Een rustig, wijsgerig bestaan zit er sindsdien niet meer in: in plaats van tussen de boeken, leeft Hirsi Ali tussen de lijfwachten. Maar ook haar politieke inspiratie put zij uit de filosofie, onder meer die van de Oostenrijks-Britse denker Karl Popper, wiens boek The Open Society and its Enemies uit 1945 grote indruk op haar maakte. ‘Ik krijg veel complimenten voor mijn moed’, vertelt Hirsi Ali. ‘Maar ik ben helemaal niet moedig. Wat ik doe is Popper volgen in zijn wijze van stelling nemen, in zijn streven naar waarheid. Popper leerde me niet bang te zijn. Denksystemen als het communisme en de islam maken het individu angstig, en staan daarmee de open society in de weg.’
Kwetsbaar
Daarom betreurt zij ook dat Paul Cliteur onlangs verklaarde zijn toon te gaan matigen, nadat uit een AIVD-rapport bleek dat de felle meningen van hem en andere opiniemakers olie op het vuur van de radicale islam zijn. ‘Ik ben heel verdrietig om zijn besluit’, zegt Hirsi Ali. ‘Paul Cliteur is een bondgenoot van mij. Ik vind het vreselijk dat één van de beste hedendaagse verdedigers van de rechtsstaat zich op een andere manier wil gaan uiten dan op zijn eigen manier.’
Hirsi Ali roept Cliteur daarom op vooral niet te zwichten voor kritiek of bedreigingen. ‘Het doet er niet toe of ik het met hem eens ben of niet – over sommige dingen verschillen we van mening – maar ik vind wel belangrijk dat hij volhoudt.’ Aan de andere kant begrijpt ze zijn angst ook. ‘Ik word bewaakt, maar Paul niet. En columnisten als Sylvain Ephimenco en Afshin Ellian evenmin. Die mensen zijn hartstikke kwetsbaar. Dat maakt mij wel bang. Omdat ik bewaking heb, kan ik doorgaan. Als ik geen bewaking had, zou ik het niet gehaald hebben. Voor veel moslims zijn Cliteur en Ephimenco toch ketters die allang de weg kwijt zijn. Maar ik heb van binnenuit, als moslim, gezegd dat de islam gemeten naar westerse standaarden achterlijk is. Mensen zijn zo woedend.’
Vanuit hun sociaal-culturele achtergrond is dat ook best begrijpelijk, vindt Hirsi Ali. ‘Ik ben opgegroeid in verschillende islamitische landen. Vanuit de overtuiging van de goedheid en universaliteit van hun boodschap, bouwden fundamentalisten daar allerlei voorzieningen en moskeeën. In het begin is dat natuurlijk gezellig. Maar in ruil voor de gezelligheid moest de pure islam beleden worden. En als de groepen groot genoeg waren, werd men agressief. Wie niet vrijwillig meedeed, werd gedwongen. En opeens was er een onderscheid tussen de gemeenschap van gelovigen en de gemeenschap van niet-gelovigen. En binnen de gemeenschap van gelovigen werd elk dissident geluid afgedaan als kafir, als ketters.’
De open samenleving zou hier op moeten antwoorden met een verlichtingsoffensief. ‘Ging men maar met Popper onder de arm naar die mensen toe. Of met Hayek, of met Mill, of een heleboel andere verlichtingsfilosofen. Waarbij gezegd zou worden: wij gaan geen voorzieningen voor jullie neerzetten, maar we leren hoe jullie dat zelf kunnen doen. En lees Popper. Karl Popper heeft zo z’n voordelen boven de profeet Mohammed. Hij doet een beroep op de rede en verlangt niet dat je hem als heilige beschouwt. Hij moedigt je juist aan om kritiek op hem te uiten.’
Om die reden kan haar popperiaanse boodschap nooit fundamentalistisch worden, denkt zij – hoewel critici daar wel voor waarschuwen. ‘Ik ben ook gevoelig voor die kritiek. Maar uiteindelijk leg ik niemand iets op.’ En hoe zit het dan met haar voorstel om actief te controleren op besnijdenis van jonge moslimvrouwen? ‘Dat is een keuze tussen twee kwaden. Genitale verminking van kinderen is in Nederland wettelijk verboden. Toch komt het voor. En het is bijna een dogma in Nederland dat je mensen niet mag controleren. Maar ook hier geldt de stelling van Popper dat de samenleving dynamisch is. We worden nu met iets geconfronteerd waar we een antwoord op moeten vinden. Deze verminking los je alleen op door enerzijds een strafrecht met tanden en anderzijds voorlichting. Of beter gezegd: vérlichting.’
Filosofie Magazine behandelt dit jaar de tien belangrijkste filosofische werken van onze eigen IJzeren Lijst. Prominente Nederlanders vertellen welke invloed deze boeken op hun leven, werk en denken hebben.
1. Aristoteles – Ethica Nichomacheia
2. Immanuel Kant – Kritik der reinen Vernunft
3. Plato – Politeia
4. John Rawls – A Theory of Justice
5. René Descartes – Meditaties
6. Karl Popper – The Open Society and its Enemies
7. Plato – Symposion
8. Karl Marx – Das Kapital
9. Hannah Arendt – The Human Condition
10. Benedict de Spinoza – Ethica