Home ‘Je wilt niet horen bij de gemiddelde mens’

‘Je wilt niet horen bij de gemiddelde mens’

Door Erno Eskens op 23 juni 2003

08-1997 Filosofie Magazine Lees het magazine

De personages van Homeros worden gedreven door eerzucht. Ze willen grootse daden verrichten, eeuwige roem verwerven. Volgens de Britse filosoof Bernard Williams is dit bij uitstek een sociale ambitie. ‘Je hecht alleen aan roem als je je ook hecht aan de samenleving. Hetzelfde geldt voor schaamte.’

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.
Log in als abonnee Geen abonnee? Bekijk de abonnementen

Zodra ik mensen hoor praten over de zin van het leven, ren ik direct naar mijn geweer. Want ik durf te wedden dat ze me iets proberen aan te smeren.’ Bernard Williams (1929), filosoof in Oxford, gelooft niet in makkelijke antwoorden op moeilijke vragen. Jehova-achtige types die de zin van het leven met de voet tussen de deur aan de man brengen, hebben niet zijn sympathie. ‘Het leven heeft geen zin,’ zegt hij met een vrolijk gezicht. ‘En dat bevalt me wel. Het biedt mij de mogelijkheid om zelf zin aan het leven te geven.’ De tijd van de grote ideologieën en de grote geloofssystemen is voorbij, volgens Williams. ‘Vroeger geloofde men dat je de zin van het leven kon ontdekken, dat er een of andere kosmische zin of bedoeling bestond, maar ik denk niet dat je dit nog kunt volhouden. Dergelijke “grote verhalen”, zegt monsieur Lyotard terecht, zijn onhoudbaar en ongeloofwaardig geworden. Er is geen raadsel dat je kunt oplossen door een of andere kosmische morele wet te ontwaren. Er is alleen het raadsel en de oplossing moet je zelf bedenken.’

‘Als ik zeg dat het leven geen zin heeft, betekent dat niet dat het leven betekenis- of zinloos is. Als je dat zegt, verval je in het andere uiterste. Bertrand Russell had daar nogal een handje van. In zijn meer sentimentele buien zei hij: “We zijn een klein stipje op een minuscule planeet die in een enorme leegte hangt.” Frank Ramsey, een tamelijk gezette collega van Russell, reageerde daar nogal laconiek op door te zeggen: “Sommigen van mijn vrienden zijn meer onder de indruk van de omvang van het universum dan ikzelf. Misschien komt dat wel omdat ik 125 kilo weeg.” Het was natuurlijk een grapje, maar Ramsey had wel gelijk: het feit dat ik kleiner ben dan het heelal, is niet veel interessanter dan de opmerking dat ik kleiner ben dan een brontosaurus of een wolk. Dat maakt ons nog niet groot of klein.’

Nog-breder-beeld

‘In de tijd dat we ons in het centrum van het universum waanden en het heelal om ons heen draaide, gaven we het leven zin door te geloven in goden of in kosmische structuren. Nu is dat niet meer vanzelfsprekend. Dat lijkt een grote verandering, maar misschien valt dat wel mee. Feuerbach had gelijk toen hij zei dat ook geloof een projectie is. Daarmee is het een uiting zoals alle andere: een bedenksel waarmee je zin geeft aan je leven; een manier om onder woorden te brengen wat je zinvol acht. Nu hebben we bijvoorbeeld de kunst, ook zo’n expressievorm. De manier waarop men zin geeft aan het leven verandert, maar dát men zin geeft aan het leven is iets van alle tijden.’

‘Juist omdat het geloof door mensen is gemaakt, moeten we er volgens mij respect voor hebben. We hebben toch ook voor andere uitingen waarmee mensen zin geven aan het bestaan? We respecteren kunst toch ook? Aan de andere kant moet je eerlijk zijn en durven te kijken naar wat de best denkbare manier is om je leven zin te geven. Ik denk dan dat geloof niet de beste manier is. En ik sta daar niet alleen in. Voor de meeste mensen is het geloof in dergelijke kosmische waarheden verouderd. Dat betekent niet dat het tijd is om het geloof te bestrijden, maar dat je eens moet kijken naar andere uitingsvormen die op een betere manier zin aan het leven kunnen geven.’

‘Als ik om me heen kijk, zie ik dat sommige menselijke activiteiten en prestaties meer betekenis hebben dan andere; dat ze belangrijk voor ons zijn. Ik denk dan aan alles wat er op historisch, politiek en artistiek terrein is bereikt. Soms vergeet je dat wel eens, maar het is echt verbazingwekkend wat mensen hebben bewerkstelligd. De hele samenleving, de infrastructuur, de boeken, de kennis. Misschien is het niets in vergelijking met wat de inwoners van Alfa Centauri hebben bereikt – wie weet hebben ze daar een nog-brederbeeld-televisie die wordt aangestuurd door verbeterde wiskundige vergelijkingen van Fermat – maar dat is allemaal niet zo interessant. Kijk liever naar wat wij hier hebben bereikt en probeer daarmee zin te geven aan je leven.’
‘De kunst is om je te verhouden met de wereld waarin je nu eenmaal toevallig leeft. Toevallig, want waar je wordt geboren en wat voor talenten je meekrijgt, heb je niet in de hand. En het is letterlijk een kunst om er iets van te maken. Leven is een kunstwerkje en je moet het doen met het materiaal dat je hebt. Het is waar dat van onze nobelste bedoelingen vaak niets terechtkomt. Door banaal toeval of door domme pech. In die zin is het leven tragisch: je kunt niet in alles slagen. Maar veel dingen lukken natuurlijk wel. De meeste mensen hebben het geluk dat ze het toeval een beetje naar eigen hand kunnen zetten en enige zin aan het leven kunnen geven.’

