Home Korte cursus intellectuele zelfverdediging

Korte cursus intellectuele zelfverdediging

Door Geertje Dekkers op 10 december 2008

10-2008 Filosofie magazine Lees het magazine

Wie is er nooit klemgezet in een discussie, zonder te begrijpen hoe? Twaalf manieren waarop dat kan gebeuren. Plus twaalf tips van de Canadese pedagoog Normand Baillargeon om u daar tegen te wapenen.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.

1. Het valse dilemma
‘Het universum kan niet zijn geschapen uit het niets, dus moet het zijn geschapen door een intelligente levenskracht.’ Met een zin als deze kan een sluwe debater u het idee geven dat u tussen deze twee mogelijkheden móet kiezen. Hij doet alsof er geen andere opties zijn.
Zo’n debater doet het zelfde als een goede goochelaar: hij manipuleert. De goochelaar laat u een kaart pakken uit een stapel en geeft u het idee dat u vrij bent om iedere kaart te pakken. In werkelijkheid heeft hij van te voren handig bepaald welke kaart u zult aanwijzen.
Op een vergelijkbare manier doet de sluwe debater alsof u vrij bent om te kiezen, terwijl hij van te voren de keuzes heeft ingeperkt. Hij laat u kiezen tussen een schepping uit het niets en een schepping door een intelligente levenskracht. Maar in werkelijkheid zijn er veel meer opties. Het heelal kan, om slechts één andere mogelijkheid te noemen, ook door een blinde kracht geschapen zijn. Bedenk voordat u kiest of er nog meer mogelijkheden zijn.

2. De overhaaste generalisering
‘Acupunctuur werkt; mijn broer is gestopt met roken door naar een acupuncturist te gaan.’ Of: ‘Roken is helemaal niet slecht voor de gezondheid. Mijn opa is er 93 mee geworden.’ Dat soort uitspraken hoor je maar al te vaak. Meestal zijn ze alleen gebaseerd op de eigen, beperkte ervaring en gelden ze niet voor iedereen: overhaaste generaliseringen dus. Ga altijd na over hoeveel individuen dit soort uitspraken eigenlijk gaat.

3. De afleidingsmanoeuvre
In een discussie over klimaatveranderingen kan iemand ineens beweren: ‘Waar u zich werkelijk zorgen over moet maken, is een regering die veel te veel wetten en bureaucratische regels invoert. Daardoor kunnen ondernemers hun verantwoordelijkheid niet nemen.’ Dat is een afleidingsmanoeuvre: een zin die de aandacht wegleidt van de eigenlijke kwestie, waarvoor de spreker blijkbaar geen goede argumenten heeft.
Zo’n manoeuvre heet ook wel een ‘Red herring’.Het verhaal gaat dat ontsnapte gevangenen in het zuiden van de Verenigde Staten hun achtervolgers en hun honden op een dwaalspoor brachten door rode haringen achter te laten.
Een drogredenering die veel op de afleidingsmanoeuvre lijkt, is het rookgordijn. De spreker die dat legt, veroorzaakt verwarring door bijvoorbeeld onbegrijpelijk jargon te gebruiken.

4. Het argument ad hominem
Stel, u discussieert met een stel liberalen over economie en iemand haalt een idee van de econoom Arnold Heertje aan. Een ander reageert dat Heertje een PvdA’er is en dat zijn opvattingen daarom geen aandacht verdienen. Dat is een argument ad hominem (op de man gespeeld): omdat het van Heertje komt, kan de redenering niet kloppen. In werkelijkheid is zijn mening wel relevant: Heertje is immers een expert in de economie.
Natuurlijk bestaan er situaties waarin een uitspraak ongeloofwaardig is vanwege de persoon die hem doet. Denk aan een kleurenblinde die in de rechtbank beweert dat hij een rode auto heeft gezien op de plaats delict. Maar in dat geval is er een verband tussen een eigenschap van de persoon (kleurenblind) en zijn uitspraak (het was een rode auto).
Dit verband ontbreekt bij de uitspraak over Heertje. Het feit dat hij linkse ideeën heeft, maakt zijn professionele uitspraken over economie niet onbetrouwbaar.

5. Het beroep op autoriteit
‘Als arts vind ik dat embryoselectie gelijk staat aan moord.’ Op het eerste gezicht lijkt dat misschien een belangwekkende uitspraak, maar in feite doet deze arts ten onrechte een beroep op zijn autoriteit. Zijn kennis over medische zaken is zonder twijfel goed onderbouwd, maar in de ethiek is hij niet speciaal gekwalificeerd. Op dat terrein is zijn mening niet meer waard dan die van anderen.
Omdat we nu eenmaal niet alles zelf kunnen onderzoeken, steunen we in discussies vaak op autoriteiten: betrouwbare experts die voor ons hebben uitgeplozen hoe ingewikkelde dingen in elkaar zitten. Maar dat heeft alleen zin als de autoriteit in kwestie zich bij zijn vakgebied houdt.
Bovendien kan iemand zijn rol van autoriteit ook verspelen. Wanneer een arts zich bijvoorbeeld laat betalen door de sigarettenindustrie om te zeggen dat roken de gezondheid niet schaadt, is de autoriteit van de arts gecorrumpeerd door zijn financiële belangen.

