder die over rede beschikt, doch in een mensonwaardige positie verkeert, afstand kan doen van het leven. Diegene die niet zelf kunnen beslissen zijn overgeleverd aan de familie, het is niet anders.
Ik hanteer geheel eigen ethische criteria: ik wil een selectie voorstellen op innerlijk waarden, niet op uiterlijke. Met innerlijke waarden bedoel ik overigens datgene wat iemand aanzet tot kwalitatief hoogwaardige tijdsbesteding en bezigheden in het algemeen. Dat plaatst de mongoloïde mens in een heel ander daglicht zoals ik straks zal aantonen. Selectie is nodig want beperking van de bevolkingsgroei moet mondiaal agendapunt numero één zijn. Immers, William van Ockham citerend: ’Je moet de zijnden niet zonder noodzaak vermenigvuldigen.’ Laat selectie toegepast worden op mensen die hun tijd waardeloos besteden en als conformisten achter iedereen aansjokken. Ik zie het conformisme als het grootste euvel dat de wereld teistert. Dat deel ik met Rietdijk. De heer Rietdijk heeft tenminste het lef in zijn flikker daar wat aan te doen, hoe men ook over hem denkt. Dat bewonder en herken ik!
Rietdijk maakt echter een fout. Wil men geluk optimaliseren dan kun je wellicht. beter je geld op zwakbegaafden dan op hoogbegaafden zetten, meneer Rietdijk, want het lijden van grote geesten is vaak evenredig groot; als het lijden van kleine geesten klein is. Antisthenes omschrijft het heel mooi: ‘Men moet zich ofwel inzicht verschaffen, ofwel een strop.’ Want met permissie, het geluk straalt niet van u af, geachte heer Rietdijk. Toch het lot der diepzinnigen lijkt mij, om voortdurend in gevecht met de werkelijkheid te verkeren. Beter kun je flink stom zijn, dan heb je vermoedelijk minder zorgen.
Dit is dan ook het juiste moment om in te haken op wat Joep Dohmen vraagt: ‘Waarom zou het niet zo kunnen zijn dat er een aantal hoogbegaafde mensen zou worden geëlimineerd en dat juist de mongooltjes, die ons zo zorgzaam doen zijn, en die ons zoveel sociale vaardigheden bijbrengen, bijdragen aan het geluk van deze werkelijkheid?’ En hij gaat verder: ‘Hoe weet u dat de wereld er met meer hoogbegaafde mensen gelukkiger aan toe zal zijn dan met mongooltjes?’
Joep krijgt hierop een buitengewoon aanmatigend antwoord. Maar laat ik een voorbeeld geven om het tegendeel van Rietdijks antwoord te illustreren. Ik verkeer in odium generis humani, (haat jegens de menselijke soort) en ben daarom onbenaderbaar. Uitgerekend was het een mongoloïde man die ik wel eens bij de bakker trof, die daar moeiteloos doorheen prikte en mij keer op keer innig omhelsde als ik hem tegenkwam. Waarom weet ik niet. Na deze voorvallen heb ik mijn voordien ook minder gunstige gedachten over hen, bijgesteld. Wat een liefde gaf hij mij, en dat bij de bakker! Hoewel anderen gereserveerd afwachtten, aanschouwde ik voor een moment het ultiem schone. Hij slaagde in iets wat niemand lukte, hij maakte mijn dag in één handeling goed! Wat een mooie mensen kunnen het zijn. Een wereld van mongooltjes zou wellicht veel prettiger kunnen zijn, juist vanwege hun eenvoud en geringere wensen. Wat zij bezitten is immers een onderdanige wil. Want is het niet onze sterke wil waardoor we zo met elkaar overhoop liggen? Volgens mij is ellebogenwerk mongooltjes vreemd! En Schopenhauer leert ons dat naarmate ieder individu meer voor zichzelf opkomt het lijden in de wereld toeneemt. Klinkt. u dat ook zo logisch in de oren?
Tenslotte nog iets over de genenpoel en mijn eerder vermelde criterium voor humane selectie op grond van innerlijke waarden. Ik zal het kort en simpel uiteenzetten. Men neme enkele F-16’s en trekt langs partibus infidelium (heidense contreien) zoals drukke stranden en voetbalstadions, om daar wat te laten vallen. Zo weet je bijna zeker dat je de slechte genen te pakken hebt. Goede en slechte genen scheiden zich namelijk vanzelf, volautomatisch. Waar dragers van goede zich naar musea begeven, liggen dragers van slechte zuipend op Ibiza, of ze bevinden zich lallend op een andere locatie waar inferieuren zich eenmaal ophouden. Simpel, niet? Ja ja, ik moet er zelf ook om lachen, maar schrik niet, ik vrees dat ik het meen! Ik ben het zeker met enkele filosofen eens dat het erom zou moeten gaan genieën voort te brengen. Net als hen erger ik mij groen en geel aan de middelmaat, de grote conformistische mierenhoop!
Hoe zit het dan met de dragers van goede genen die helaas ook sneuvelen? Welnu, geachte lezers, de NAVO leert ons dat dat moet kunnen voor een goede zaak! Maar het is toch geen oorlog, werpt u wellicht tegen? Jawel, het is wel oorlog namelijk tussen de economieën. En als u dat niet met mij eens bent is daar nog een veel besmuikter oorlog; bellum omnium contra omnes, de oorlog van allen tegen allen!
Wilfred Stadtman, Arnhem (NL)