Home Leren kijken naar het lijden

Leren kijken naar het lijden

Door Simone van der Burg op 28 november 2012

05-2007 Filosofie magazine Lees het magazine

Geluk is nooit vanzelfsprekend. De al te menselijke neiging om daar wel van uit te gaan, is volgens Martha Nussbaum  zelfs de grootste bedreiging voor het ‘goede leven’.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

Op een dag als vandaag is het makkelijk schrijven over geluk. Alle narigheid – ziekte, armoede, oorlog, dood, global warming – is verborgen in de coulissen van het landschap dat we op de fiets doorkruisen. Onder een dak van jong eikengroen en beukenroze belicht de zon alleen het goede: harmonieuze gezinnen, loom liggend in het gras, halfblote kinderen die rennen en spelen, trompetbloemen en fluitenkruid naast het pad dat viert dat het in april al zomer is.
Het is geen dag om te vragen: wat is geluk? Of: welke elementen zijn bepalend voor een gelukkig leven? Geluk is er gewoon en trekt direct zijn snobbig smoel dat lijkt te zeggen: dit is vanzelfsprekend, dit komt mij toe.
 
De neiging om geluk ‘gewoon’ te vinden en weg te kijken van alles wat er afbreuk aan zou kunnen doen, is volgens Martha Nussbaum de grootste bedreiging voor mensen die een ‘goed’ leven willen leiden. Die boodschap bracht zij voor het eerst in De breekbaarheid van het goede en maakte destijds veel reacties los in Nederland. Nu, eenentwintig jaar na de oorspronkelijke publicatie, is het boek in het Nederlands vertaald. Valt van dit boek nog steeds iets te leren?

In De breekbaarheid van het goede neemt Nussbaum een oude discussie weer op, die werd gevoerd tussen de oud-Griekse schrijvers van de tragediën – zoals Sophocles, Euripides, Aischylos – en filosofen – zoals Plato en Aristoteles – over de plaats van het toeval in het streven naar een ‘goed’ leven. In 1986, toen het boek voor het eerst verscheen, was de tragedie een verrassend nieuw onderzoeksterrein voor een ethicus. Ondertussen zijn in het kielzog van Nussbaums boek veel filosofische werken verschenen waarin de tragedie een belangrijke rol speelt. Michiel Leezenberg beschreef recent in De vloek van Oedipus bijvoorbeeld de politieke betekenis van Sophocles’ Oedipus in Colonus in de Griekse polis in de tijd van de Peloponnesische Oorlog, en laat zien wat de burgers van een moderne liberale democratie daarvan kunnen leren. En Jos de Mul vestigde in De domesticatie van het noodlot aandacht op de tragedie, omdat die de moderne, naar controle strevende mens een wat meer gelaten, accepterende houding zou kunnen bijbrengen, die past bij de noodlottige natuur van hun bestaan. Ook Nussbaum kijkt naar de invloed van het noodlot op ons bestaan, maar de vredige gemoedsrust die De Mul associeert met ‘acceptatie’ past niet bij haar aanpak. In het eerste hoofdstuk van De breekbaarheid laat zij zelfs zien dat acceptatie zelfs een laakbare houding kan zijn; bijvoorbeeld in Aischylos’ tragedie waarin de legerleider Agamemnon door de goden wordt gedwongen een onmogelijke keuze te maken. Hij kan zijn plicht als legerleider in Troje vervullen door zijn dochter te offeren; of hij kan zich laten leiden door zijn vaderlijke plicht. Het morele probleem dat in deze tragedie naar voren komt is volgens Nussbaum niet zozeer dat Agamemnon ervoor kiest om zijn dochter te doden, want voor die daad zijn vooral de goden verantwoordelijk; wat Agamemnon wordt verweten is dat hij niets voelt als hij die keus eenmaal heeft gemaakt: ‘ […] Haar smeekbeden, haar jeugd, haar huilend “vader” roepen, het ging hem niet aan, vanaf dat ogenblik behandelt hij zijn dochter als een dier dat geslacht moet worden.’

Broos

De meeste mensen hebben een neiging om zichzelf ongevoelig te maken voor hun eigen leed of dat van anderen. Die houding zorgt ervoor dat we gemakkelijk ontkennen dat geluk kwetsbaar is. Maar erg realistisch is dat niet: geluk ís broos, er zíjn problemen die we niet kunnen oplossen. Om die pijnlijke kant van het menselijke bestaan naar voren te brengen gebruikt Nussbaum de tragediën die laten zien hoe het geluk voortdurend risico’s loopt.

Ziekte, dood, verlies kunnen ons overvallen zonder dat we er controle over kunnen uitoefenen. Maar we kunnen ook in situaties terechtkomen waarin we onmogelijk een goede keus kunnen maken. Dat was Agamemnons probleem in de beroemde tragedie, maar op een alledaags niveau hebben we er allemaal mee te maken: onze verantwoordelijkheden voor anderen zoals geliefden, kinderen, ouders, vrienden, werkgevers, collega’s, klanten, aandeelhouders, werknemers enzovoort zorgen niet zelden voor verplichtingen die met elkaar conflicteren. Dat we in situaties terechtkomen waarin we moeten kiezen om aan de ene of aan de andere verplichting te voldoen, hebben we niet in de hand.
 
