Home Je moet je leven veranderen

Je moet je leven veranderen

Door Peter Giesen op 29 juni 2011

Cover van 06-2011
06-2011 Filosofie magazine Lees het magazine

Je wilt je leven wel veranderen en groener maken, maar je bent ook erg gehecht aan culinaire uitspattingen en intercontinentale vliegreizen. Peter Giesen zocht een uitweg uit dat dilemma en ging te rade bij de Duitse denker Peter Sloterdijk.

Dit artikel is exclusief voor abonnees

Dit artikel op Filosofie.nl is alleen toegankelijk voor abonnees. Met liefde en zorg werken wij iedere dag weer aan de beste verhalen over filosofie. Steun ons door lid te worden voor maar €4,99 per maand. Log in om als abonnee direct verder te kunnen lezen of sluit een abonnement af.


De eerste keer dat ik Peter Sloterdijk interviewde, vroeg zijn uitgever of ik met de grote Duitse filosoof wilde gaan lunchen. Het Amsterdamse hotel waar hij logeerde verwees me naar een typisch Hollandse eetkelder waar het menu gemakshalve was voorgedrukt op papieren placemats. Tot de specialiteiten van het huis behoorden de uitsmijter en het glas karnemelk. Zelden zag ik zo’n misprijzend gezicht als dat van Sloterdijk. Hij ontdooide pas toen we even later in het uitstekende restaurant Zuid Zeeland met een goede witte wijn achter de dorade zaten.
Ik was dan ook verrast dat Sloterdijk de lof van de ascese zingt in zijn nieuwe boek Je moet je leven veranderen. Om de planeet te redden moeten we onze ‘ecologische voetafdruk’ zo klein mogelijk maken. Die boodschap had ik niet verwacht van de omvangrijke ziener uit Karlsruhe, die ik eerder als lekkerbek en libertijn zag dan als strenge milieumeester. Toch inspireert zijn boodschap, misschien vanwege die onwaarschijnlijke afzender. Te vaak wordt het milieu verdedigd door woordvoerders in het genre Lucas Reijnders. Met alle respect voor hun kwaliteit: ze hebben de vreugdeloze uitstraling van de man die zich met een glas melk en een snee roggebrood met hüttenkäse voorbereidt op zijn volgende marathon. Elke stap die zij zetten lijkt gemonitord te worden door de humorloze stem van hun geweten. Ik heb al vaak gedacht dat de milieubeweging gebaat zou zijn bij dikke woordvoerders, die onze menselijke zwakheden uit de eerste hand kennen. Welnu, daar is hij dan: Peter Sloterdijk.

Moeilijk
Sloterdijk stelt een absolute imperatief: je moet je leven veranderen. Maar hij beseft hoe moeilijk dat is. ‘Ik moet elk moment een prognose maken omtrent de gevolgen van mijn handelen voor de ecologie van de wereldsamenleving’, schrijft hij. Zo mogelijk nog zwaarder is de eis van broederschap met alle mensen ter wereld. ‘Het komt me zelfs belachelijk voor mezelf als lid van een volk van 7 miljard te beschouwen, terwijl mijn eigen natie me al te veel is. Ik moet als wereldburger mijn mannetje staan, ook al ken ik nauwelijks mijn buren en verwaarloos ik mijn vrienden.’ Kortom, ‘Ik moet me ontplooien tot een fakir van de co-existentie van alles en allen, en mijn voetafdruk op de omgeving reduceren tot het spoor van een veer.’
Ik heb het gevoel dat Sloterdijk me begrijpt, als een mens die het beste met de aarde voorheeft, maar ook van lekker eten houdt, ook al is de ecologische herkomst niet altijd even verantwoord; die liever in een comfortabele auto rijdt dan zich opvouwt in een ondermaats Peugeotje met Greenwheels-logo. Sloterdijk wijst ons ook een weg uit zulke dilemma’s. Zijn doel – een groene, vreedzame wereld – lijkt utopisch, maar zijn boek is dat niet. Hij geeft geen blauwdruk van een aards paradijs, noch een ook maar schetsmatig uitgestippelde route daarnaartoe. Hij zegt alleen op welke manier we aan een betere wereld kunnen werken: door te oefenen.

De mens is potentieel superieur aan zichzelf, zei Socrates al. Maar die potentie kan hij slechts waarmaken door elke dag te oefenen. Filosofen, monniken en grote kunstenaars gingen ons al voor. Een mens kan slechts vooruitkomen door naar het onmogelijke te streven, zegt Sloterdijk Friedrich Nietzsche na. Natuurlijk valt het niet mee om een heilige of een Rembrandt te worden. Maar als je het elke dag probeert, kun je nog een heel eind komen. Waarschijnlijk bereik je niet het doel dat je voor ogen stond, maar je komt heel wat verder dan wanneer je niet naar het onmogelijke zou streven.
Het is een troostrijke gedachte. Elke dag kan ik een beslissing nemen die mijzelf en de wereld een beetje vooruithelpt. Zuinig doen met energie, minder vlees eten, geen tuinstoelen van tropisch hardhout aanschaffen. Ik ben nooit verloren. Als ik faal, begin ik morgen opnieuw, net zo lang tot ik dichter bij mijn doel ben gekomen. De beweging is belangrijker dan het einddoel, maar paradoxaal genoeg is het onhaalbare doel nodig om in beweging te komen.