6. De cirkelredenering
‘Als je gezond wilt blijven, moet je veel groente eten.’
‘Waarom veel groenten?’
‘Omdat groenten heel gezond zijn!’
Deze redenering is alleen deugdelijk als je aannneemt dat groenten gezond zijn. Dat is niet alleen de conclusie, maar ook het uitgangspunt van deze redenering: een cirkelredenering dus. Let altijd goed op of de bewijzen die uw gesprekspartner aanhaalt, verschillen van datgene wat bewezen moet worden.

7. Post hoc ergo propter hoc
‘Toen ik in Australië was, overleed mijn vader. Ik moet dus maar niet meer naar Australië gaan, want dan gebeurt er iets verschrikkelijks.’
In werkelijkheid hebben het overlijden en Australië natuurlijk weinig met elkaar te maken. Dit is eerder een vorm van magisch denken dan van goed redeneren. ‘Na dit, dus door dit’ heet deze drogredenering in het Nederlands, en deze komt erg veel voor.

8. Het argument ad populum
‘Drink X, het meest verkochte bier van Nederland!’, roept de reclame. Blijkbaar is dat afdoende bewijs dat bier X lekker is. Het argument ad populum doet een beroep op de massa: als de meerderheid iets doet, zal het wel goed zijn.
Een meer versluierde vorm van deze drogredenering is: ‘Geen enkele samenleving heeft ooit het huwelijk tussen seksegenoten gelegaliseerd, dus moet de onze dat ook niet doen.’ Hier is de meerderheid vervangen door alle samenlevingen en de spreker gaat ervan uit dat die het nooit fout kunnen hebben. Maar iedereen kan zich vergissen, dus alle samenlevingen ook.

9. Argument van de onwetendheid
‘Niemand heeft ooit kunnen bewijzen dat buitenaardse wezens niet bestaan. Dus moeten ze wel bestaan.’ Dat hoeft natuurlijk helemaal niet: we weten nog ongelooflijk veel níet over het heelal. Het is op dit terrein waarschijnlijk verstandig het oordeel over deze kwestie nog even uit te stellen. Maar niet iedereen doet dat. In een onbesliste situatie trekken sommigen vastberaden een conclusie uit het feit dat het tegendeel niet bewezen is: buitenaardse wezens bestaan.

10. De hellend-vlakredenering
‘Als de overheid toestaat dat er camera’s worden opgehangen in uitgaansgebieden, zal het niet lang duren voordat Nederland een totalitair regiem krijgt.’ Dit is een typische hellend-vlakredenering: als we één stap in die richting zetten, glijden we onvermijdelijk af naar een horror-scenario dat aan het einde van het hellend vlak op ons wacht.
In werkelijkheid liggen er meestal een heleboel stappen tussen begin (camera’s ophangen) en eind (een totalitaire staat). Maar dat moffelt de spreker weg. Hij doet of het één onvermijdelijk leidt tot het ander, en zo leidt hij de aandacht af van de eigenlijke kwestie (de camera’s) naar een schrikbeeld dat iedereen zal tegenstaan (de totalitaire staat).

11. De stroman
Stel, u bent tegen abortus en zegt: ‘Een foetus heeft het recht om te leven, net zoals een kind dat al geboren is het recht heeft om te leven. Geruime tijd voor de geboorte bezit de foetus de meeste van de eigenschappen die hem een compleet menselijk wezen maken; al na acht weken is het volledige zenuwstelsel aangelegd.’ Uw gesprekspartner kan zich er dan vanaf maken door een stroman aan te vallen, een zwakkere versie van uw argument: ‘Een koe heeft ook een zenuwstelsel, maar dat maakt haar geen menselijk wezen. Als we uw argument volgen, dan mogen we ook geen koeien doden.’
Uw tegenstander doet hier alsof u heeft gezegd dat een foetus een menselijk wezen is omdat hij een zenuwstelsel heeft, terwijl het in werkelijkheid maar een voorbeeld was. Hij valt hier een stroman aan: een zwakke versie van het eigenlijke argument.

12. Het beroep op angst
‘Jij bent tegen levenslange opsluiting van criminelen, maar daar zul je wel anders over denken op het moment waarop jij of je kinderen het slachtoffer worden van weer zo’n vroeg vrijgelaten misdadiger.’
Deze spreker wil u bang maken voor de gevolgen van uw standpunt. Hij wakkert bij u onrust aan om zo een discussie te omzeilen. Laat u niet intimideren.

Dit artikel is gebaseerd op de inzichten uit het boek Zelf denken. Een korte cursus intellectuele zelfverdediging, door Normand Baillargeon, 150 blz., uitg. De Wereld, Tilburg 2008, € 24,50