Alle mensen hebben volgens Nussbaum de neiging om weg te kijken van dit soort aspecten van hun leven, omdat dit hen confronteert met een beperking van hun capaciteiten. Ook ethici hebben daar moeite mee. In zijn vroege dialogen begrijpt Plato het streven naar een ‘goed leven’ volgens Nussbaum als een poging om immuun te worden voor kwetsbaarheden. Plato minimaliseert de invloed van alle potentiële bronnen van verdriet en verlies in zijn visie op het goede leven door mensen aan te sporen hun geluk niet in die kwetsbare zaken te zoeken. Zaken die mensen in het dagelijks leven waarderen, zoals liefde, vrienden, bezit, aanzien, hebben volgen hem geen échte waarde, want we kunnen ze ook weer kwijtraken. Volgens Plato zijn ze niet goed voor ons en het lijkt hem beter om de ziel te instrueren om veiliger hartstochten te verwerven, zoals kennis en waarheid, die eeuwig en onveranderlijk zijn. Het is dus verstandiger als mannen en vrouwen hun alledaagse affecties loslaten en inruilen voor affecties die hen niet zullen teleurstellen.

Deze strategie is volgens Nussbaum begrijpelijk. Tegenwoordig zijn er waarschijnlijk weinig mensen die hun kwetsbaarheid compenseren met een streven naar waarheid, zoals Plato voorstelde. Maar het streven naar controle is herkenbaar. We zien dit bijvoorbeeld terug in de overspannen gedachte dat je de droom van inspirerend werk of een ideale liefdesrelatie kunt waarmaken ‘als je het maar echt wilt’, waarbij wordt vergeten dat de inspirerende kracht van werk ook afhankelijk is van het type werk dat je in staat bent te doen (schoonmaken is bijvoorbeeld niet erg verheffend), de aard van je samenwerking met goede collega’s en de institutionele inbedding van je activiteiten; en dat de begeerde geliefde op een ander kan vallen of kan emigreren of doodgaan. Dit zijn allemaal factoren die je niet in de hand hebt, maar die wel beslissend kunnen zijn voor het slagen van een toekomstdroom.

Nood

In De breekbaarheid benadrukt Martha Nussbaum in debat met Plato vooral een ethische tekortkoming van mensen die de breekbaarheid van hun geluk negeren. Mannen en vrouwen die Plato’s levenslessen volgen, zullen volgens haar weinig compassie kunnen opbrengen voor anderen die pech hebben. Juist compassie ziet zij als de belangrijkste ethische competentie. De cultivering van het vermogen om je in te leven in de noden van anderen doorbreekt de illusie van de menselijke almacht die weliswaar troostend is, maar ook onwaar; ook is compassie een voorwaarde voor handelingen die zijn gericht op de terugdringing van dat lijden, voor zover dat mogelijk is.

We moeten volgens Nussbaum toe naar een ethiek die aandacht besteedt aan de kwetsbare kanten van een mensenleven. In Aristoteles’ werk ziet zij een voorbeeld van de manier waarop die ethiek vorm kan krijgen. Aristoteles kiest een andere verhouding tot tragediën dan Plato. Hoewel Plato de tragediën – en alle andere kunst – afdeed als ‘kopie van de realiteit’ die juist moest worden ontstegen als men de waarheid wil leren kennen, ziet Aristoteles in de tragediën juist een adequate beschrijving van de kwetsbaarheid van het menselijke bestaan die mensen moeten leren kennen als zij het goede leven willen realiseren. Het besef dat geluk broos is en onze invloed beperkt, is pijnlijk en jaagt angst aan. Maar het is onmogelijk om zonder dat besef de waarde te zien die gezondheid, geliefden, vrienden, werk, een bloeiende democratie, bezit, aanzien, respect enzovoort voor ons hebben; en ook wat die zaken voor waarde hebben voor mensen die ze moeten ontberen. Dat leed aanschouwen kost moeite, maar zonder dat inzicht is het onmogelijk om een juist oordeel te vormen over wát een mensenleven echt gelukkig maakt en wát we wel of niet kunnen doen om dat te bereiken.
 
Aandacht voor tragedie is bij Nussbaum dus allerminst een oefening in gelatenheid en acceptatie van een onafwendbaar lot, zoals bij De Mul. Inzicht in de broosheid van ons geluk is ongemakkelijk en bitter en gaat vaak samen met heftige emoties, die we liever uit de weg zouden gaan. Maar het inspireert bij Nussbaum ook niet tot fatalisme; zij wil juist actief streven naar de beperking van de invloed van het toeval op een mensenleven. De kans dat die activiteiten slagen is natuurlijk beperkt, maar niet afwezig. Wat voor een individu niet te beïnvloeden valt, kan door een samenleving soms wel tot de mogelijkheden behoren. Maar om die samenleving tot actie te bewegen, is eerst het besef nodig dat er sprake is van lijden en dat daaraan iets moet gebeuren. Zonder die aandacht is de kans dat er iets verbetert in elk geval nihil.

De breekbaarheid van het goede, door Martha Nussbaum, vert. Patty Adelaar, uitg. Ambo, Amsterdam 2007, 856 blz., € 37,95
De vloek van Oedipus, door Michiel Leezenberg, uitg. Van Gennep, Amsterdam 2006, € 19,90
De domesticatie van het noodlot, door Jos de Mul, uitg. Klement, Kampen 2006, 335 blz, € 23,50