In memoriam

‘Als je denkt dat zin van buitenaf komt, dat er een voorafgegeven zin bestaat, praat je al snel in van die zwaarmoedige termen als schuld en verlossing. Verlossing als je de zin van het leven kunt bereiken; schuld als je tekortschiet. Het christendom bekijkt de wereld door deze bril: je moet de morele wet van de bijbel gehoorzamen en je staat er alleen voor. Pech bestaat niet. Faal je, dan ben je schuldig. Geen excuus. Slaag je, dan ben je verlost. Ook niet-gelovige mensen bekijken hun leven nogal eens zo. Ken je dat, van die mensen die hun levensloop zo vertellen dat de zin van hun leven er direct als een soort wetmatigheid uit volgt? “Ik ontmoette Lucy op een of ander plek, we gingen zus of zo en daarna werd het me duidelijk waar ik al die tijd al naar streefde. Ik veranderde van carrière en sindsdien…Ik vind dat verdacht. Alsof je zo zou moeten leven dat er na afloop een sappig in memoriam over je valt te vertellen. En alsof van tevoren vaststaat aan welke wetmatigheden je moet gehoorzamen om zo’n in memoriam bij elkaar te leven. Alsof je die wetmatigheden buiten jezelf kunt ontdekken; alsof het je plicht is om zo te leven.’

‘We kunnen op dit punt iets leren van de Grieken. Zij kenden dat vreselijke idee van een opgelegde morele plicht niet. Moraal was bij hen niet iets externs. Het zat in jezelf. Het was een kwestie van karakter. Iemand als Aristoteles legt niemand een morele wet op. Hij wil juist dat iedereen in zichzelf op zoek gaat naar de moraal. Ken jezelf. Hij wijst op zelfbeheersing, een karakterdeugd. Het is iets waar je je in kunt bekwamen, zegt hij. Je moet proberen je angst, je agressie en je lusten een beetje in toom te houden. Dat advies formuleerde hij niet als een morele wet die overtreden zou kunnen worden. Hij propageerde het als een mooie eigenschap: ieder mens kan zelf moreel worden.’

‘Bij Homeros vind je ook iets dergelijks. Hij schetst mensen die gedreven worden door een andere karaktertrek: eergevoel. Zijn personages willen dingen doen die door het nageslacht worden herinnerd. Dat spreekt mij aan: goede dingen doen, eergevoel, roem. in die begrippen staat het persoonlijke levensproject van het individu centraal, maar tegelijkertijd zijn dit karaktereigenschappen die bij uitstek sociaal zijn. je hecht alleen aan roem als je je ook hecht aan de samenleving. Hetzelfde geldt voor schaamte. Wie zich schaamt voor iets wat hij heeft gedaan, maakt zich zorgen over wat anderen van hem denken.’

‘Een moraal van eer en schaamte klinkt misschien wat lullig, omdat het suggereert dat je volledig afhankelijk bent van die anderen. Maar de Grieken wisten al dat dit zo niet in elkaar zit. Je schaamt je niet ten opzichte van iedereen. Je schaamt je alleen tegenover mensen die je respecteert. De rest kan je gestolen worden. Alleen de geïdealiseerde medemens dient als morele standaard. Dat lijkt mij prachtig. Het betekent dat je in een wereld met andere mensen leeft en dat het je raakt wat je medeburgers van je denken. Je bent er emotioneel bij betrokken. Het betekent ook dat je niet wilt horen bij de gemiddelde mens, maar streeft om tot de meer respectabelen te behoren.’

‘Schaamte, eer en roem bestaan alleen in een gemeenschap. Het gangbare verwijt – dat de pleuris uitbreekt als je de morele wet afschaft – snijdt dus geen hout. De pleuris breekt eerder uit als je vasthoudt aan dat schuldbegrip. Schuld is een privé-aangelegenheid. Schuld heb je niet ten opzichte van anderen, maar ten aanzien van een of andere abstracte morele wet. je staat er alleen voor. In een cultuur waarin schaamte en eer centraal staan – en ik hoop dat we die cultuur weten te bewerkstelligen – treedt de gemeenschap meer op de voorgrond. Als je deze karaktereigenschappen een kans alleen maar zichzelf willen bewijzen. Ze willen zich wel bewijzen, maar niet ten koste van de samenleving. Ze willen zich juist bewijzen in de samenleving.’

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Teleac/Not.