Crisisgodin
Wel vraag ik me af of Sloterdijk niet overdrijft, als hij spreekt over een ‘crisisgodin’ die ons beveelt ons leven te veranderen, als de God van het monotheïsme. Ik ben nooit zo onder de indruk van het woord ‘crisis’. Het is al crisis zo lang ik me kan herinneren. In de jaren tachtig was ik zelf lid van een ‘verloren generatie’ die gedoemd was tot werkloosheid en andere ellende. We zijn allemaal prima terechtgekomen. Veel van mijn vrienden lieten zich omscholen tot informaticaspecialist en verdienden een veelvoud van wat zij ooit met hun incourante alfa- en gammastudies verdiend zouden hebben. In die tijd werd ook in louter apocalyptische termen gesproken over zure regen en das grosse Waldsterben. Ik heb er nooit meer iets over gehoord.
Een sterk argument is dat niet, besef ik. Dat problemen in het verleden werden opgelost, bewijst niet dat ze in de toekomst ook worden opgelost. De Britse bioloog Matt Ridley, zelf een groot optimist, drukte het mooi uit: ‘Misschien lijk ik wel op de man die van een wolkenkrabber springt en ter hoogte van de eerste verdieping zegt: tot nu toe gaat alles goed.’ Toch kan ik er niets aan doen: ik zie het probleem van het klimaat en de uitputting van de aarde, maar de jaren tachtig hebben me immuun gemaakt voor doemdenken.

Nieuwe elite
Interessant is Sloterdijks aan Nietzsche ontleende stelling dat het leven ‘naar boven moet streven’. De egalitaire cultuur van de democratische samenleving leidt slechts tot de verdoving van een comfortabel bestaan, waarin mensen hun ogen sluiten voor de werkelijke problemen, zeker als die op langere termijn spelen. Sloterdijk heeft zijn hoop gevestigd op een nieuwe elite, die hij overigens liever avant-garde noemt. Expliciet maakt hij een vergelijking met de imitatio Christi van middeleeuwse monniken. Hij ziet een soort groene monniken opstaan, die de samenleving de weg wijzen.
De maatschappelijke wind waait echter uit een heel andere richting. Het populisme is de krachtigste exponent van een stroming die niets wil weten van zo’n groene, kosmopolitische avant-garde. De wijsheid zit bij het volk met zijn gezonde boerenverstand, vinden veel burgers, die zich niet de wet laten voorschrijven door de elitaire kwasten van een groene avant-garde. Alleen al de gedachte om jezelf boven het volk te verheffen wordt aanstootgevend gevonden.
Bovendien is zo’n elite kwetsbaar voor het verwijt van hypocrisie, hetgeen nog sterker geldt voor de grotere groep die bereid is zo’n groene avant-garde te volgen. Er zit een zekere spanning tussen Sloterdijks absolute imperatief – je moet je leven veranderen – en zijn nadruk op oefenen. De absolute imperatief neemt geen genoegen met halve maatregelen. Het oefenproces leent zich daarentegen uitstekend voor uitvluchten. Ik doe mijn best, maar het lukt me nog niet helemaal. Ik weet ook wel dat ik die iPad niet had moeten kopen, omdat Apple zijn Chinese arbeiders op hondse wijze behandelt, maar ik vind hem zo mooi en kan hem zo goed gebruiken voor mijn werk. Bovendien: is Samsung een haar beter?

Verheven gedachten
Juist die kloof tussen leven en leer – eeuwenlang niet meer dan een fact of life – stuit tegenwoordig op enorme weerstand. Onze cultuur verlangt eerlijkheid en authenticiteit. Daarom worden verheven gedachten, zoals betrokkenheid bij een bredere buitenwereld, al snel gewantrouwd. En natuurlijk raken de gebeurtenissen in Syrië me minder dan een slecht rapport van mijn zoon. Een kritische opmerking bij de koffieautomaat op mijn werk kan ik me heviger aantrekken dan het idee dat miljoenen inwoners van Bangladesh bedreigd worden door overstromingen als gevolg van veranderingen in het klimaat.
Daaruit volgt echter niet dat zulke zondagse gedachten onwaarachtig of waardeloos zijn. Er is een ‘ik’ dat zich vooral met zijn eigen belangen bezighoudt. Maar er bestaat ook een ‘beter ik’, dat als burger en wereldburger zijn beste beentje voor wil zetten. Tussen die twee bestaat natuurlijk een sterke spanning. Maar als ik mijn ‘betere ik’ niet meer serieus neem, rest mij slechts de doodlopende straat van het cynisme. Er is maar één manier om nooit betrapt te worden op hypocrisie en inconsequent gedrag: afstand doen van iedere vorm van idealisme. Dat lijkt me ook weer geen vooruitgang.
Peter Sloterdijk heeft een boek geschreven voor mijn ‘betere ik’, die ploeterende, inconsequente, altijd tekortschietende wereldburger in mij. Ondertussen moet mijn gewone ‘ik’ nog veel oefenen. ‘Üben, üben, üben’, staat in het motto van het boek – in het Duits klinkt het een stuk beter.
Ook Sloterdijk moet nog veel oefenen. Een maand geleden interviewde ik hem opnieuw. Vlak daarna stapte hij op het vliegtuig naar Amerika.